Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2014:3176

Rechtbank Amsterdam
11-06-2014
18-06-2014
C/13/551034 / HA ZA 13-1529
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Eiser is zwaar gewond geraakt toen hij tijdens een afscheidsfeest in de bedrijfskantine vuurwerk afstak.

Zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering geeft geen dekking voor bewust en roekeloos handelen.

De rechtbank is van oordeel dat het aansteken van dit zware vuurwerk in de bedrijfskantine roekeloos was en dat de verzekering daarom niet hoeft uit te keren.

Rechtspraak.nl
Prg. 2014/202
NJF 2014/329
JA 2014/111 met annotatie van mr. dr. E.J. Wervelman

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/551034 / HA ZA 13-1529

Vonnis van 11 juni 2014

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats],

eiser,

advocaat mr. E.T.W. Buers,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

JUBILEE EUROPE B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. E. Bos-van den Berg.

Partijen zullen hierna [eiser] en Jubilee genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 20 september 2013, met producties,

- de conclusie van antwoord, met producties,

  • -

    het tussenvonnis van 11 december 2013,

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 4 april 2014, en de daarin genoemde stukken.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is verzekeringnemer en verzekerde van een (uiteindelijk) bij Jubilee ondergebrachte woonlastenverzekering.

2.2.

Het desbetreffende polisblad en de toepasselijke Algemene Voorwaarden houden – voor zover hier van belang – het volgende in:

Verzekerde maandelijkse woonlast € 600,00

(…)

RUBRIEK A:

ARBEIDSONGESCHIKTHEID

(…)

16 Bijzondere uitsluitingen

(…)

16.2

Geen uitkering wordt verleend voor arbeidsongeschiktheid ontstaan, bevorderd of verergerd door of in verband met:

(…)

16.2.3

een handeling waarbij de verzekerde het leven en het lichaam bewust en roekeloos in gevaar brengt, tenzij dit redelijkerwijs noodzakelijk was ter juiste vervulling van zijn beroep, bij rechtmatige zelfverdediging of bij pogingen tot het redden van personen en/of zaken;

(…)

RUBRIEK C:

ARBEIDSONGESCHIKTHEID TEN GEVOLGE VAN EEN ONGEVAL

(…)

28 Bijzondere uitsluitingen

Geen uitkering wordt verleend wanneer het ongeval dat de arbeidsongeschiktheid tot gevolg had is ontstaan, bevorderd of verergerd door:

- de bijzondere uitsluitingen als genoemd in artikel 16 van deze voorwaarden;

(…)

29 Omvang van de dekking

Op grond van deze rubriek wordt eenmalig een bedrag van € 12.500,- uitgekeerd (…). Deze eenmalige uitkering wordt gedaan naast de maandelijkse voorschotten die op grond van de rubriek Arbeidsongeschiktheid worden betaald.

2.3.

Op 10 december 2010 is er in de bedrijfskantine van de werkgever van [eiser] een feest gegeven. Een collega van [eiser], [naam 1], werd die avond opgehaald door een vriend van hem: [naam 2]. [naam 2] heeft een stuk illegaal vuurwerk, een zogenaamde “Cobra 6” meegebracht naar de bedrijfskantine. Het vuurwerk is afgegaan en [eiser] is daardoor ernstig gewond geraakt aan zijn rechterhand. [eiser] is sindsdien volledig arbeidsongeschikt.

2.4.

[naam 3] heeft op zondag 12 december 2010 tegenover de politie de volgende verklaring afgelegd:

Toen ik weer op mijn stoel ging zitten zag ik dat [eiser] onder tafel met een zwarte vuurwerkbom in zijn handen zat. Vervolgens zag ik dat [eiser] dit met zijn aansteker aanstak. (…) Ik zag toen dat [naam 1]de kantine uitliep en ik ben achter hem aangegaan. Die vuurwerkbom zag er namelijk nog al erg groot uit, dus ik dacht wegwezen! (…) We zaten vanaf een uur of 17.00 die middag aan een biertje. Ik kan dus zeggen dat er pittig gedronken is die avond.

2.5.

[naam 4] heeft op maandag 20 december 2010 over het ongeval tegenover de politie de volgende verklaring afgelegd:

We dronken bier en cola. Ik was nuchter want ik dronk Cola. Ik drink namelijk geheel geen alcohol. (...) Ik zag dat het een rotje met een lange lont was. Ik had zo een vuurwerk nog nooit eerder gezien. (…) Hoe het precies gegaan is met het vuurwerk dat weet ik niet, de drank was op dat moment wat in het spel bij mijn collega’s. (…) Ik zag dat [eiser] voorover onder tafel zat te kloten.

Daar bedoel ik mee dat hij met allebei de handen onder tafel zat. Ik begreep dat hij het vuurwerk onder tafel had en ik hoorde het geluid van een aansteker. Dit hoorde ik in de stille momenten tussen de gesprekken. Vanaf dat moment mis ik stukken. Ik zag dat er op dat moment paniek ontstond. Ik heb iemand horen roepen dat het vuurwerk aangestoken was. [eiser] is volgens mij de enige die hem aangestoken kan hebben. Ik heb gezien dat [eiser] en [naam 1] het raam probeerden te openen. Dat lukte niet op tijd waarna een enorme knal kwam. Ik kreeg op dat moment een piep in mijn oren. Ik kon namelijk niet uit de kantine wegkomen omdat ik knel in de hoek zat.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van Jubilee tot betaling van de maandelijkse termijnen van € 600,00 vanaf 11 december 2011, over een periode van vijf jaar, veroordeling van Jubilee tot betaling van € 12.500,00, met veroordeling van Jubilee in de volledige proceskosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2012.

3.2.

[eiser] voert daartoe aan dat hij door het ongeval op 10 december 2010 arbeidsongeschikt is geraakt. [eiser] meent dat hem daarom krachtens de polis een recht op uitkering van voormelde bedragen toekomt. Hij meent dat Jubilee ten onrechte een beroep doet op de uitsluitingsclausule. [eiser] heeft zelf geen herinnering aan het ongeval. Hij kan zich niet voorstellen dat hij het vuurwerk zelf heeft aangestoken, maar zelfs als dat zo was, was dat nog niet bewust en roekeloos. Hij hoefde er immers geen rekening mee te houden dat iemand zulk gevaarlijk vuurwerk mee zou nemen naar een feest. [eiser] was zich er in ieder geval niet bewust van hoe gevaarlijk het vuurwerk was en daarbij moet rekening worden gehouden met zijn alcoholconsumptie. [eiser] is bovendien gewond geraakt bij een poging het vuurwerk weg te gooien: dat was een poging om zijn collega’s te redden. Er moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Subsidiair meent [eiser] dat Jubilee moet worden veroordeeld tot een schadevergoeding die evenredig is aan een percentage van de schade dat in goede justitie moet worden bepaald. Omdat [eiser] op basis van een toevoeging procedeert zou het onredelijk zijn om de proceskosten voor rekening van [eiser] te laten komen. Aldus – steeds – [eiser].

3.3.

Jubilee voert verweer. Uit de tegenover de politie afgelegde verklaringen blijkt, volgens Jubilee, dat [eiser] het vuurwerk heeft afgestoken, nadat hij gewaarschuwd is dat niet te doen. Daarmee heeft hij bewust roekeloos gehandeld. Het begrip “bewust en roekeloos” uit de polis moet ook geobjectiveerd worden, vergelijkbaar met het begrip “merkelijke schuld” in het oude verzekeringsrecht. Dat [eiser] onder invloed van drank was moet voor zijn risico komen. De uitsluitingsclausule ziet zowel op het maandbedrag als de eenmalige uitkering bij ongevallen. Voor een volledige proceskostenvergoeding is geen grond. Aldus – steeds – Jubilee.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De kern van het geschil is het beroep van Jubilee op de uitsluitingsclausule van artikel 16.2.3. van de polisvoorwaarden. Om te beoordelen of Jubilee zich terecht beroept op die uitsluitingsclausule, moet de toedracht van het ongeval worden vastgesteld en dient de rechtbank te beoordelen of dat handelen van [eiser] “bewust en roekeloos” is geweest. Daarvoor moet die in de polis gebruikte term worden uitgelegd.

4.2.

Over de toedracht hebben [eiser], [naam 2] en de op die avond van 10 december 2010 aanwezige collega’s van [eiser] tegenover de politie verklaringen afgelegd. Zowel [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4] verklaren dat [eiser] degene is geweest die het vuurwerk heeft aangestoken. De rechtbank realiseert zich dat er die avond veel gedronken was, maar acht met name de verklaring van [naam 4] betrouwbaar. Hij had die avond immers niet gedronken en verklaart consistent met de andere getuigen over de toedracht. Hoewel [eiser] stelt dat hij zich niet kan voorstellen of herinneren dat hij het vuurwerk heeft aangestoken, is er in deze procedure geen enkele aanwijzing dat [naam 4] hierover een onjuiste verklaring zou hebben afgelegd. Ook zijn er geen verklaringen van getuigen die een andere lezing van de toedracht geven. De rechtbank hecht daarom geloof aan deze verklaringen.

Daarmee acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat [naam 2] op de bewuste avond een stuk vuurwerk heeft meegenomen naar de kantine. [eiser] heeft dat vuurwerk in handen gekregen en hij heeft het aangestoken. Vervolgens heeft [eiser] geprobeerd het vuurwerk naar buiten te gooien, maar is het vuurwerk afgegaan voordat dat was gelukt.

4.3.

De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of dit handelen van [eiser] “bewust en roekeloos” is geweest, in de zin van de polis. Die term is niet nader gedefinieerd in de polis en evenmin is de term onderwerp geweest van onderhandelingen tussen partijen.

4.4.

De eerste vraag is hoe de verhouding tussen “bewust” en “roekeloos” begrepen moet worden. Hoewel onbewust handelen of nalaten onder bijzondere omstandigheden verwijtbaar kan zijn, is de rechtbank – met partijen – van oordeel dat de term “bewust” niet alleen ziet op het handelen van verzekerde, maar ook op de roekeloosheid van dat handelen.

4.5.

Voor de uitleg van deze open norm (“bewust en roekeloos”) is de relevante context de (tekst van de) polis en de verhouding tussen [eiser] als verzekeringnemer en Jubilee als verzekeraar. Die verhouding houdt in dat partijen na betaling van de koopsom en totdat [eiser] een beroep doet op de verzekering, niet of nauwelijks met elkaar te maken hebben. Die context is wezenlijk anders dan de verhouding tussen werknemer en werkgever, zodat het ook niet zonder meer voor de hand ligt om aan te sluiten bij de wettelijke open norm van “bewuste roekeloosheid” uit het arbeidsrecht.

4.6.

Voor sommenverzekeringen (zoals deze woonlastenverzekering) houdt de wettelijke regeling van artikel 7:973 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in dat aan de overeenkomst geen rechten ontleend kunnen worden door iemand die onherroepelijk ervoor is veroordeeld dat hij de verwezenlijking van het risico opzettelijk teweeg heeft gebracht. De term “roekeloosheid” komt in die bepaling niet voor. Een uitbreiding van de gevallen waarin geen recht op uitkering bestaat, is echter mogelijk. Voor schadeverzekeringen geldt dat in geval van bewuste en onbewuste roekeloosheid van de verzekerde, geen dekking bestaat op grond van artikel 7:952 BW. Deze bepaling is niet rechtstreeks van toepassing, omdat deze verzekering geen schadeverzekering is, maar biedt wel – naar analogie – een handvat voor uitleg van het begrip “bewust en roekeloos”.

4.7.

De parlementaire geschiedenis van artikel 7:952 BW houdt over het begrip “roekeloosheid” het volgende in. “Het bewustheidsvereiste wordt in artikel 7.17.2.9 [thans: 7:952 BW, Rechtbank] niet gesteld, zodat in dat opzicht niet vereist is dat de verzekerde in subjectieve zin een verwijt kan worden gemaakt. Daarover wil ik wel opmerken dat dit verwijt dan alleen betrekking heeft op de vraag of de verzekerde wetenschap heeft gehad van de risico’s van zijn handelen. Bij onbewuste roekeloosheid ontbreekt deze wetenschap maar behoeft het handelen daarom niet minder verwijtbaar te zijn, omdat hij zich wel bewust had behoren te zijn van de risico’s van zijn handelen.” Dat wil zeggen dat onbewuste roekeloosheid geobjectiveerde roekeloosheid is: voldoende is dat de betrokkene zich bewust had moeten zijn van de risico’s van zijn handelen. De rechtbank volgt Jubilee niet in haar betoog dat ook het begrip “bewust en roekeloos” (als synoniem voor “merkelijke schuld”) geobjectiveerd uitgelegd moet worden, want dan zou het woord “bewust” betekenisloos zijn. Het voorgaande leidt ertoe dat van dekking is uitgesloten schade die het gevolg is van het handelen van verzekerde waarbij hij zich bewust was van het aanmerkelijke risico dat zijn gedraging schade veroorzaken kon, maar daar verder niet bij stil heeft gestaan of heeft gehandeld in het vertrouwen dat dit gevolg zou uitblijven.

4.8.

De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat ook ondanks zijn alcoholconsumptie [eiser] zich bewust was van de risico’s van het aansteken van dit stuk vuurwerk. Hij wist dat het ging om vuurwerk. Het ging bovendien om een groot stuk vuurwerk: uit het Deskundigenrapport van het NFI blijkt dat het vuurwerk een lengte had van 13 centimeter en een diameter van 2,9 centimeter. Dergelijk vuurwerk is niet te verwarren met veel kleiner (en lichter) legaal knalvuurwerk. Zijn collega [naam 3], die ook gedronken had, verklaart hierover: “Die vuurwerkbom zag er namelijk nog al erg groot uit, dus ik dacht wegwezen!” Nadat [eiser] het had aangestoken, heeft hij ook getracht het vuurwerk weg te werpen. Ook hieruit blijkt dat hij zich bewust was van het gevaar van dit vuurwerk, nadat hij het had aangestoken. Daaruit leidt de rechtbank af dat hij zich ook onmiddellijk daarvoor, toen hij het vuurwerk aanstak, bewust was van dat gevaar. Gelet op de omvang en het gewicht van het vuurwerk acht de rechtbank de risico’s van het aansteken in een bedrijfskantine aanmerkelijk. [eiser] heeft desondanks – kennelijk zonder verder stil te staan bij de mogelijke schade – het vuurwerk in de kantine aangestoken. De rechtbank is van oordeel dat hij hierdoor zijn lichaam bewust en roekeloos in gevaar heeft gebracht. Op het moment dat het vuurwerk afging probeerde hij het vuurwerk weg te gooien, maar het verwijt ziet niet op dat moment: [eiser] kan zich er dan ook niet op beroepen dat hij op het moment dat het vuurwerk afging een poging deed “tot het redden van personen of zaken”, het roekeloos handelen was namelijk daarvoor: het aansteken van het vuurwerk. Jubilee beroept zich daarom terecht op de uitsluiting van artikel 16.2.3. van de polisvoorwaarden.

4.9.

Voor zover [eiser] met zijn subsidiaire stelling een beroep heeft willen doen op de leer van de proportionele aansprakelijkheid, faalt dat beroep. Ter beoordeling ligt immers niet de vraag of in en welke mate [eiser] aansprakelijk moet worden geacht voor de ontstane schade maar of zich de situatie voordoet als bedoeld in de uitsluitingsbepaling 16 van de polisvoorwaarden. Zoals hierboven overwogen is de rechtbank van oordeel dat het handelen van [eiser] als bewust en roekeloos kan worden aangemerkt, zodat aan de voorwaarden voor uitsluiting is voldaan.

4.10.

Daarop stuiten alle vorderingen van [eiser] af. De uitsluitingsgrond ziet – gelet op de schakelbepaling in artikel 28 – ook op de eenmalige uitkering in het geval van een ongeval. Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd behoeft daarom ook geen bespreking meer.

4.11.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Jubilee worden begroot op:

- explootkosten € 0,00

- griffierecht 1.836,00

- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)

Totaal € 3.624,00

4.12.

De door Jubilee gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De rente daarover is eerst na betekening van het vonnis verschuldigd. De nakosten en de rente erover zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Jubilee tot op heden begroot op € 3.624,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.3.

veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Aalders en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2014.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.