RECHTBANK AMSTERDAM
team kanton
rolnummer: CV 12-24323
13 februari 2013
11
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
De besloten vennootschap mba Nederlands Centraal Instituut voor Giraal Effectenverkeer BV
gevestigd te Amsterdam
eiseres
gemachtigde: mr.E.H.Deur
t e g e n
[gedaagde]
wonende te Alphen (Gelderland)
gedaagde
gemachtigde: mr.K.M.G.Terhürne.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
-de dagvaarding van 20 juli 2012 inhoudende de vordering van eiseres met bewijsstukken
-het antwoord van gedaagde.
Bij tussenvonnis van 19 september 2012 is een comparitie van partijen gelast. Deze is op 19 november 2012 gehouden. De gemachtigde van eiseres heeft het woord gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities. De zaak is daarop naar de rol verwezen voor beraad partijen.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1.Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1Gedaagde is op 1 augustus 1986 in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) eiseres. Zijn laatst verdiende salaris bedroeg Eur 10.550,50 bruto p.m. excl. vakantietoeslag, gratificatie en emolumenten. Voor gedaagde gold een pensioenregeling waarbij hij de mogelijkheid had om op 62-jarige leeftijd met vervroegd pensioen te gaan. Bij eiseres was voorts een reglement levensloop van toepassing.
1.2In de loop van 2007 zijn partijen besprekingen begonnen over uitdiensttreding van gedaagde op initiatief van gedaagde. Uitgangspunt daarbij was in elk geval dat gedaagde gebruik zou maken van levensloopverlof om de datum uitdiensttreding te verschuiven naar een latere datum dan die waarop hij feitelijk zou stoppen met werken.
1.3In mei 2008 zijn partijen tot overeenstemming gekomen over de wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst van gedaagde. Dat is vastgelegd in de volgende stukken (zie prod.8 bij dagvaarding):
-twee door gedaagde voor akkoord ondertekende brieven van 27 mei 2008;
-een arbeidsovereenkomst;
-een vaststellingsovereenkomst.
1.4Voor zover van belang staat in één van de hiervoor genoemde brieven dat gedaagde, naast zijn reguliere bonus van minimaal Eur 35.000,- over de jaren 2008 en 2009, extra bruto toeslagen krijgt van eur 75.000,- in juni 2008, eur 75.000,- in april 2009 en eur 50.000,- in september 2009. Deze toeslagen zijn aan gedaagde uitbetaald en gedaagde heeft deze bedragen gestort op zijn levenslooprekening.
1.5In de vaststellingsovereenkomst staat voor zover van belang:
art.1. De arbeidsovereenkomst van de heer (gedaagde) zal met ingang van 30 september 2009 met wederzijds goedvinden eindigen (Einddatum). De Einddatum kan desgewenst worden uitgesteld indien de heer [gedaagde] met ingang van 1 oktober 2009 100% levensloopverlof wenst op te nemen. De heer [gedaagde] wordt verzocht tijdig Euroclear Nederland in te lichten indien hij dit levensloopverlof wenst op te nemen. In dat geval zal de Einddatum worden uitgesteld met de duur dat de heer [gedaagde] 100% levensloopverlof geniet tot de datum dat het levensloopverlof om welke reden dan ook wordt beëindigd (Uitgestelde Einddatum).
1.6In eerdere concepten van de vaststellingsovereenkomst stond: 'De Einddatum kan desgewenst worden uitgesteld indien de heer [gedaagde] met ingang van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2013 voor 100% levensloopverlof wenst op te nemen.'
1.7Gedaagde heeft met ingang van 1 oktober 2009 levensloopverlof opgenomen. Zolang het levensloopverlof duurt heeft gedaagde aanspraak op betaling van pensioenpremie door eiseres. Tot 31 augustus 2013 gaat dat om Eur 258.640,-.
1.8In een e-mail van 11 augustus 2009 schrijft eiseres: 'Per 1 oktober 2009 start dan je met je levensloopverlofregeling, met behoud van je arbeidsovereenkomst. Zoals meermalen besproken en mondeling overeengekomen, zal je levensloop en dus ook je arbeidsovereenkomst een einde nemen op 30 september 2013....' hetgeen gedaagde in een mail van 14 augustus 2009 bestrijdt. Hij gaat uit van een einde arbeidsovereenkomst op uiterlijk 30 september 2016.
1.9Eiseres schrijft dan op 17 september 2009:
'..De gedachte volgend stellen wij vast dat de vaststellingsovereenkomst in artikel 1 bepaald dat de arbeidsovereenkomst tussen ons zal eindigen op 30 september 2009 met wederzijds goedvinden. Deze einddatum kan desgewenst worden uigesteld indien jij met ingang van 1 oktober 2009 100% levensloopverlof wenst op te nemen. .... De overeenkomst gaat er derhalve vanuit dat de einddatum kan worden verlengd met de duur van een levensloopverlof van 100%. Dat betekent, uitgaande van een maximale opbouw van je levenslooptegoed (210%) dat de arbeidsovereenkomst met een periode van hooguit 2 jaar en afgerond 1 maand kan worden verlengd.... De overeenkomst is dus wat ons betreft niet voor tweeërlei uitleg vatbaar en betekent dat wij alleen gehouden kunnen worden tot het doen van additionele betalingen samenhangend met het opnemen van levensloopverlof voor de duur van 100% en dus tot 1 november 2011. Enkel uit coulance overwegingen zijn wij bereid geweest mee te werken aan een spreiding van levensloopverlof tot jij de leeftijd van 62 jaar hebt bereikt, ...'
Vordering
2.Eiseres vordert te verklaren voor recht dat het levensloopverlof van gedaagde zal eindigen op 31 augustus 2013. Eiseres stelt daartoe - kort gezegd - dat bij de besprekingen er steeds van uit is gegaan dat gedaagde met vroegpensioen zou gaan (op 62-jarige leeftijd) zoals blijkt uit de concept vaststellingsovereenkomsten. Alleen om technische redenen is de datum van 31 augustus 2013 uit artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst verwijderd. Subsidiair stelt eiseres dat zij nimmer een levensloopverlof van gedaagde tot 30 september 2016 heeft geaccordeerd. Zij wenst het levensloopverlof enkel te accorderen tot 31 augustus 2013.
Verweer
3.Gedaagde verweert zich tegen deze vordering en bestrijdt - kort gezegd - dat zijn vroegpensioendatum als uitgestelde einddatum van zijn arbeidsovereenkomst was beoogd. Partijen dienen in goed overleg tot een einddatum van de levensloop/arbeidsovereenkomst te komen.
Beoordeling
4.Eiseres baseert haar stelling dat partijen zijn overeengekomen dat de uitgestelde einddatum van de arbeidsovereenkomst in elk geval 31 augustus 2013 (moet zijn 30 september 2013) moet zijn op de onderhandelingen van partijen voorafgaand aan de vaststellingsovereenkomst zoals die o.a. blijken uit de verschillende (overgelegde) concept vaststellingsovereenkomsten.
5.Op zich begrijpelijk verwijst eiseres naar de concept vaststellingsovereenkomsten waarin een einddatum voor het levensloopverlof staat. Haar uitleg dat om technische redenen die einddatum uit de definitieve vaststellingsovereenkomst is verdwenen overtuigt echter allerminst. Zij heeft daarmee niet aannemelijk kunnen maken waarom zij, als belanghebbende bij opname van die datum in de overeenkomst, die datum heeft geschrapt in de uiteindelijke versie van de vaststellingsovereenkomst. Aannemelijker is de verklaring van gedaagde dat op zijn instigatie die datum uit de vaststellingsovereenkomst is verdwenen omdat hij dan langer van de bijdragen, die eiseres zolang hij gebruik maakte van de levensloopregeling aan of ten behoeve van hem diende te doen, zou kunnen profiteren.
6.Gedaagde heeft er op gewezen dat eiseres eerst een ander standpunt heeft ingenomen (zie 1.9). Terecht heeft eiseres dat standpunt in deze procedure niet ingebracht. Uit haar levensloopreglement en uit de vaststellingsovereenkomst blijkt genoegzaam dat levensloopverlof alleen kan worden opgenomen voor de volledige arbeidsduur. Uit die stukken blijkt echter niet zonder meer dat tijdens levensloopverlof ook het volledige salaris moet worden uitgekeerd. Afgezien daarvan ondergraaft het in die brief van 17 september 2009 door eiseres ingenomen standpunt, dat de vaststellingsovereenkomst niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is en dat het levensloopverlof dus eindigt op 1 november 2011, haar stelling dat partijen als datum van einde levensloopverlof 31 augustus 2013 zijn overeengekomen.
7.Nu in de vaststellingsovereenkomst geen einddatum van het levensloopverlof is opgenomen terwijl, in aanmerking genomen de tegenover elkaar staande standpunten van partijen dienaangaande, niet op andere wijze aannemelijk is geworden laat staan is komen vast te staan welke einddatum van het levensloopverlof partijen zijn overeengekomen rust op eiseres de bewijslast van die stelling. Eiseres heeft van die stelling geen concreet bewijs aangeboden in de dagvaarding noch na de comparitie. Op basis van deze stelling van eiseres is haar vordering dus niet toewijsbaar.
8.Gedaagde van zijn kant heeft aangevoerd dat eiseres inderdaad in het kader van de onderhandelingen als uitgestelde einddatum van de arbeidsovereenkomst de datum van 1 september 2013 heeft genoemd. Omdat hij de financiële consequenties daarvan niet kon overzien heeft hij die datum uit de overeenkomst laten schrappen. Partijen dienen derhalve in goed overleg tot een einddatum van het levensloopverlof en daaraanvolgende de arbeidsovereenkomst te komen, aldus gedaagde.
9.Ook dit standpunt is onaannemelijk. Het is immers ongebruikelijk om bij een vaststellingsovereenkomst over de beëindiging van een arbeidsovereenkomst zoiets wezenlijks als de einddatum van de arbeidsovereenkomst in het midden te laten terwijl daar voor beide partijen aanzienlijke belangen mee zijn gemoeid. Eiseres dient immers aanzienlijke bedragen bij te dragen op grond van haar reglement levensloop zolang gedaagde levensloopverlof heeft (zie bijv. 1.7) terwijl voor gedaagde een aanzienlijk inkomensverschil na pensionering op het spel staat. Dat eiseres in 2008 in beginsel akkoord zou zijn gegaan met een einde levensloopverlof en dienstverband op 30 september 2016 zonder dat partijen enige berekening hadden uitgevoerd over de gevolgen daarvan is onvoorstelbaar. Na het verzoek van gedaagde om levensloopverlof te mogen opnemen heeft zij hem, voor het ingaan van het verlof, laten weten dat zijn levensloopverlof op 30 september 2013 zou eindigen (zie 1.8). Ingevolge het reglement levensloopverlof worden tijdstip en duur daarvan in onderling overleg tussen werknemer en leidinggevende vastgesteld. Dat is niet gebeurd nu gedaagde niet instemde met de door eiseres genoemde einddatum.
10.Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen staat niet vast wat de uitgestelde einddatum is waarover in de vaststellingsovereenkomst wordt gesproken. Daarom wordt beoordeeld of de redelijkheid en de billijkheid met zich brengen dat gedaagde gebonden is aan de einddatum van zijn levensloopverlof van 30 september 2013 zoals eiseres heeft betoogd. In dat verband zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang:
-het initiatief tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is uitgegaan van gedaagde;
-bij de onderhandelingen heeft eiseres rekening gehouden met de kantonrechtersformule;
-eiseres heeft in het kader van de onderhandelingen steeds de datum van het vroegpensioen aangehouden voor het einde van het levensloopverlof;
-gedaagde beroept zich op onduidelijkheid van de financiële gevolgen van de in 2005 geregelde wetgeving over het prepensioen;
-gedaagde lijdt een aanzienlijk inkomensverlies na pensionering indien zijn levensloopverlof zal eindigen op de leeftijd waarop hij met prepensioen kan gaan.
11.Onvoldoende bestreden is dat eiseres, in het kader van de vaststellingsovereenkomst, aan gedaagde betalingen heeft gedaan die ongeveer overeenkomen met de neutrale kantonrechtersformule. Die formule wordt niet gehanteerd indien de beëindiging plaatsvindt op initiatief van de werknemer. In zoeverre is gedaagde zeker niet te kort gekomen. Dat gedaagde ondanks de betalingen van eiseres inkomensverlies lijdt na pensionering is niet aan eiseres te wijten maar aan zijn eigen wens om vervroegd met werken op te houden. Dat hij in 2008 nog steeds niet de gevolgen van de wetgeving uit 2005 over het prepensioen kon overzien kan hij ook slechts zichzelf aanrekenen. Ten slotte is hij, voordat hij met levensloopverlof ging, nog gewaarschuwd dat eiseres niet akkoord ging met de door hem gewenste einddatum daarvan. Gedaagde kon weten dat hij, ingevolge het reglement, niet eenzijdig de einddatum van het levensloopverlof kon bepalen. Dit alles in aanmerking genomen wordt geoordeeld dat gedaagde akkoord moet gaan met de uitgestelde einddatum van zijn levensloopverlof/arbeidsovereenkomst zoals door eiseres genoemd. De vordering van eiseres wordt daarom als na te melden toegewezen.
12.Gedaagde wordt als in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
Iverklaart voor recht dat het levensloopverlof van gedaagde zal eindigen op 30 september 2013;
IIveroordeelt gedaagde in de kosten van het geding aan de zijde van eiseres gevallen, tot op heden begroot op:
- 109,00griffierecht
- 76,17dagvaardingskosten
- 1450,00salaris van de gemachtigde
-----------
EUR 1.635,17in totaal,
voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
IIIverklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
IVwijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door C.von Meyenfeldt, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Rechtbank Amsterdam van 13 februari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter