2.3.
Op 17 maart 2008 heeft [naam 1], schaderegelaar bij ASR, in het kader van de schaderegeling een huisbezoek afgelegd bij [verzoekster]. Het verslag dat hiervan is opgemaakt luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
Letsel
Post commotioneel syndroom
(…)
Preëxistentie
Mw. [verzoekster] deelde desgevraagd mee voor ongeval in goede gezondheid te verkeren. Zij maakte niet eerder een ongeval mee en ziekteverzuim voor ongeval was nihil.
(…)”
2.4.
Op 15 mei 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de in gezamenlijk overleg benaderde arbeidsdeskundige[arbeidsdeskundige] en [verzoekster], in aanwezigheid van haar advocaat. Het verslag van dat gesprek luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“(…)
De belastbaarheid van cliënt [[verzoekster], rb] is in ieder opzicht, zowel fysiek, arbeidsgerelateerd als in sociale contacten, nog laag. Zij heeft snel weer klachten. Sinds oktober 2007 wordt cliënt behandeld door osteopaat [osteopaat] (aanvankelijk vanwege een nierprobleem (?), nu ook in het kader van het post commotioneel syndroom).
(…)
Bedrijfsarts [bedrijfsarts] van arbodienst Novamedixx acht cliënt momenteel volledig arbeidsongeschikt (voor haar werkzaamheden bij de Stichting Likeminds). Zij wordt wel gestimuleerd arbeidstherapeutisch te gaan opstarten.
(…)
Het gevaar bestaat wel dat cliënt van huis uit gewend is hoog in te zetten en dus vatbaar is voor overbelasten en forceren, hetgeen geen geleidelijke groei en geen solide basis oplevert. (…)”
2.5.
Bij brief van 4 oktober 2010 heeft de advocaat van [verzoekster] een afschrift uit het huisartsendossier met betrekking tot [verzoekster] aan ASR toegestuurd. Hierin bevindt zich onder meer een brief van de uroloog uit het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, gedateerd 11 mei 2007, waarin – voor zover thans van belang – het volgende staat:
“(…)
Patiënte meldde zich op 03/05/2007 op de spoedeisende hulp in verband met sinds twee dagen toenemende pijn rechts in de buik, uitstralend naar de rug. (…) Daags na opname werd een CT-scan van het abdomen verricht, waarbij eveneens geen afwijkingen werden geconstateerd (…). In verband met koorts en pijnlocatie ter hoogte van de rechter nier alsmede leukocyten in het urinesediment werd patiënte uiteindelijk behandeld voor een pyelonefritis [nierbekkenontsteking, rb] (…). Na voldoende herstel kon zij op 08-05-07 in goede conditie koortsvrij worden ontslagen (…).”
Voorts blijkt uit het huisartsenjournaal dat [verzoekster] op 27 en 31 juli 2007 de huisarts heeft bezocht met aanhoudende pijnklachten in rechterflank, arm, rechterbeen tot in de tenen en dat zij in verband met die aanhoudende klachten op haar verzoek in augustus 2007 een neuroloog heeft bezocht die onder meer een MRI-scan heeft uitgevoerd.
2.6.
Op 8 februari 2013 hebben partijen in gezamenlijk overleg neuroloog [neuroloog] (hierna: [neuroloog]) verzocht een onderzoek bij [verzoekster] te verrichten. Het rapport van [neuroloog], gedateerd 1 augustus 2013, luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“(…)
Overwegingen
(…) het [is] aannemelijk dat er sprake is geweest van een licht hoofd/hersenletsel (…). Dit is in overeenstemming met de conclusie, die op de polikliniek neurologie van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis is gesteld. In latere medische correspondentie wordt gesproken over zwaar hersenletsel, maar voor deze conclusie bestaat geen enkel argument.
Zowel de CT hersenen na het ongeval als de MRI hersenen, die later is verricht, tonen geen intracerebrale afwijkingen, met neme geen aanwijzingen voor (post)traumatische afwijkingen.
Het is aannemelijk dat de klachten over hoofdpijn, die in aansluiting op het ongeval zijn ontstaan, zijn veroorzaak door dit hoofd/hersenletsel. (…) Betrokkene heeft blijkens de medische correspondentie uit het OLVG in 2010 vermoedelijk een migraine aanval doorgemaakt, bij positieve familieanamnese, waarbij een oorzakelijke relatie met het ongeval, mede gezien het late ontstaan, niet waarschijnlijk is. (…)
Postcommotionele klachten kunnen gepaard gaan met klachten over verminderde concentratie, verminderde energie of overgevoeligheid voor licht en geluidsprikkels. In 2008 is er in de revalidatiekliniek een neuropsychologisch onderzoek verricht, waarbij stoornissen zijn gemeld in de aandacht en concentratie, het geheugen en het tempo. (…) Omdat betrokkene thans nog klachten heeft op cognitief gebied is mede gezien dit eerder verrichte neuropsychologisch onderzoek opnieuw neuropsychologisch onderzoek verricht door [dokter]. Concluderend wordt in dit rapport gesteld dat er sprake is van onderpresteren op grond van een validiteittest en dat het tempo van werken sterk wisselt, waarbij tests die nu traag gaan in 2008 goed werden gedaan en omgekeerd. Ook zijn sommige andere resultaten in 2008 beter, hetgeen niet kan worden verklaard door eventueel hersenletsel. Er wordt gesteld dat er geen consistente stoornissen in het cognitief functioneren zijn gevonden.
De klachten over pijn in de nek kunnen niet worden verklaard als gevolg van het ongeval. Het zou mogelijk geweest kunnen zijn dat er een contusie van de nek is geweest, maar er is geen uitwendig letsel is waargenomen op de spoedeisende hulp. (…) De nekpijn straalt niet uit, er is geen bewegingsbeperking. (…)
Bij het onderzoek kunnen geen coördinatiestoornissen of gezichtsvelddefecten worden geobjectiveerd. (…)
Klachten over verminderde energie kunnen voorkomen na een licht hoofd/hersenletsel. Er bestaat in casu wel een sterke discrepantie tussen de ernst van de thans aangegeven klachten en de daarbij door betrokkene vermelde beperkingen en de ernst van het doorgemaakte trauma. Daarbij dient tevens te worden overwogen dat betrokkene blijkens het journaal van de huisarts eind 2006 de huisarts nog heeft geconsulteerd in verband met vermoeidheidsklachten, en tevens dat vermoeidheidsklachten in een niet getraumatiseerde populatie niet zeldzaam zijn en vele oorzaken kunnen hebben, waarbij echter in de meeste gevallen geen oorzaak kan worden gevonden, zodat niet met zekerheid valt te zeggen of de door betrokkene klachten over verminderde energie het gevolg zijn van het ongeval en zo ja, in welke mate.
Beantwoording van de vragen
(…)
Vraag 1g
Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de (…) (AMA-guides 6e druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
Antwoord
(…) Persisterende hoofdpijnklachten kunnen worden gewaardeerd met een percentage functieverlies van maximaal 2 % van de persoon. In casu zou dit kunnen worden geschat op 2 % van de persoon, rekening houdend met de anamnese.
De oorzaak van de nekklachten is onduidelijk. Indien de klachten toch zijn veroorzaakt door een contusie als gevolg van het ongeval kunnen persisterende nekklachten na een specifiek nektrauma worden geëvalueerd (…). Er kan daarbij alleen functieverlies worden toegekend indien de nekklachten vergezeld gaan van irradiatie (…), hetgeen bij betrokkene niet het geval is, zodat in het (niet waarschijnlijke) geval van chronische pijn na een nekcontusie er geen functieverlies zou worden toegekend.
Uitgaande van de Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie kan geen functieverlies worden toegekend bij persisterende hoofdpijnklachten na een licht hoofd/hersenletsel of nektrauma.
Vraag 1h
Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? (…)
Antwoord
Als gevolg van de nekklachten bestaat er een lichte beperking bij werkzaamheden of activiteiten, waarbij het hoofd regelmatig maximaal dient te worden geëxtendeerd dan wel te worden geroteerd naar rechts tot in de eindstand.
Als gevolg van de hoofdpijn en vermoeidheid is het aannemelijk dat betrokkene een lichte beperking ondervindt bij werkzaamheden of activiteiten, die qua energie belastend zijn, die verricht dienen te worden in een rumoerige omgeving of die een langdurige concentratie vereisen.
(…)”