vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1060573 CV EXPL 09-20848
Vonnis van: 17 september 2010
F.no.: 646
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen [eiseres]
gemachtigde: mr. N.R.H. Boasman-Trustfull
t e g e n
GVB EXPLOITATIE B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen GVB
gemachtigde: mr. J.M. Tamis
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 18 juni 2010 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft op 19 augustus 2010 een comparitie van partijen plaatsgevonden.
De zaak staat thans weer voor vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
feiten
De kantonrechter handhaaft het in het tussenvonnis van 18 juni 2010 onder 1 gestelde. Daarnaast staat, als gesteld en niet (voldoende) weersproken, het volgende vast:
1.1. [eiseres] heeft zich eind oktober 2008 bij haar huisarts gemeld. Toen bleek dat zij geen longklachten (meer) had.
1.2. [eiseres] heeft na haar ontslag door GVB eerst een uitkering ontvangen, en heeft thans weer een baan.
Beoordeling
2. In het tussenvonnis van 18 juni 2010 is overwogen dat een in de proeftijd gegeven ontslag aantastbaar kan zijn, indien het is gegeven in strijd met regelgeving op het gebied van gelijke behandeling, of wanneer (anderszins) sprake is van strijd met het goed werkgeverschap.
3. Vast staat dat de redenen op grond waarvan [eiseres] zich in september 2008 bij GVB heeft ziek gemeld, niet zijn terug te voeren op een handicap of chronische ziekte. Van strijd met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte is daarom geen sprake.
4. Ter zitting is gebleken dat partijen van mening verschillen over veel gebeurtenissen die in de week van 21 september 2008 hebben plaatsgevonden. Ter zitting is duidelijk geworden dat de communicatie tussen [eiseres] enerzijds, en mevrouw [naam 1] van GVB anderzijds, niet goed verliep. De kantonrechter heeft niet kunnen vaststellen dat één der partijen daarvan een overwegend verwijt te maken valt. Dat GVB het dienstverband tijdens de proeftijd heeft beëindigd (mede) vanwege die niet goed lopende communicatie, is echter niet in strijd met het goed werkgeverschap. Relevant daarbij is dat GVB, juist om in het verleden voorkomende hoge ziekteverzuim terug te dringen, het goed kunnen communiceren met werknemers omtrent hun ziekte(melding) van groot belang acht.
5. Nu niet is gebleken dat zich enige grond voordoet waarom het in de proeftijd gegeven ontslag aantastbaar is, ontbeert de vordering van [eiseres] tot schadevergoeding een rechtsgrond.
6. Niet is komen vast te staan dat GVB er naar haar personeel toe melding van heeft gemaakt dat [eiseres] is ontslagen vanwege het niet goed functioneren en haar starre houding. GVB heeft het standpunt van [eiseres] dienaangaande gemotiveerd weersproken en [eiseres] heeft geen bewijs van haar stelling aangeboden. Ook de vordering van [eiseres] tot rectificatie zal daarom worden afgewezen.
7. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten die aan de zijde van GVB tot op heden begroot worden op 600,-, inclusief eventueel verschuldigde btw;
III. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.