Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2013:CA0080

Rechtbank Amsterdam
13-02-2013
14-05-2013
CV 12-24323
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Ontbindingsverzoek van werknemer. Onheuse bejegening. Bijdrage rechtsbijstandskosten. Proceskosten. Factor c=2.

Rechtspraak.nl
Prg. 2013/183
JAR 2013/146
AR-Updates.nl 2013-0391
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0391

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

team kanton

kenmerk: EA 13-120

14 februari 2013

11

Beschikking van de kantonrechter te Amsterdam op een verzoek als bedoeld in artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek inge­diend[verzoeker]

[verzoeker]

wonende te Amsterdam

verzoeker

gemachtigde: mr.S.L.Knols

t e g e n

De besloten vennootschap mba UDC Events BV

gevestigd te Purmerend

verweerster

gemachtigde: mr.B.Santen.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Verzoeker heeft op 17 januari 2013 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbin­ding van de tussen partij­en bestaande ar­beidsovereen­komst.

Verweerster heeft op 31 januari 2013 een verweerschrift inge­diend.

Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 4 februari 2013. Voor de behan­deling heeft verzoeker nog produkties ingediend. Bij de behandeling waren partijen aanwezig met hun gemachtigden. De gemachtigde van verzoeker heeft het woord gevoerd aan de hand van overgelegde aantekeningen.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

1.Tot uitgangspunt dient het volgende:

1.1 Verzoeker, thans 40 jaar oud, is sedert 1 mei 2005 in dienst van verweer­ster als media-marketing manager. Het brutosala­ris be­draagt EUR 3.800,- per maand exclusief vakan­tietoeslag.

1.2 In februari 2012 is verzoeker arbeidsongeschikt geworden.

2. Verzoeker verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst omdat er sprake is van gewichtige redenen in de zin van een verandering in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeids­overeen­komst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen en verzoekt voorts om een vergoeding van EUR 57.456,- bruto ten laste van verweerster toe te kennen alsmede Eur 10.000,- voor bijdrage kosten rechtsbijstand. Daartoe stelt verzoeker - kort gezegd - dat hij tijdens zijn dienstver­band steeds meer taken kreeg (zie verzoekschrift onder 17-19) waardoor zijn werkdruk tot onaanvaardbare propor­ties opliep. In plaats van waardering werd hij door de directie in toenemende mate onheus bejegend en geschoffeerd. Toen dit leidde tot arbeidson­geschiktheid heeft verweerster zich niet ingespannen voor zijn reïntegra­tie. Verzoeker is inmiddels het vertrouwen in verweerster volledig kwijt ge­raakt.

3. Verweerster betwist dat er gewichtige redenen zijn in de door verzoeker bedoelde zin, althans zij betwist dat er gronden zijn om enige ver­goeding aan verzoeker toe te ken­nen. Daartoe voert verweerster - kort gezegd - aan dat de omgangsvor­men binnen haar bedrijf confronterend en tamelijk direct zijn. Verzoeker zelf deed daaraan mee. Zij erkent dat in de loop der jaren het werk door minder mensen gedaan moest worden om financiële redenen. Ten aanzien van haar rol bij de arbeidsongeschiktheid van verzoeker beroept zij zich vooral op onbekendheid met de regels en een falende arbodienst. Ten slotte beroept verweerster zich op haar financieel slechte situatie. Voor wat betreft de ontbinding refereert zij zich. Enige vergoeding vindt zij onnodig voor dit werknemersverzoek.

4. Op grond van het bovenstaande wordt vastgesteld dat de goede verstand­houding, noodzakelijk voor een verdere samenwerking tussen partijen, blijvend is komen te ontbreken. De arbeidsover­een­komst wordt daarom ontbonden.

De vergoeding

5. Werdruk

Verzoeker heeft toegelicht dat in 2005 15 - 20 mensen bij verweerster werkten terwijl er dat jaar 6 festivals werden georganiseerd. In 2011 werden 12 festivals georganiseerd met gemiddeld over 2011 13 werkne­mers (over 2010 bedraagt dat 11, zie prod.60 ver­weerschrift). Hoewel verzoeker te kennen heeft gegeven dat de werkdruk te hoog opliep (zie de produkties 14, 15, 24) heeft verweerster daarop niet gereageerd, aldus verzoeker. Afgezien van de erkenning door verweerster dat de werkdruk in de jaren is opgelo­pen heeft zij bestreden dat verzoeker meer taken heeft gekregen. Hij is steeds de media en marketing manager gebleven. Voor­noemde produkties zijn door haar niet gemotiveerd weerlegd zodat voor deze zaak van een aanzienlijke werkdruk wordt uitgegaan.

6. De bejegening

Ter toelichting volgen hierna enige mails van de directeur [naam] aan verzoe­ker.

I.

Woensdag 22 maart 2006:

[verzoeker],

Wat schetst mijn verbazing!!!

Dit vind ik echt op z'n zachtst gezegd KUTTTTTTTTTTTTTTTTTT.

Lekker lax is dit [verzoeker].

Los dit s.v.p. per direct op en zorg dat dit nieuwsitem er gisteren op komt en in een mailing.

Tot morgen.

[naam]

II.

11 april 2006:

WAAR IS GODVERDOMME DAT NIEUWSBERICHT VAN GZ VIP-KAAR­TEN.

DIT IS GODVERDEGODVERDOMME AL DEZE OCHTEND GE­MAAKT!!!!!!!!!!!!!!!

IK BEN ENORM BOOS EN GEFUCKED [verzoeker], PRUTSER.

III.

6 juli 2007:

[VERZOEKER], ER MOET NU OOK ECHT FUCKING ARTWORK KOMEN!!!!!!!!!!

GODVERDOMME!!!!!!!!

DINSDAG ETC.

IV

24 juli 2007

What the fuck denk jij wel niet.

DIE KANKERFLYER MOET VANDAAG KLAAR EN MORGEN GA JIJ DIT MET HUN DOORSPREKEN KAN HET DAARNA DIRECT GEDRUKT WORDEN. ....

V.

(Naar aanleiding van een voorstel van de VU om een onderzoek uit te voeren de volgende mail van [naam] aan verzoeker)

4 september 2007:

hij onderzoekt, ontmaskerd en klaagt aan.

Inspector [naam].

Rot op met die onderzoekjes nu, hier hebben we het al eens over gehad!

Idiood.

VI.

15 december 2010:

Als reactie op een vraag van verzoeker of [naam] een bepaalde factuur heeft:

Heb ik niet gekregen van je.

Of hij moet voldaan zijn,

Weg raakt er nooit iets, dus niet slap lullen.

VII.

Naar aanleiding van een brief van 28 december 2011 met het voornemen een last onder dwangsom op te leggen door de gemeente Rotterdam vindt verzoeker deze brief met daarop de tekst:

[verzoeker], Aktie

waarom te laat ?

Lul

VIII.

Verzoeker heeft 4 weken vakantie genomen in de periode december 2011 tot 18 januari 2012. In die vakantie hebben partijen elkaar gemaild. Op 12 januari 2012 om 21.06 mailt verweerster aan verzoeker dat het passend lijkt dat hij de aanstaande maandag 16 januari zal starten. Daarop volgt nog een sms luidende:

[verzoeker], kan je reageren op mijn mail svp. Wij moeten ernstig praten. En lul niet zo slap op face book over 70 projecten. Ja, waarvan je kut promo hebt gemaakt, goed flop projecten zal je bedoelen. Ben effe helemaal klaar zoals het nu gaat.

Lok me niet uit om lastercampagne over je te doen. Als ik de buitenwereld vertel over al dat prutswerk dan kan je in onze branche echt nooit meer een baan vinden. Je ziet wel dat ik gefrustreerd ben en ik laat me brood niet door jou vakantiepruts­werk kapot maken. Als je kerel bent kom je hier maandag op kantoor over praten, er moet nu gewerkt worden op goede manier.

Reactie verzoeker:

Ben onderweg naar een afspraak, zal straks mijn mail checken. Begrijp niet waar dit over gaat. Doe niks verkeerds of negatiefs.

Reactie [naam]:

Zeker wel, je hebt nu echt een wanprestatie geleverd voor de lancering van DV. Een blamage vriend. En pronk niet met mijn veren maat. Je bent een werknemer van mij en zijn niets van jou projecten. Je hebt klein steentje er aan bijgedragen. Er zijn nu deadlines en niets is goed voorbe­reid, en jij zit op je reet. Ik trek je vakantie in en je bent in deze crisis nodig op kantoor. Ik verwacht je maandag om half 10.

7. Gelet op voorgaande voorbeelden van communicatie tussen werkge­ver/werknemer past de kwalificatie van verweerster niet. Deze vorm van benadering is niet 'tamelijk direct en confronterend' maar denigrerend en schofferend. Daar komt bij dat verweerster geen enkel voorbeeld heeft gegeven waaruit blijkt dat verzoeker vergelijkbare terminologie gebruikt richting zijn directeur [naam]. Van confronterende communicatie binnen het bedrijf van verweerster is derhalve in het geheel niet gebleken. Slechts de directeur matigt zich eenzijdig een vorm van bejegening jegens verzoe­ker aan die op de lange duur zonder meer gevolgen zal hebben voor de persoon die het aangaat. Het excuus van verweerster dat ook verzoeker een vergelijkbare communicatiestijl hanteert gaat niet op nog afgezien van de gemotiveerde ontkenning door verzoeker. Verweerster baseert zich bij dit verwijt aan verzoeker op 3 verklaringen. Allereerst blijkt daaruit geen vergelijkbaar taalge­bruik van verzoeker. Voorts zou het gaan om taalge­bruik van verzoeker naar zijn minderen. Ook hiervoor kan verweerster in de persoon van [naam] verantwoor­delijk worden gehouden die als werkgever het foute voorbeeld geeft en niet toeziet op een aanvaardbare communica­tiestijl binnen zijn bedrijf.

8. De arbeidsongeschiktheid

Op 22 februari 2012 meldt verzoeker zich ziek (zie prod.24). Hij meldt dat het advies van zijn huisarts is dat hij twee weken totale rust in acht moet nemen. Verweerster berust daar niet zo maar in en doet diverse pogingen om toch in gesprek te raken met verzoeker. Hij krijgt opdrachten die hij uitvoert. Na een bezoek aan zijn huisarts op 14 maart 2012 deelt hij mee dat hij op zijn kop heeft gehad van de huisarts. Hij verzoekt dringend om zakelijke aangelegenheden binnen het bedrijf op te lossen. Op 20 maart 2012 wenst verweerster hem dan sterkte bij zijn herstel en wenst inleve­ring van auto en laptop. De reïntegratie komt niet van de grond. Daarom schakelt verzoeker een gemachtigde in die op 5 juni 2012 een sommatie verstuurt. De arbo-arts adviseert mediation die uiteindelijk op 17 septem­ber 2012 plaatsvindt. Desgevraagd is bij de behandeling naar voren geko­men dat doel van de mediation o.a. was om de communicatiestijl in het bedrijf te bespreken. Op 15 oktober 2012 is de mediation beëindigd. Verweerster doet verder niets aan reïntegratie. Op 12 december 2012 oordeelt het UWV dat de werkgever onvoldoende reïntegratie-inspannin­gen heeft geleverd. Pas op 9 januari 2013 ontvangt verzoeker een e-mail van [naam] voor een afspraak ten behoeve van het opstellen van een Plan van Aanpak. Verzoeker heeft dan al besloten een ontbindingsverzoek in te dienen.

9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is voldoende aannemelijk dat de arbeidson­geschiktheid van verzoeker aan een combina­tie van werkdruk en bejegening in belangrijke mate zo niet volledig is toe te rekenen. Tijdens de arbeids­onge­schikt­heid heeft verweer­ster zich eerst laakbaar opgesteld. Zij heeft gepoogd nog van alles van verzoeker gedaan te krijgen. Toen dat echt niet meer bleek te kunnen heeft zij onmiddellijk zijn auto en laptop teruggevorderd om vervolgens niets meer van zich te laten horen. Zij heeft geen reïntegratie-inspanning geleverd en de verantwoordelijkheid daarvoor geheel afgeschoven op de arbodienst dan wel onbekendheid met het feno­meen als excuus aangevoerd. Ook dit valt verweerster ernstig aan te rekenen.

10. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen kan van verzoe­ker niet verwacht worden dat hij de arbeidsverhouding met verweerster nog wil laten voortduren. Jarenlang is hij geschof­feerd. Tijdens zijn ziekte heeft verweerster hem laten zitten. Dan na een jaar in het kader van de behandeling van het onderhavige verzoek de bereidheid tonen om verzoe­ker te laten reïntegreren in het tweede spoor is te laat. Daarmee kan zij de rekening voor haar handelen van de afgelopen 8 jaar niet ontlopen. De gevraagde vergoeding wordt billijk geoordeeld.

11. Habe nichts

Verweerster heeft aangevoerd dat zij technisch failliet is. Ter ondersteu­ning van dat verweer heeft zij de jaarrekening 2011 overgelegd inclusief de resultaten 2010 en een verklaring van haar accountant van 29 januari 2013. Aldus onderbouwd is voldoende aannemelijk geworden dat het voortbestaan van verweerster twijfelachtig is geworden. Desondanks wordt daar bij het vaststellen van de vergoeding geen rekening mee gehouden. Verweerster is in ernstige mate schuldig aan de situatie waarin verzoeker is komen te verkeren. In zoverre is de situatie niet vergelijkbaar met een ontbinding vanwege financiële onmacht. Verzoeker heeft na 5 jaar hard werken zonder enige salarisverhoging thans een jaar moeten leven van een uitkering van 70% van zijn inkomen. Hij is nog niet beter en zijn vooruitzichten voor de korte termijn zijn niet direct positief. Ondanks en gezien de door verweer­ster overge­legde financiële stukken handhaaft hij zijn verzoek. Verweerster moet dan maar kiezen of zij eventueel privé deze schuld voldoet of dat zij haar bedrijf, mede door deze schuld die binnen de door haar geschetste financiële situatie overigens nauwelijks doorslagge­vend kan zijn, failliet wil laten gaan. Dit verweer wordt dan ook verworpen.

12. Verzoeker heeft om een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand ge­vraagd. Dat verzoek wordt afgewezen. Verzoeker zal deze kosten heus wel gemaakt hebben. Dat is echter zijn keuze terwijl hij zich daarvoor ook had kunnen verzekeren. In de vastgestelde vergoeding is voldoende rekening gehouden met dit aspect van zijn zaak. Wel is er aanleiding om verweerster te veroordelen in de kosten van deze procedure.

13. Nu aan verzoeker een lagere vergoeding wordt toegekend dan hij heeft verzocht, moet aan hem de gelegenheid worden geboden om zijn verzoek in te trekken.

BESLISSING

De kantonrechter:

I ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 maart 2013;

II kent aan verzoeker een vergoeding toe ten laste van verweerster ter hoogte van EUR 57.456,- bruto, strekkende tot aanvulling van door verzoeker te ontvangen uitkeringen dan wel elders verdiend loon;

III veroordeelt verweerster tot betaling van deze vergoeding en ver­klaart deze veroor­de­ling uitvoerbaar bij voorraad;

IV bepaalt dat het onder I t/m III gestelde rechtskracht ontbeert indien het verzoek door verzoeker uiterlijk op 28 februari 2013 wordt ingetrokken;

V veroordeelt verweerster in de proceskosten van verzoeker, die tot op heden worden begroot op Eur 1.648,- waaronder Eur 1.200,- aan salaris van zijn gemach­tig­de, voor zover ver­schuldigd, inclusief BTW;

VI wijst het meer of anders verzochte af.

Aldus gegeven door C.von Meyenfeldt, kantonrechter, en in het openbaar uitge­sproken op 14 februari 2013 in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.