1.
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1.
[eiser], thans [leeftijd], is vanaf 11 juni 1990 in dienst van (de rechtsvoorganger van) GVB als buschauffeur, laatstelijk tegen een salaris van € 2.471,00 bruto per maand.
1.2.
[eiser] heeft zich op 24 juni 2008 ziek gemeld vanwege rugklachten. Begin 2009 heeft de bedrijfsarts vastgesteld dat terugkeer naar het eigen werk niet mogelijk is. In februari 2009 is [eiser] aangemeld bij de afdeling Transitie van GVB om hem te ondersteunen bij het vinden van een passende andere baan binnen dan wel buiten GVB. Via deze afdeling is onder meer een externe loopbaancoach ingeschakeld, die meerdere gesprekken met [eiser] heeft gevoerd.
1.3.
[eiser] heeft in 2009 tijdelijk werk uitgevoerd bij de loge van de metro op de [straat], waarvoor hij zich na twee maanden heeft ziek gemeld. [eiser] is daarna via bemiddeling twee ‘snuffel’stages gaan lopen, bij de [bedrijf 1] en het [bedrijf 2]. Beide stages heeft [eiser] na één dag gestopt, omdat hij de werkzaamheden te zwaar vond. Ook met tijdelijk werk bij de [bedrijf 3] eind 2009 is [eiser] gestopt, omdat hij het te koud en te zwaar vond. GVB heeft [eiser] daarop een schriftelijke waarschuwing gegeven voor het onvoldoende meewerken aan het re-integratietraject.
1.4.
[eiser] heeft in september 2009 UWV een deskundigenoordeel verzocht over de vraag of hij werk kon doen in een ander bedrijf. Het UWV heeft geoordeeld dat [eiser] passend werk kon doen, aangezien hij niet volledig arbeidsongeschikt te achten was.
1.5.
In 2010 heeft [eiser] een WIA-uitkering aangevraagd. Bij beslissing van 17 juni 2010 is de WIA-uitkering geweigerd en is GVB een loonsanctie opgelegd, met als reden dat GVB onvoldoende is opgetreden tegen het ‘re-integratie blokkerende’ gedrag van [eiser].
1.6.
[eiser] heeft van maart 2010 tot februari 2011 een paar uur in de week bij de Kringloopwinkel gewerkt.
1.7.
In september 2010 heeft GVB [eiser] op advies van de bedrijfsarts aangemeld bij CIRAN, een instituut dat mensen helpt met het mogelijk verminderen van pijnklachten en ze leert ermee om te gaan.
1.8.
Per 3 februari 2011 is [eiser] gestart met werkzaamheden als toezichthouder bij Metrozorg. Hij heeft zich op 11 februari 2011 ziek gemeld, omdat hij de werkzaamheden niet kon uitvoeren. De bedrijfsarts heeft op 17 februari 2011 geoordeeld dat de werkzaamheden passend waren. Hierop heeft [eiser] een deskundigenoordeel gevraagd. UWV heeft op 12 april 2011 geoordeeld dat de werkzaamheden bij Metrozorg passend waren. In het deskundigenoordeel is opgenomen dat [eiser] op 7 april 2011 door de verzekeringsarts is gezien.
1.9.
GVB heeft het loon opgeschort van 11 februari 2011 tot 19 april 2011.
1.10.
[eiser] heeft de werkzaamheden bij Metrozorg op 19 april 2011 hervat, maar zich op 27 april 2011 ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft op 29 april 2011 geoordeeld dat de werkzaamheden nog steeds passend waren. Op 6 mei 2011 heeft [eiser] de werkzaamheden hervat. Op 30 mei 2011 heeft hij zich opnieuw ziek gemeld, waarna de bedrijfsarts op 3 juni 2011 oordeelde dat de werkzaamheden bij Metrozorg (nog steeds) passend waren.
1.11.
Bij brief van 7 juni 2011 heeft de neuroloog die [eiser] heeft bezocht geschreven:
“Ik kan nog steeds geen duidelijke diagnose stellen, een dunne vezelneuropathie blijft qua DD te overwegen.”
1.12.
Op 8 juni 2011 was [eiser] ingeroosterd bij Metrozorg, maar hij heeft de werkzaamheden niet hervat. Bij brief van 10 juni 2011 heeft GVB [eiser] meegedeeld dat zij een ontslagaanvraag bij het UWV zou indienen.
1.13.
Op 21 juli 2011 heeft GVB aan UWV toestemming gevraagd de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen. GVB heeft primair aan de aanvraag ten grondslag gelegd dat [eiser] bij voortduring weigerde te voldoen aan de re-integratieverplichtingen die hij als werknemer heeft. Subsidiair stelde GVB dat [eiser] door ziekte gedurende twee jaar niet in staat was zijn eigen functie als buschauffeur uit te oefenen, terwijl binnen 26 weken geen herstel of herplaatsing in een aangepaste of passende functie te verwachten was. [eiser] heeft verweer gevoerd en gesteld dat van een weigering om mee te werken aan re-integratie geen sprake was, maar dat hij als gevolg van zijn beperkingen niet in staat was te re-integreren.
1.14.
GVB heeft de subsidiaire grond bij brief van 3 augustus 2011 ingetrokken en de aanvraag alleen gebaseerd op de primaire grond.
1.15.
Naar aanleiding van de aanvraag heeft de Arbeidsjuridische Dienst van UWV op 24 november 2011 een advies uitgebracht. De conclusie van het advies was dat [eiser] zonder deugdelijke grond(en) weigerde mee te werken aan zijn re-integratie.
1.16.
De ontslagvergunning is op 30 januari 2012 verleend. GVB heeft de arbeidsovereenkomst met [eiser] bij brief van 1 februari 2012 opgezegd tegen 1 april 2012.