1.
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1.
[verweerder], thans [leeftijd] jaar oud, is sedert [datum] in dienst van GVB, laatstelijk als trambestuurder op lijn [nummer]. Het salaris bedraagt € 2.378,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
1.2.
In december 2011 heeft [verweerder] een waarschuwing ontvangen, omdat hij voor de vierde keer te laat was verschenen op het werk.
1.3.
Op [datum] heeft [naam 3] zijn functie als algemeen directeur bij GVB neergelegd. Onder leiding van [naam 3] was eerder een veranderprogramma met de naam “GVB Next” ingezet.
1.4.
Op 3 december 2013 is een pluche speelgoedaapje beland in de wachtruimte van de conducteurs, die de aap als grap hebben ‘omgedoopt’ tot algemeen directeur van GVB. [verweerder] heeft een touwtje om zijn nek gedaan en één van de collega’s van [verweerder] heeft met pen op de buik van de aap het woord “next” geschreven.
1.5.
De aap heeft de dagen erna op verschillende plekken in de wachtruimte gehangen en gelegen. Op een gegeven moment heeft [naam 2], teammanager, de aap in een kast gelegd.
1.6.
Op 9 december 2013 heeft [verweerder] rond 17.30 uur, tijdens zijn pauze, de aap opgehangen voor één van de deuren van de kamer van de leidinggevenden.
1.7.
[naam 2] heeft de aap aangetroffen bij aanvang van haar avonddienst rond 18.30 uur. De aap hing met een touwtje om zijn nek aan een ventilatierooster in het plafond.
1.8.
Later die avond heeft [verweerder] tegen [naam 2] gezegd dat hij de aap had opgehangen. [verweerder] heeft verklaard dat het een grap was en dat het woord “next” zou verwijzen naar (het vertrek van) [naam 3].
1.9.
[naam 2] heeft weer later die avond een e-mail gestuurd aan haar leidinggevende en unitmanager, [naam 1], en een foto gemaakt van de aap aan het touwtje.
1.10.
Op 10 december 2013 heeft [naam 1] over het voorval een gesprek gevoerd met [verweerder]. [verweerder] heeft onder meer verklaard dat hij zich niet had afgevraagd wat het effect zou zijn van het ophangen van de aap voor de deur van de leidinggevenden. Tevens heeft [verweerder] herhaald dat hij een grap had willen uithalen en had willen refereren aan het recente vertrek van [naam 3].
1.11.
Bij brief van 11 december 2013 heeft GVB [verweerder] op staande voet ontslagen. In de brief is onder meer opgenomen:
“Uw gedrag is grensoverschrijdend en gezagsondermijnend geweest en heeft een intimiderend en bedreigend effect gehad. Dat u dit naar eigen zeggen als een grap heeft bedoeld maakt dit niet anders. (..) [U] had (..) zich moeten realiseren dat dit een bedreigend en intimiderend effect had of kon hebben (..). Hoe dan ook heeft u gehandeld op een wijze die haaks staat op de Gedragscode van GVB.”
1.12.
Bij brief van 19 december 2013 heeft [verweerder] het ontslag vernietigd.
1.13.
[verweerder] heeft GVB verzocht het ontslagbesluit te heroverwegen. De heroverwegingscommissie was van mening dat het gedrag van [verweerder] absoluut verwijtbaar was en reden om afscheid van
[verweerder] te nemen, maar heeft geadviseerd het ontslag op staande voet in te trekken. Reden daarvoor was dat niet eerder aan de medewerkers expliciet was duidelijk gemaakt dat de grappen met de aap niet werden getolereerd.
1.14.
De (ad interim) directeur van GVB heeft bij brief van 16 januari 2014 besloten het advies niet over te nemen en heeft het ontslag gehandhaafd. Uit deze brief blijkt de inhoud van het advies van de heroverwegingscommissie.