5
[naam 3]
wonende te [woonplaats]
gedaagde sub 5
nader te noemen: [naam 3]
gemachtigde: mr. J. Weermeijer
[eiser] heeft op 2 november 2012 een dagvaarding uitgebracht. [naam 2] en [naam 3] zijn verschenen en hebben uitstel voor antwoord verzocht. De VvE, [naam 1] en Vlakland BV zijn niet verschenen, waarna jegens hen verstek is verleend. Vervolgens heeft [eiser] op 26 februari 2013 een akte voorwaardelijk verzoek tot verval van instantie genomen.
De zaak staat voor vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
-
[eiser] vordert bij dagvaarding gedaagden te veroordelen:
-
op straffe van een dwangsom tot het staken van de afvoer van hemelwater van de panden behorende aan gedaagden via (de hemelwaterafvoer van) het perceel [straat 1] te [plaats];
-
tot betaling van € 833,00 incl. btw wegens buitengerechtelijke incassokosten;
Dit alles met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
2. De gemachtigde van [eiser] heeft bij brief van 16 januari 2013 bericht, dat [eiser] op 31 december 2012 zijn pand heeft verkocht en geleverd aan[naam 4]. De gemachtigde van [eiser] verzoekt de kantonrechter Schuyt voor [eiser] in de plaats te stellen. Voorzover zulks niet mogelijk is, doet [eiser] afstand van instantie.
3. [naam 2] en [naam 3] berichten bij brief van hun gemachtigde van 29 januari 2013 dat het niet mogelijk is dat [naam 4] de positie van [eiser] als eisende partij overneemt. Het staat [eiser] echter vrij de procedure te beëindigen nu [naam 2] en [naam 3] geen proceshandelingen hebben verricht en derhalve geen aanspraak op proceskosten kunnen maken.
4. [eiser] heeft vervolgens een akte genomen, waarin de in artikel 250 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voorgeschreven bijzondere volmacht is opgenomen.
5. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] niet bereid is krachtens een procedeeropdracht de procedure op zijn naam ten behoeve van [naam 4] voort te zetten.
[naam 4] heeft niet zelfstandig de kantonrechter verzocht de procespositie van [eiser] over te nemen. Dit verzoek is slechts door [eiser] gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat in zo’n geval de wettelijke grondslag ontbreekt op grond waarvan [naam 4] als de nieuwe eigenaar van het eerst aan [eiser] toebehorende pand op eigen naam de procespositie van [eiser] overneemt.
[naam 4] heeft geen vordering tot voeging of tussenkomst ingediend, zodat daarop niet behoeft te worden beslist.
6. Het voorgaande betekent dat de voorwaarde waaronder [eiser] afstand van instantie heeft gedaan, is vervuld. Op grond van artikel 249 lid 1 Rv kan de eiser afstand doen van instantie, zolang de gedaagden niet voor antwoord hebben geconcludeerd. Op grond van artikel 249 lid 2 Rv is eiser verplicht de proceskosten van gedaagde(n) te betalen, waartoe op grond van artikel 250 lid 4 Rv een bevelschrift kan worden afgegeven. De gemachtigde van [eiser] heeft desverzocht de in artikel 250 lid 2 Rv verlangde bijzondere volmacht overgelegd. Afstand van instantie heeft ingevolge artikel 250 lid 3 Rv tot rechtsgevolg dat, kort gezegd, de rechtstoestand van vóór de aanvang van de procedure herleeft.
7. Na gedaagden nog niet van antwoord hebben gediend, is aan de wettelijke voorwaarde voor afstand van instantie voldaan. De verschenen gedaagden zijn geen griffierecht verschuldigd, terwijl zij bij gebreke van een proceshandeling evenmin aanspraak kunnen maken op een bedrag aan salaris gemachtigde. Onder deze omstandigheden hebben de verschenen gedaagden geen recht op proceskosten en behoeft daarvoor geen bevelschrift te worden gegeven.
verklaart dat [eiser] afstand van instantie heeft gedaan.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter