1.5.
Tot slot verricht [eisers in conventie/verweerders in reconventie] nog beperkte activiteiten ten behoeve van de natte zandwinning.
Nadere beoordeling
2. Allereerst geldt dat de procedure bij de afdeling bestuursrecht van de Rechtbank Rotterdam over de (voorwaardelijke) vrijstelling van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] van verplichte deelname in Bpf Bouw, nog niet is afgerond. Op 31 mei 2013 heeft deze rechtbank een comparitie van partijen gehouden. De huidige status is de kantonrechter niet bekend.
3. Bij de comparitie van partijen op 22 maart 2013 heeft voorts [eisers in conventie/verweerders in reconventie] gepleit voor een praktische oplossing, gelegen in overleg tussen [eisers in conventie/verweerders in reconventie] en Bpf Bouw, met als doel dat de werknemers van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] in Bpf Landbouw kunnen blijven deelnemen. Bpf Bouw heeft dit voorstel niet gevolgd. Er heeft geen overleg plaats gevonden. Dat betekent dat de kantonrechter dient te beoordelen of [eisers in conventie/verweerders in reconventie] - op grond van het Verplichtstellings-besluit Bouwnijverheid - verplicht is deel te nemen in het pensioenfonds van Bpf Bouw.
4. Zoals eerder overwogen geldt tussen partijen als afbakeningscriterium dat als de loonsom voor de werkzaamheden behorende tot de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit Landbouw meer dan 50% van de totale loonsom uitmaakt, de onderneming in zijn geheel moet deelnemen in Bpf Landbouw en indien meer dan 50% van de loonsom wordt besteed aan werkzaamheden, behorend tot de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit Bouwnijverheid [eisers in conventie/verweerders in reconventie] behoort tot Bpf Bouw.
5. Nu Bpf Bouw zich beroept op het rechtsgevolg van haar stelling dat [eisers in conventie/verweerders in reconventie] onder het Verplichtstellingsbesluit Bouwnijverheid valt, berust de bewijslast van het feit dat 50% of meer van de loonsom wordt besteed aan activiteiten, behorend tot de bouw bij Bpf Bouw. Zij heeft daartoe het rapport van Cordares ingebracht. Naast het feit dat het rapport inhoudelijk door [eisers in conventie/verweerders in reconventie] is betwist en reeds is geoordeeld dat Cordares een onvoldoende onafhankelijke instantie is om louter op dat rapport een aansluiting te baseren, is het rapport ook niet bruikbaar nu Cordares alleen heeft gekeken naar de (hoogste) omzet van de activiteiten van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] en niet de verloonde bedragen, toegerekend aan de diverse activiteiten, zoals artikel A.3 van (de bijlage bij) het besluit vereist. Voor zover medewerkers op diverse (bouw-/niet bouw-) activiteiten worden ingezet, zal aan de hand van de door deze medewerkers bestede arbeidsuren toerekening moeten plaats vinden en niet aan de hand van de met de verschillende activiteiten behaalde omzet (vgl ook Hoge Raad 24 februari 2012, LJN NU9889).
6. In deze procedure zal allereerst worden beoordeeld of bepaalde bedrijfsactiviteiten van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] onder de werkingsfeer van het Verplichtstellingsbesluit Bouwnijverheid vallen. Is dit het geval dan moet aan de hand van de daaraan bestede arbeidsuren, vertaald in verloonde bedragen, worden beoordeeld of [eisers in conventie/verweerders in reconventie] verplicht is deel te nemen in Bpf Bouw.
7. Vooropgesteld wordt dat bij de uitleg van een bepaling in een (cao of ) verplichtstellings-besluit de bewoordingen waarin deze bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de tekst van het gehele besluit (en een eventuele, voor derden kenbare, toelichting daarop) in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op een louter grammaticale uitleg van de tekst, maar op het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen, waarbij, naast de taalkundige betekenis, ook acht dient te worden geslagen op de kenbare ratio, strekking en systematiek van de regeling waartoe de bepaling behoort, en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe verschillende, op zichzelf mogelijke, tekstinterpretaties zouden leiden.
8. Voorts geldt dat het doel van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 is een pensioenregeling te scheppen voor een bepaalde bedrijfstak. Zo is in het Verplicht-stellingsbesluit Landbouw deelneming verplicht gesteld voor - kort gezegd - activiteiten in de agrarische sector en is voor de Verplichtstellingsbesluit Bouwnijverheid de kern dat de werkgever werkzaamheden uitvoert in de bouwsector. Een andere uitleg zou er toe leiden dat er veelvuldig overlap zou bestaan tussen verschillende bedrijfstakken of sectoren, met alle problemen van dien. Voor zover Bpf Bouw anders betoogt, wordt zij daarin dus niet gevolgd.
9. Om te beoordelen of [eisers in conventie/verweerders in reconventie] verplicht is deel te nemen in Bpf Bouw, moet worden beoordeeld of de activiteiten van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] voor [bedrijf 1] vallen onder de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit Bouwnijverheid, nu partijen het er over eens zijn dat grindwinning, (zelfstandig) transport en natte zandwinning niet vallen onder de werkings-sfeer.
10. In dat verband wordt overwogen dat [eisers in conventie/verweerders in reconventie] noch [bedrijf 1] de grond bouwrijp maakt in de letterlijke zin van het woord. Door [eisers in conventie/verweerders in reconventie], noch door [bedrijf 1] wordt iets gebouwd. Feitelijk wordt met de activiteiten van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] (het afgraven, vervoeren en terug plaatsen van grond) slechts een natuurterrein of een groenvoorziening in stand gehouden.
11. [eisers in conventie/verweerders in reconventie] opereert niet in de bouwsector, voert geen bouwwerken uit en het zijn ook geen werkzaamheden die als voorbereiding op een bouwwerk dienen te gelden. [bedrijf 1] trouwens evenmin. [eisers in conventie/verweerders in reconventie] wint zelf geen droog zand.
12. Daar waar op grond van een strikt taalkundige uitleg de activiteiten van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] mogelijk (deels) onder de letterlijke tekst van artikel 1.A.2.a lid 2 of lid 13 van het Verplichtstellingsbesluit Bouwnijverheid zouden kunnen worden gebracht, brengt een redelijke, objectieve en systematische uitleg van de betrokken bepaling en het onlogische gevolg waartoe de zijdens Bpf Bouw voorgestane interpretatie zou leiden mee, dat deze activiteiten van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] niet vallen onder de definities van dit besluit en [eisers in conventie/verweerders in reconventie] dus niet verplichten deel te nemen in Bpf Bouw.
13. Daarmee kan een verdere toerekening van de bij [eisers in conventie/verweerders in reconventie] verloonde bedragen buiten beschouwing blijven.
14. Dit alles betekent dat de zijdens [eisers in conventie/verweerders in reconventie] in conventie gevraagde verklaring voor recht kan worden gegeven en dat de reconventionele vordering van Bpf Bouw wordt afgewezen.
15. De door [eisers in conventie/verweerders in reconventie] meegevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, nu onvoldoende is onderbouwd dat kosten zijn gemaakt, die de reikwijdte van de proceskosten-veroordeling te buiten gaan.
16. Gelet op deze uitkomst van de procedure wordt Bpf Bouw veroordeeld in de kosten van de procedure, gevallen aan de zijde van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] in conventie en reconventie, de nakosten daaronder begrepen.
17. De over de explootkosten meegevorderde BTW wordt afgewezen, omdat [eisers in conventie/verweerders in reconventie] niet of onvoldoende concreet heeft gesteld dat die BTW voor haar niet verrekenbaar is, zodat niet is komen vast te staan dat de BTW voor haar een voor vergoeding in aanmerking komende schadepost is.
BESLISSING
De kantonrechter:
In conventie
I. verklaart voor recht dat [eisers in conventie/verweerders in reconventie] als werkgever niet onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van Bpf Bouw valt, zoals verplicht gesteld bij het besluit van 21 juni 1951 (nr. 1019, Stcrt 1951, 121) en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 30 januari 2009 (nr. 1646, Stcrt. 2009) en dat [eisers in conventie/verweerders in reconventie] uit dien hoofde niets verschuldigd is aan Bpf Bouw;
II. wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
III. wijst de vordering af;
In conventie en reconventie
IV. veroordeelt Bpf Bouw in de kosten van de procedure, gevallen aan de zijde van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] in conventie en reconventie, tot op heden begroot op:
- aan griffiegeld € 109,00
- aan explootkosten € 76,17
- aan salaris gemachtigde € 600,00
derhalve totaal € 785,17,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na ingebreke stelling door [eisers in conventie/verweerders in reconventie], alsmede een bedrag van € 100,00 aan nakosten;
IX. verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
|
De kantonrechter
|