RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/656913-12
Datum uitspraak: 26 februari 2015 (Promis)
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres, te plaats].
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat,
ten aanzien van het primair ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 17 september 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen, bestaande uit of mede bestaande uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- haar met een hand in de bosjes duwen en/of
- haar op de grond duwen en/of
- het uittrekken/naar beneden trekken van haar broek
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 17 september 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, met [slachtoffer] van wie hij verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestesvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers hebbende verdachte en/of
zijn mededader(s) zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft als standpunt naar voren gebracht dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Naast de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zijn er een aantal objectieve bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de verklaringen van de vrienden van het slachtoffer, de telefoongegevens van verdachte en de DNA-match. Hoewel er naast het DNA-profiel van verdachte nog een DNA-profiel van een onbekende man “A’ is aangetroffen, kan er gelet op het beschikbare bewijs en gezien de recente jurisprudentie van de Hoge Raad over deelnemingsvormen geen bewezenverklaring volgen voor het medeplegen.
Ten aanzien van het seksueel binnendringen heeft verdachte verklaard dat sprake is geweest van vrijwillige sex en nu voor wat betreft de primair ten laste gelegde verkrachting de ten laste gelegde feitelijkheden en vormen van geweld niet kunnen worden bewezen, dient verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht. Het gaat dan om het criterium tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van het behoorlijk dronken slachtoffer in redelijkheid niet kan worden verwacht dat zij weerstand kan bieden aan de seksuele verlangens van verdachte. Daarbij is het volgende van belang. Verdachte heeft verklaard dat het hij het slachtoffer heeft ontmoet in een bar. Hij heeft daar met haar gedanst en enige tijd later was er wederom contact op straat, waarbij het slachtoffer op zijn schoot is gaan zitten en verdachte haar op intieme plekken heeft aangeraakt en betast. Dit blijkt niet uit de verklaringen van het slachtoffer. Daarna gaat het slachtoffer met verdachte en drie andere jongens naar het Vondelpark. Uit de stukken van het dossier kan niet worden afgeleid dat daarbij enige druk is uitgeoefend, ook niet bij de bosjes. Het slachtoffer heeft continu met haar telefoon gebeld en is met de jongens meegelopen naar de bosjes. Wat het slachtoffer vervolgens heeft verklaard staat haaks op de verklaring van verdachte en hoewel onder de gegeven omstandigheden het uitgangspunt is dat verdachte geen sex mag hebben tegen de wil van het slachtoffer, is er sprake van twijfel. Verdachte vond de situatie spannend en dacht dat het slachtoffer hem leuk vond. Het slachtoffer heeft volgens verdachte niet duidelijk gemaakt dat zij geen sex wilde. De officier van justitie heeft zich, alles afwegende op het standpunt gesteld dat het slachtoffer geen sex heeft gewild met verdachte en dat, nu er twijfels zijn over de vrijwilligheid, vrijspraak dient te volgen.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5.3. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen pleegt die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer] van:
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.500,00 voor immateriële schade. Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op een bedrag van € 768,00 voor kosten van rechtsbijstand.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen de som van € 1.500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en C.J. Petiet, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2015.
De voorzitter is buiten staat
mede te ondertekenen