11. De eerste vraag die moet worden beantwoord is of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden.
11. [verweerster] is op dit moment zwanger en daarnaast arbeidsongeschikt. Tijdens zwangerschap (en arbeidsongeschiktheid) geldt een opzegverbod. FH heeft aangevoerd dat de zwangerschap resp. arbeidsongeschiktheid van [verweerster] niet de reden vormen voor het ontbindingsverzoek. FH heeft in dat verband gesteld dat zij al geruime tijd daarvoor [verweerster] erop heeft gewezen dat zij onvoldoende functioneerde. Wat hiervan zij, FH heeft in het gesprek op 25 augustus 2014 voor het eerst met zoveel woorden aan [verweerster] laten weten dat [verweerster] wat haar betreft moest kiezen tussen “horizontaal groeien” of beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Nu vast staat dat [verweerster] FH pas daarna op de hoogte heeft gesteld van haar zwangerschap, wordt geoordeeld dat voldoende aannemelijk is geworden dat de zwangerschap (of de latere arbeidsongeschiktheid) niet de reden is voor het ontbindingsverzoek. Dat brengt mee dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst in beginsel mogelijk is.
11. Echter, de omstandigheid dat [verweerster] thans zwanger is, speelt wel een rol in het oordeel over de verzochte ontbinding. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de strekking van het opzegverbod tijdens zwangerschap is, om de zwangere vrouw te behoeden voor een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omdat het vinden van een nieuw dienstverband in deze periode praktisch onmogelijk is en het voor een gezond verloop van de zwangerschap van belang wordt geacht dat de spanning en onzekerheid die met een daadwerkelijke beëindiging onmiskenbaar gepaard gaan, zoveel mogelijk worden vermeden.
11. FH heeft ter zitting nadrukkelijk gesteld dat het verzoek is gegrond op verstoring van de arbeidsrelatie en niet op disfunctioneren. Dat neemt niet weg dat een groot deel van het dossier betrekking heeft op het functioneren van [verweerster]. Daarbij valt op dat het aanvankelijke voorstel in mei 2014 om eens na te denken over een horizontale ontwikkeling, op 25 augustus 2014 vrij abrupt door FH is geherformuleerd in een keuze tussen demotie of beëindiging van het dienstverband, met later daaraan nog verbonden een aanmerkelijke verlaging van het salaris. Daarmee is FH ten onrechte voorbij gegaan aan de voor een dergelijke wijziging van de functie met bijbehorende arbeidsvoorwaarden volgens de jurisprudentie geëigende gang van zaken in een dergelijke situatie (o.a. HR 11 juli 2008, NJ 2011, 185 Stoof/Mammoet), nog afgezien van de gangbare opvatting dat een werknemer op wiens functioneren aanmerkingen zijn in staat moet worden gesteld om zich te verbeteren op basis van een duidelijk omschreven “verbeterplan”.
11. Van FH had als professionele werkgever mogen worden verwacht dat zij zich tijdig op de hoogte zou stellen van de geldende eisen. Door daaraan voorbij te gaan, heeft juist FH de verhoudingen op scherp gesteld. Dat [verweerster] daarop niet altijd even zakelijk heeft gereageerd en een en ander is ontaard in een weinig productieve brievenschrijverij, kan haar onder de gegeven omstandigheden niet worden tegengeworpen.
11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de arbeidsverhoudingen zodanig zijn verstoord dat van voortzetting geen sprake meer kan zijn. De arbeidsovereenkomst wordt dan ook ontbonden en wel tegen 1 augustus 2015. Daarbij wordt enerzijds rekening gehouden met de bescherming die [verweerster] in verband met haar zwangerschap toekomt en wordt meegewogen haar huidige positie op de arbeidsmarkt, maar wordt ook afdoende duidelijkheid gegeven aan partijen over de toekomst.
11. Uit het voorgaande blijkt tevens dat FH een verwijt valt te maken van de ontstane situatie. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter een vergoeding van
€ 11.000,00 bruto. Er bestaat daarbij geen aanleiding om hierop een correctie toe te passen ten voordele van FH vanwege de latere ontbindingsdatum dan gebruikelijk, nu deze uitsluitend het gevolg is van de bescherming die een werkneemster in verband met zwangerschap toekomt.
11. Nu een hogere vergoeding wordt toegekend dan FH heeft aangeboden, wordt zij in de gelegenheid gesteld het verzoek in te trekken
11. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt, behoudens voor het geval FH het verzoek intrekt, in welk geval zij met de proceskosten zal worden belast.