RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: 10/173 WASCHB
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 november 2011 in de zaak tussen
[naam eiseres], te [plaatsnaam], eiseres
(gemachtigde: R.J. ten Lande),
en
de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap van Amstel, Gooi en Vecht, voor deze het Waternet, verweerder
(gemachtigde: V. den Ouden).
Procesverloop
Bij op 6 januari 2010 ontvangen brief is beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 4 december 2009. Daarna is verweerder eiseres alsnog geheel of gedeeltelijk tegemoet gekomen. Bij faxbericht van 26 september 2011, waarmee namens eiseres het beroep is ingetrokken, is verzocht verweerder te veroordelen in de kosten van het geding.
Het geding is behandeld ter zitting van 27 september 2011, waar partijen, met afbericht, niet zijn verschenen.
Motivering
1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan het bestuursorgaan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb, in de kosten worden veroordeeld.
2. Eiseres heeft verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten heeft zij niet nader gespecificeerd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat eiseres in aanmerking wil komen voor een vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van eiseres om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank maakt hieruit op dat verweerder geen bezwaar heeft tegen een proceskostenveroordeling conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
4. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres voor de behandeling van haar beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft de rechtbank de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,-. Hierbij heeft de rechtbank voor het opstellen van het beroepschrift één punt toegekend en het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld.
5. Een proces¬kosten¬veroor¬deling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb ziet niet op de (terug)betaling van griffierecht. Op grond van het bepaalde in artikel 8:41, vierde lid, van de Awb dient het desbetreffende bestuursorgaan in een geval als het onderhavige het griffierecht van rechtswege te vergoeden, zodat de rechtbank over de terugbetaling van griffierecht geen uitspraak hoeft te doen.
Beslissing
De rechtbank
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiseres redelijkerwijs gemaakte proceskosten ten bedrage van € 437,-;
- bepaalt dat de betaling van € 437,- dient te worden gedaan aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.A. Swildens, voorzitter, mr. T. Luigjes en mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Jacobs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2011.
griffier rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.