RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 523733 / KG ZA 12-1124 MvW/JWR
Vonnis in kort geding van 11 oktober 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAPGEMINI NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres bij dagvaarding van 22 augustus 2012,
advocaten mr. S.F. Sagel en mr. J.T. van der Kroon te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DELOITTE HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DELOITTE CONSULTING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaten van gedaagden sub 1 en 2 mr. F.G. Defaix en mr. E.M. van Winden-Spaans te Rotterdam,
3. [gedaagde 3],
wonende te [plaats],
4. [gedaagde 4],
wonende te [plaats],
5. [gedaagde 5],
wonende te [plaats],
6. [gedaagde 6],
wonende te [plaats],
7. [gedaagde 7],
wonende te [plaats],
8. [gedaagde 8],
wonende te [plaats],
9. [gedaagde 9],
wonende te [plaats],
10. [gedaagde 10],
wonende te [plaats],
11. [gedaagde 11],
wonende te [plaats],
12. [gedaagde 12],
wonende te [plaats],
advocaat van gedaagden sub 3 tot en met 12 mr. R.P. Gasseling te Rotterdam,
13. [gedaagde 13],
wonende te [plaats],
gedaagden,
rechtshelper gedaagde sub 13 mr. J.K. Boesveld te Leusden.
Eiseres zal hierna Capgemini worden genoemd. Gedaagden sub 1 en 2 zullen gezamenlijk worden aangeduid als Deloitte. Gedaagden sub 3 tot en met 13 zullen ook worden aangeduid als “de vertrekkende werknemers”. Ingeval alleen gedaagden sub 3 tot en met 12 worden bedoeld zullen deze worden aangeduid als “de overstappende werknemers”. Gedaagde sub 13 zal [gedaagde 13] worden genoemd. Alle gedaagden gezamenlijk zullen worden aangeduid als Deloitte c.s.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 30 augustus 2012 heeft Capgemini gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Deloitte c.s. heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Alle partijen hebben producties in het geding gebracht en de respectieve raadslieden hebben hun pleitnota’s overgelegd.
Ter terechtzitting is in het kader van mediation de zaak pro forma aangehouden tot
1 oktober 2012. Partijen hebben vervolgens om voortzetting van de behandeling verzocht, welke overeenkomstig de ter terechtzitting gemaakte afspraken heeft plaatsgevonden door middel van een schriftelijke re- en dupliek.
Ter zitting waren aanwezig:
- namens Capgemini [A] en [B], bijgestaan door mr. S.F. Sagel en mr. J.T. van der Kroon;
- namens Deloitte [C] en [D], bijgestaan door
mr. F.G. Defaix en mr. E.M. van Winden-Spaans;
- gedaagden sub 3 tot en met 9 en gedaagden sub 11 en 12, bijgestaan door
mr. Gasseling;
- [gedaagde 13], bijgestaan door mr. Boesveld.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Capgemini en Deloitte zijn bedrijven die beide werkzaam zijn op de Nederlandse consultancy markt.
2.2. De vertrekkende werknemers waren tot 1 oktober 2012 in dienst van Capgemini. Allen waren werkzaam binnen de zogeheten TMU-practice en bekleedden daar de positie van vice-president dan wel principal, zijnde de twee hoogste geledingen binnen het betreffende bedrijfsonderdeel.
2.3. De vertrekkende werknemers hebben allen in juli 2012 hun arbeidsovereenkomst met Capgemini opgezegd tegen 1 oktober 2012. De overstappende werknemers deden dit in verband met indiensttreding bij Deloitte, [gedaagde 13] in verband met indiensttreding bij [E].
2.4. Capgemini is met de vertrekkende werknemers een relatiebeding overeengekomen, inhoudende – kort gezegd – dat zij niet binnen een jaar na beëindiging van hun dienstverband bij Capgemini werkzaamheden mogen verrichten voor bedrijven waarvoor zij in het laatste jaar van hun dienstverband bij Capgemini eveneens werkzaam zijn geweest.
2.5. Verder is Capgemini met de vertrekkende werknemers het volgende niet-benaderingbeding overeengekomen:
“ Het is de medewerker niet toegestaan, niet tijdens het dienstverband en niet na beëindiging van het dienstverband, wervingsactiviteiten onder medewerkers te verrichten met als doel (een) medewerker(s) te bewegen het dienstverband met werkgever te beëindigen”.
2.6. Daarnaast is Capgemini met de vertrekkende werknemers een geheimhoudingsbeding overeengekomen dat, voor zover van belang, luidt als volgt:
“Het is de medewerker niet toegestaan, niet tijdens het dienstverband en niet na beëindiging van het dienstverband, aan derden mededeling te doen over zaken, die hem uit hoofde van zijn functie of anderszins bekend zijn en waarvan hij weet of redelijkerwijs dient te vermoeden dat daardoor op enigerlei wijze de belangen van werkgever of één van haar medewerkers of één van haar cliënten geschaad kunnen worden”.
2.7. In verband met het vertrek van zoveel werknemers met een leidinggevende positie tegelijk naar een concurrerende onderneming is door Capgemini een onderzoek gestart naar de achtergronden hiervan. Daarbij zijn onder meer de laptops van de vertrekkende werknemers onderzocht. Uit dit onderzoek is onder meer het navolgende naar voren gekomen.
2.8. Op 3 oktober 2011 heeft gedaagde sub 6, nader te noemen [gedaagde 6], aan drie van de overstappende werknemers het volgende bericht gestuurd:
“Sturen jullie me nog even je verkort CV? Thanx on behalf of D ;-)”
2.9. Verder is een word-bestand op de laptop van [gedaagde 6] aangetroffen met de volgende inhoud:
“Hi [F], [G],
Vorige week hebben [G] en ik al even contact gehad en telefonisch het proces doorgesproken om e.e.a. concreter te gaan maken de aankomende dagen/weken.
Even korte status update waar ik/we nu staan aan onze kant. Ik heb aantal informele gesprekken gehad met het senior deel van ons team. Gaat om 5 princpals, 2 bijna-VP’s (…), 1 Associate Director (…) en ikzelf dus. Allen zijn geïnteresseerd in Deloitte, na een werve(le)nd verkoopverhaal van mij ;-). Uiteraard van belang dat ze dit ook van jullie horen en dus goed om aantal concrete stappen te zetten, zoals deels al afgesproken”
2.10. Verder volgt uit het onderzoek dat een aantal van de vertrekkende werknemers gezamenlijk een business-case hebben voorbereid en aan Deloitte hebben gepresenteerd. Concept versies daarvan zijn via het onderzoek in het bezit van Capgemini gekomen.
2.11. Op de laptop van [gedaagde 13] is een geheugenwisselbestand aangetroffen met onder meer de volgende inhoud:
“Het uitgangspunt was (…) dat Delta graag Cheetah wilde overnemen en integreren omdat Cheetah een sterk team, een gezonde funnel en resultaten heeft en ook een erg sterke positie heeft in een markt waar Delta in wil gaan groeien. Delta wilde door snelheid en een goed voorstel gesprekken met andere mogelijk geïnteresseerde partijen aftroeven. Het Cheetah management team ziet veel potentie om haar huidige positie en groeiwensen binnen Delta verder uit te bouwen en wil er daarom ook alles aan doen om het huidige team te mobiliseren en te integreren in Delta. Uit de voorstellen en contracten krijgen wij echter het gevoel dat Delta vooral een juridische insteek heeft genomen (…) en dat heeft vertaald naar een overgang op basis van gelijke arbeids en contractuele voorwaarden (…) maar we hebben het hier over de overname van een succesvol team met uitstekende financiele resultaten, klantrelaties, salesfunnel en marktpositie waarvoor door Delta geen overnamekosten betaald hoeven te worden en waar Delta 35+ goed opgeleide en ervaren professionals mee binnenhaalt zonder daarvoor recruitment en trainingskosten te hoeven betalen (…) vragen Delta om (…) met een beter voorstel te komen want een goede sign-on bonus kan juist een belangrijk aspect zijn om de professionals onder Partner nivo over de streep te trekken.”
2.12. Op de laptop van [gedaagde 13] is verder onder meer een bericht van gedaagde sub 3, verder te noemen [gedaagde 3], aangetroffen d.d. 2 mei 2012, waarin hij schrijft “Ik heb ook [gedaagde 12] bijgepraat over onze plannen”.
2.13. Verder heeft het onderzoek ertoe geleid dat Capgemini ermee bekend is geraakt dat Deloitte aan (een aantal) overstappende werknemers een signing-bonus betaalt en dat zij heeft toegezegd de kosten voor juridische bijstand ingeval van een door Capgemini aangespannen procedure te vergoeden.
2.14. Tot slot blijkt uit het onderzoek dat de vertrekkende werknemers zijn opgeroepen om persoonlijke gegevens van hun pc te halen, waarbij ze vooral moeten letten op de woorden Delta, Deloitte, Cheetah en Dolphin.
3. Het geschil
3.1. Capgemini vordert – samengevat – dat Deloitte c.s. ertoe wordt veroordeeld om alle correspondentie en documenten die betrekking hebben op de indiensttreding van de vertrekkende werknemers bij Deloitte over te leggen, alsmede alle documentatie ter zake de (voorgenomen) arbeidsvoorwaarden van de vertrekkende werknemers en de door de vertrekkende werknemers getekende arbeidsovereenkomsten, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2. Capgemini voert aan dat er op grond van haar onderzoek aanwijzingen zijn dat Deloitte stelselmatig bezig is personeel bij haar te ronselen en dat (een aantal van) de vertrekkende werknemers op instigatie van Deloitte ertoe is overgegaan om, in strijd met hun wettelijke en contractuele verplichtingen, collega’s over te halen om hun arbeidsovereenkomst bij Capgemini op te zeggen en bij Deloitte in dienst te treden. Ook zijn er aanwijzingen dat de vertrekkende werknemers hun geheimhoudingsbeding hebben overtreden, aldus Capgemini. Zowel Deloitte als de vertrekkende werknemers hebben dusdoende volgens Capgemini onrechtmatig tegen haar gehandeld dan wel wanprestatie gepleegd. In verband met een mogelijk hierover te voeren procedure is er sprake van een rechtmatig belang bij afgifte van de gevorderde bescheiden, die Capgemini, gezien de mogelijkheden daartoe, voldoende gespecificeerd acht. Er is volgens Capgemini derhalve voldaan aan de vereisten van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.3. Deloitte c.s. voert verweer. Deloitte ontkent dat er sprake is van een bewust ronselen van personeel van Capgemini. Het initiatief voor de overstap lag bij de vertrekkende werknemers, aldus Deloitte. De overstappende werknemers voeren aan dat een aantal van hen in het najaar van 2011 contact heeft gehad met Deloitte. Deze gesprekken zijn nadien gestaakt. In april 2012 is er opnieuw contact ontstaan. Van een gestructureerde actie was geen sprake, wel is er, toen bleek dat meerdere personen een overstap naar Deloitte wilden maken, gezorgd voor onderlinge coördinatie en afstemming. Van onrechtmatig handelen dan wel wanprestatie is geen sprake, zodat reeds om die reden niet is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv, aangezien daarvoor het bestaan van een rechtsbetrekking noodzakelijk is. Daarnaast achten de overstappende werknemers de vordering te weinig gespecificeerd. [gedaagde 13] betwist eveneens dat er sprake is van een rechtsbetrekking, aangezien er zijns inziens geen sprake is van onrechtmatig handelen dan wel wanprestatie. Ook hij acht de gevraagde bescheiden onvoldoende gespecificeerd.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. In onderhavige zaak wordt op grond van artikel 843a Rv afgifte van bepaalde stukken gevraagd. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is onder meer vereist dat het wat betreft de stukken waarvan afgifte wordt gevorderd gaat om stukken ter zake een rechtsbetrekking waarbij de partij die afgifte vordert (dan wel diens rechtsvoorganger) partij is.
4.3. Derhalve dient eerst te worden ingegaan op de vraag of er sprake is van een rechtsbetrekking waarbij Capgemini partij is. De voorzieningenrechter zal daarbij in haar beoordeling onderscheid maken tussen Deloitte en de vertrekkende werknemers.
4.4. Wat betreft Deloitte stelt Capgemini dat er sprake is van een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad. De handelwijze van Deloitte valt volgens Capgemini te kwalificeren als het stelselmatig benaderen van werknemers van een concurrerende onderneming met het oogmerk hen tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst te bewegen. Daarbij wijst Capgemini er op dat uit het door haar verrichte onderzoek blijkt dat Deloitte signing-bonussen toekent aan overstappende werknemers, werknemers in dienst neemt met behoud van hun arbeidsverleden, aanbiedt kosten van rechtsbijstand van overstappende werknemers te betalen ingeval zij door Capgemini worden aangesproken, uitbetaling van bonussen afhankelijk heeft gemaakt van het al dan niet overstappen van meerdere werknemers en de overstappende werknemers heeft opgeroepen gegevens te wissen. Ook heeft Deloitte geprofiteerd van door [gedaagde 6] en andere vertrekkende werknemers gepleegde wanprestatie. Deze wanprestatie bestond in overtreding van het geheimhoudings- en relatiebeding en het verbod collega’s te bewegen in dienst te treden van een andere werkgever, aldus – steeds – Capgemini.
4.5. Deloitte voert aan dat er in eerste instantie in het najaar van 2011 een aantal gesprekken zijn gevoerd met werknemers van Capgemini. Deze hebben niet geresulteerd in een overstap. In april 2012 hebben deze werknemers opnieuw contact gezocht met Deloitte. In de loop van het proces is [gedaagde 6] daarbij, op verzoek van de vertrekkende werknemers, als contactpersoon op gaan treden. Deloitte betwist dat zij [gedaagde 6] dan wel een van de andere vertrekkende werknemers heeft aangezet tot overtreding van het relatiebeding, het geheimhoudingsbeding dan wel het verbod om collega’s over te halen elders in dienst te treden. De overstappende werknemers hebben, voor zover er van overtreding sprake zou zijn, de beslissing daartoe steeds op eigen initiatief genomen. Deloitte betwist verder dat zij ongebruikelijke arbeidsvoorwaarden heeft gehanteerd om de overstappende werknemers in dienst te kunnen nemen. Dat zij heeft geprobeerd een aantrekkelijk arbeidsvoorwaardenpakket te bieden en daarbij rekening heeft gehouden met de bestaande arbeidsvoorwaarden van de overstappende werknemers is niet onrechtmatig, aldus Deloitte. Ook het vragen om een presentatie van een business plan is niet onrechtmatig, aldus Deloitte. In de praktijk wordt dit regelmatig gevraagd aan werknemers die, buiten een sollicitatieprocedure om, hun belangstelling voor een baan bij Deloitte kenbaar maken. Ook betwist Deloitte dat zij de overstappende werknemers zou hebben geïnstrueerd tot het aan het zicht van Capgemini onttrekken van gegevens.
4.6. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Uitgangspunt is dat een werkgever vrij is personeel te werven. Het enkele feit dat een werknemer voorheen in dienst was van een concurrerende onderneming maakt het niet onrechtmatig om die werknemer in dienst te nemen. Voorts staat het een werkgever in beginsel vrij om arbeidsvoorwaarden te stellen welke naar zijn inzicht recht doen aan de toegevoegde waarde die de betreffende werknemer voor zijn onderneming heeft. Dat er bij het doen van een voorstel ter zake rekening wordt gehouden met de bestaande arbeidsvoorwaarden van de in dienst te nemen persoon en met dienstjaren is niet ongebruikelijk en ook niet onrechtmatig. Een beding ter zake vergoeding van kosten van eventuele juridische bijstand ingeval de voormalig werkgever een procedure aanhangig maakt is minder gebruikelijk maar evenmin onrechtmatig. Hierin kan niet zonder meer een erkenning van onrechtmatig handelen worden gezien.
4.7. In beginsel geldt er evenmin een limiet ten aanzien van het aantal van dezelfde werkgever afkomstige werknemers die in een bepaalde periode in dienst genomen mogen worden. Dat, ingeval van een overstap van meerdere van dezelfde werkgever afkomstige werknemers tegelijk, het onder omstandigheden zo kan zijn dat die gezamenlijke overstap een zodanige meerwaarde heeft dat bepaalde beloningscomponenten afhankelijk worden gesteld van het mede overstappen van anderen, is op zichzelf evenmin onrechtmatig.
4.8. Van onrechtmatigheid is eerst sprake ingeval een werkgever stelselmatig personeelsleden van zijn concurrent benadert om bij hem in dienst te treden en zodoende de bedrijfsvoering van die concurrerende onderneming aantast. Het is echter niet voldoende aannemelijk geworden dat daarvan in dit geval sprake is. Uit de door Capgemini in het geding gebrachte stukken valt af te leiden dat de vertrekkende werknemers onderling contact met elkaar hadden en hun vertrek coördineerden. Dat dit een gevolg was van een door Deloitte gehanteerde werkwijze is echter vooralsnog onvoldoende gebleken. Uit de onder 2.11 geciteerde tekst lijkt eerder af te leiden dat het de vertrekkende werknemers zelf zijn die zich als één geheel wensen te presenteren om zodoende als collectief betere arbeidsvoorwaarden te kunnen bedingen.
4.9. Van onrechtmatigheid van Deloitte kan daarnaast sprake zijn indien Deloitte een ongerechtvaardigd voordeel heeft van door (één of meer van) de vertrekkende werknemers gepleegde wanprestatie. In dat verband heeft Capgemini er op gewezen dat de overstappende werknemers voornemens zijn om gedurende het eerste jaar van hun dienstverband bij Deloitte elkaars klanten te bedienen, om zo de werking van het relatiebeding te ontgaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze manier van omzeilen van het relatiebeding door de werknemers echter niet als wanprestatie aan te merken, zodat hieruit ook geen onrechtmatigheid van Deloitte kan voortvloeien. Dat de overstappende werknemers hun geheimhoudingsbeding hebben geschonden of zullen schenden is naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog niet aannemelijk geworden. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat het vragen om een presentatie van een business case als zodanig niet onrechtmatig is. Ingeval door de overstappende werknemers gedurende de presentatie het geheimhoudingsbeding is overtreden is dat, nu gesteld noch gebleken is dat Deloitte gebruik heeft gemaakt van de mogelijk aldus verkregen informatie, niet als een onrechtmatige daad van Deloitte aan te merken.
4.10. Wat betreft de overtreding door de vertrekkende werknemers van het verbod om collega’s over te halen elders in dienst te treden geldt het volgende. Uit de door Capgemini in het geding gebrachte stukken kan het vermoeden worden ontleend dat een aantal van de overstappende werknemers interesse voor een dienstverband bij Deloitte hebben verkregen nadat zij hierover door een collega zijn gepolst. Het is daarbij echter, zoals hiervoor reeds is overwogen, thans nog onvoldoende duidelijk of deze handelwijze een gevolg is van een opzet van Deloitte of dat de ‘wervende collega’ dit heeft gedaan vanuit de bij hemzelf ontstane gedachte dat het zinvoller was om als collectief over te stappen. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het bestaan van een door Deloitte begane onrechtmatige daad (op dit moment) onvoldoende aannemelijk.
4.11. Uit het voorgaande volgt dat er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake is van een rechtsverhouding tussen Deloitte en Capgemini. De vordering jegens Deloitte is daarom niet toewijsbaar.
4.12. Wat betreft het bestaan van een rechtsbetrekking tussen Capgemini en de vertrekkende werknemers geldt het volgende.
4.13. Capgemini stelt dat de vertrekkende werknemers in strijd hebben gehandeld met hun contractuele verplichtingen, in het bijzonder het geheimhoudingsbeding en het verbod om collega’s over te halen elders in dienst te treden. Daarnaast hebben de werknemers in strijd met hun verplichting tot goed werknemerschap gehandeld door deel te nemen aan een gezamenlijk georganiseerde actie waarbij het de bedoeling was de gehele “TMU-practice” over te hevelen naar een concurrent. Dat [gedaagde 13] uiteindelijk niet met de overstappende werknemers mee is gegaan naar Deloitte maakt niet dat er door hem geen wanprestatie dan wel onrechtmatige daad is gepleegd, aldus Capgemini. Uit het door haar uitgevoerde onderzoek blijkt dat hij wel bij de voorbereidingen van de gezamenlijke overstap betrokken is geweest.
4.14. De vertrekkende werknemers voeren aan dat het hun vrij stond om gedurende hun dienstverband bij Capgemini elders te solliciteren. Ze ontkennen door Deloitte te zijn benaderd. Van een georganiseerde actie om de complete “TMU-practice” over te hevelen, zoals Capgemini suggereert, is volgens de vertrekkende werknemers geen sprake. Ieder voor zich heeft een individuele afweging gemaakt. Dat er vervolgens, nadat gebleken was dat meerdere personen dezelfde stap zouden zetten, onderlinge afstemming en coördinatie heeft plaatsgevonden, onder meer over de ten aanzien van Capgemini in te nemen houding, maakt niet dat er sprake is van een onrechtmatige daad of wanprestatie, aldus de vertrekkende werknemers. Zij ontkennen het geheimhoudingsbeding overtreden te hebben. [gedaagde 6] betwist voorts expliciet dat hij heeft gehandeld in strijd met het verbod om collega’s over te halen elders in dienst te treden.
4.15. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Uitgangspunt is dat iedere werknemer het recht op vrije arbeidskeuze toekomt. Daarbij geldt dat net zomin als een werkgever een limiet hoeft te stellen ten aanzien van het aantal werknemers dat afkomstig van een bepaalde concurrent gedurende zekere tijd bij hem in dienst treedt, het ook werknemers vrij staat in dienst te treden bij een concurrent waar tegelijkertijd ook een aantal collega’s naar overstappen. Wat betreft [gedaagde 13] geldt dat ook het treffen van voorbereidingen daartoe niet onrechtmatig is. Evenmin is het onrechtmatig om, in geval van een overstap gelijktijdig met collega’s, onderling overleg te plegen over de ten opzichte van de bestaande werkgever in te nemen houding of zich daarover te laten adviseren door de beoogde nieuwe werkgever.
4.16. Het gelijktijdige vertrek van de overstappende werknemers naar Deloitte en van [gedaagde 13] naar [E], allen werknemers met een leidinggevende positie op dezelfde afdeling, brengt voor Capgemini zonder twijfel gevolgen voor haar bedrijfsvoering mee. Aannemelijk is dat Capgemini – korte of langere tijd – omzet derft en genoodzaakt is wervingskosten te maken om de opengevallen posities weer in te vullen. Deze omstandigheden als zodanig maken de handelwijze van de vertrekkende werknemers echter evenmin onrechtmatig.
4.17. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voorts niet voldoende aannemelijk geworden dat de werknemers met hun gezamenlijke overstap als doel hebben gehad de gehele “TMU-practice” over te hevelen naar Deloitte. Weliswaar zijn er aanwijzingen dat de vertrekkende werknemers voornemens waren het relatiebeding te omzeilen, maar dat is op zichzelf niet ongeoorloofd. Omzeilen is niet hetzelfde als schenden. Van een daadwerkelijk treffen van voorbereidings-handelingen wat betreft het ‘meenemen’ van cliënten van Capgemini naar Deloitte is niet gebleken. Uit de overgelegde stukken valt af te leiden dat de vertrekkende werknemers in hun presentatie naar Deloitte toe het hebben doen voorkomen dat de cliënten waarvoor zij werkzaam waren dan wel waarmee reeds contact was gelegd met het oog op een in de toekomst uit te voeren opdracht, hen zouden volgen in hun overstap naar Deloitte. Van onrechtmatigheid is echter eerst sprake indien er stelselmatig gebruik zou worden gemaakt van bij Capgemini opgebouwde klantcontacten op een zodanige wijze dat het duurzaam bedrijfsdebiet van Capgemini wordt afgebroken. Dat er daadwerkelijk pogingen zijn ondernomen om cliënten van Capgemini te bewegen over te gaan naar Deloitte is niet gebleken. Daarom is ook van schending van de relatiebedingen geen sprake, nog daargelaten de vraag of voor elk van de vertrekkende werknemers (nog steeds) een relatiebeding geldt.
4.18. Capgemini voert verder aan dat de onrechtmatigheid van de gedragingen van de vertrekkende werknemers is gelegen in overtreding van het geheimhoudingsbeding en het verbod om collega’s te bewegen elders in dienst te treden.
4.19. Wat betreft het geheimhoudingsbeding wijst Capgemini er op dat de overstappende werknemers een business case aan Deloitte hebben gepresenteerd, waarvan zij een aantal concept-versies in bezit heeft gekregen. Capgemini vermoedt dat er bij die presentatie informatie is vrijgegeven die op grond van het geheimhoudingsbeding niet naar buiten gebracht had mogen worden. In ieder geval kan er op grond van de concept-versies van uit worden gegaan dat namen van klanten zijn openbaar gemaakt, aldus Capgemini. De vertrekkende werknemers voeren aan dat het binnen de branche algemeen bekend is welke bedrijven opdrachtgever van Capgemini zijn, zodat dat geen geheime informatie is. Informatie waarop het geheimhoudingsbeding wel van toepassing is, is niet verstrekt, aldus de vertrekkende werknemers.
4.20. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Zoals hiervoor reeds is overwogen valt uit de door Capgemini in het geding gebrachte correspondentie tussen de vertrekkende werknemers onderling af te leiden dat zij voornemens waren zichzelf als collectief aan Deloitte te presenteren en dat zij het hebben doen voorkomen dat de cliënten waarvoor zij werkzaam waren dan wel waarmee reeds contact was gelegd met het oog op een in de toekomst uit te voeren opdracht, hen zouden volgen in hun overstap naar Deloitte. Wat er zij van de stelling dat de namen van bestaande opdrachtgevers van Capgemini binnen de branche algemeen bekend zijn, het is niet aannemelijk dat dit ook geldt voor potentieel toekomstige opdrachtgevers (door partijen ‘funnel’ genoemd). Gezien de opstelling van de vertrekkende werknemers tegenover Deloitte, waarbij zij zich klaarblijkelijk als “bedrijfsonderdeel” wensten te presenteren, is het echter aannemelijk dat deze, en mogelijk meer informatie, tijdens de presentatie van de business case naar buiten is gebracht. De vertrekkende werknemers zullen er daarom toe worden veroordeeld de versie van de presentatie zoals deze aan Deloitte is getoond, alsmede de eventuele andere in het kader van de presentatie aan Deloitte ter hand gestelde stukken, in afschrift aan Capgemini te verstrekken. Capgemini heeft hierbij een rechtmatig (bedrijfseconomisch) belang dat zwaarder weegt dan het belang van de vertrekkende werknemers. Het verweer van de vertrekkende werknemers dat de informatie ook via het voorlopig getuigenverhoor, dat op korte termijn zal plaatsvinden, kan worden verkregen, wordt verworpen. Het gaat hier om kennisname van de exacte inhoud van de stukken, zodat overlegging daarvan een meer geëigend middel is dan het verkrijgen van een omschrijving daarvan in een getuigenverhoor. Verder zijn de stukken, nu de voorzieningenrechter de eis slechts gedeeltelijk toewijst, voldoende bepaald. De gevorderde dwangsom zal uitsluitend worden opgelegd voor de nakoming van de verplichting tot overlegging van de presentatie, teneinde executiegeschillen te voorkomen. Voorts zal de dwangsom worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
4.21. Verder stelt Capgemini dat er sprake is van een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad vanwege overtreding van het verbod om collega’s over te halen elders in dienst te treden. De vertrekkende werknemers ontkennen dat hiervan sprake is.
4.22. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit het op de laptop van [gedaagde 6] aangetroffen document (zie 2.9) en het geheugenwisselbestand dat is aangetroffen op de laptop van [gedaagde 13] (zie 2.11) worden afgeleid dat beide heren rekening hielden met de overstap van een aantal collega’s maar dat daarvoor nog bepaalde inspanningen noodzakelijk waren. Verder valt uit de onder 2.12 aangehaalde e-mail van [gedaagde 3] af te leiden dat ook hij betrokken is geweest bij overleg met collega’s over een overstap naar Deloitte. Ten aanzien van deze drie gedaagden is er derhalve sprake van een (voldoende concreet vermoeden van een) rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad, namelijk overtreding van het verbod collega’s te bewegen elders in dienst te treden.
4.23. Capgemini heeft een gerechtvaardigd belang bij controle op naleving van dit verbod. Dit belang van Capgemini moet worden afgewogen tegen het belang van [gedaagde 6], [gedaagde 3] en [gedaagde 13] dat hun privéleven wordt beschermd, nu aannemelijk is dat de bescheiden waarom het gaat (ook) privé e-mails betreffen. Het verzoek van Capgemini tot afgifte van de bescheiden lijkt de enige bruikbare manier voor haar om te achterhalen wat de handelswijze van de genoemde werknemers is geweest. In een (voorlopig) getuigenverhoor zal naar alle waarschijnlijkheid minder concrete en gedetailleerde informatie over de onderlinge contacten van de vertrekkende werknemers verkregen kunnen worden, terwijl in dit geval nu juist de exacte aard van hun onderlinge communicatie van groot belang is voor de vraag of al dan niet sprake is van overtreding van het beding. Daarom heeft Capgemini een zwaarwegend belang. Dat geldt echter ook voor de drie genoemde werknemers. Hun privacy is in het geding, zoals terecht is aangevoerd. Zij hebben echter niet concreet aangevoerd dat in de e-mails die zij op grond van het gevorderde zouden moeten verstrekken, of in andere te verstrekken bescheiden, ook privé gegevens staan. Daarom geeft vooralsnog het belang van Capgemini de doorslag.
4.24. Bedoelde gedaagden zullen ieder worden veroordeeld om een afschrift aan Capgemini te verstrekken van:
- de bescheiden die de betrokken gedaagde in zijn bezit heeft en die betrekking hebben op zijn contacten met een of meer andere vertrekkende werknemers ter zake het aangaan van een dienstverband met Deloitte, waaronder begrepen de bestanden zoals die door Capgemini op de laptops zijn aangetroffen, inclusief de verzendgegevens voor zover het om e-mails gaat,
- de bescheiden die de betrokken gedaagde in zijn bezit heeft en die betrekking hebben op zijn contacten met Deloitte ter zake indiensttreding van andere werknemers van Capgemini bij Deloitte dan hijzelf.
Met deze gedeeltelijke toewijzing van het gevorderde zijn de bescheiden voldoende bepaald.
4.25. [gedaagde 13] heeft nog aangevoerd dat Capgemini inbreuk heeft gemaakt op zijn privacy door het laptop onderzoek te laten verrichten waarbij kennis is genomen van de inhoud van e-mails die zijn verzonden van en ontvangen op privé e-mailadressen. Daarom is, aldus [gedaagde 13], sprake van onrechtmatig verkregen bewijs. Dit betoog faalt, omdat de e-mails zijn aangetroffen op de laptops van Capgemini. Deze zijn door de vertrekkende werknemers aan Capgemini geretourneerd, waardoor de daarop aanwezige bestanden in het bezit van Capgemini zijn gekomen. Voor zover de werknemers dit niet hebben beoogd, hadden zij de laptops (beter) moeten schonen. Het is duidelijk dat zij zich ervan bewust waren dat Capgemini eventuele bestanden op de laptop zou onderzoeken. Het stond Capgemini dan ook vrij om kennis te nemen van de bestanden.
4.26. Ten aanzien van de andere gedaagden is gesteld noch gebleken dat zij hebben gehandeld in strijd met het verbod om collega’s over te halen om elders in dienst te treden zodat de tegen hen ingestelde vordering niet op deze grond kan worden toegewezen.
4.27. Capgemini heeft voor haar vordering tot afgifte zich ter terechtzitting aanvullend beroepen op artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het verweer van [gedaagde 13] dat deze aanvulling tardief is en daarom moet worden gepasseerd, wordt verworpen, aangezien gedaagden geruime tijd is gegund voor het nemen van een conclusie van dupliek.
4.28. Volgens Capgemini is een werknemer op grond van artikel 7:611 BW gehouden om mee te werken aan het onderzoek naar het door haar gesteld onrechtmatig handelen. Ook op die grond vordert zij afgifte van bescheiden. De vertrekkende werknemers betwisten dat een dergelijke verplichting op hen rust.
4.29. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Op een werknemer rust in het algemeen de plicht om, ingeval zijn werkgever een onderzoek naar een (vermeende) misstand doet, vragen hierover naar waarheid te beantwoorden. Ingeval echter een werknemer ontkent zich aan de gestelde gedraging schuldig te hebben gemaakt kan hem, zonder concrete aanwijzingen van het tegendeel, niet de verplichting worden opgelegd zijn onschuld aan te tonen met stukken die hij anders dan in het kader van de uitvoering van zijn werkzaamheden onder zich heeft. Nu de door Capgemini gevorderde bescheiden betrekking hebben op contacten van de vertrekkende werknemers met Deloitte kan de vordering niet op deze grond worden toegewezen.
4.30. Uit het voorgaande volgt dat de vordering gedeeltelijk toewijsbaar is. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
4.31. Nu de stukken mede van belang zijn voor het op korte termijn te houden voorlopig getuigenverhoor is er sprake van een voldoende spoedeisend belang. Om die reden zal het verzoek om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren worden afgewezen.
4.32. Capgemini zal als de ten opzichte van Deloitte in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Deloitte begroot op € 575 aan griffierecht en € 816 aan salaris advocaat. Wat betreft de vertrekkende werknemers is de voorzieningenrechter van oordeel dat, nu de vordering slechts voor een beperkt deel is toegewezen er aanleiding is de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt gedaagden sub 3 tot en met sub 12 om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis een afschrift van de aan Deloitte gepresenteerde business-case, alsmede van alle in dat kader aan Deloitte ter beschikking gestelde stukken aan Capgemini te verstrekken;
5.2. bepaalt dat gedaagden sub 3 tot en met sub 12 een gezamenlijke dwangsom verbeuren van € 10.000,- voor iedere dag dat zij nalatig blijven om aan de onder 5.1 uitgesproken veroordeling ter zake de verplichting tot het verstrekken van een afschrift van de aan Deloitte gepresenteerde business-case te voldoen, met een maximum van € 100.000,-;
5.3. veroordeelt [gedaagde 3], [gedaagde 6] en [gedaagde 13] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis een afschrift van
- de bescheiden die de betrokken gedaagde in zijn bezit heeft en die betrekking hebben op zijn contacten met een of meer andere vertrekkende werknemers ter zake het aangaan van een dienstverband met Deloitte, waaronder begrepen de bestanden zoals die door Capgemini op de laptops zijn aangetroffen, inclusief de verzendgegevens voor zover het om e-mails gaat,
- de bescheiden die de betrokken gedaagde in zijn bezit heeft en die betrekking hebben op zijn contacten met Deloitte ter zake indiensttreding van andere werknemers van Capgemini bij Deloitte dan hijzelf,
aan Capgemini te verstrekken;
5.4. bepaalt dat [gedaagde 3] en/of [gedaagde 6] en/of [gedaagde 13] een dwangsom verbeurt van € 2.000,- voor iedere dag dat hij nalatig blijft om aan de onder 5.3 uitgesproken veroordeling te voldoen met een maximum per persoon van € 10.000,-;
5.5. veroordeelt Capgemini in de proceskosten aan de zijde van Deloitte, tot op heden begroot op € 1.391,-;
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. compenseert overigens de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
5.8. wijst af het meer of anders gevorderde;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.W. Rouwendal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2012.?