5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen en de in rubriek 4.4 vervatte bewijsoverwegingen het volgende bewezen
Het onder 1 ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 10 juni 2002 tot en met 10 juni 2014, in Amsterdam en in Luxemburg, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, hierin bestaande dat hij, verdachte, telkens krachtens die gewoonte, (van) geldbedragen, tot een totaalbedrag van EUR 3.118.081,61
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op die voorwerpen was en wie bovenomschreven voorwerpen voorhanden hebben gehad; en/of
voorhanden heeft gehad en/of overdragen en/of omgezet en/of van voornoemde voorwerpen gebruik gemaakt,
door toen en daar telkens opzettelijk,
girale geldbedragen om te zetten in chartale geldbedragen; en
chartale geldbedragen in een auto en op de plek waar het reservewiel wordt bewaard te vervoeren van het Groothertogdom Luxemburg naar Nederland; en
chartale geldbedragen te verstoppen in een mechanisch ventilatiesysteem in een woning gelegen aan de [adres] ; en
chartale geldbedragen te laten storten op Nederlandse rekeningen die te naam waren gesteld van [verdachte] en [naam 1] en [naam 2] en [naam 4] en [naam 3] ; en
girale geldbedragen te (laten) overboeken van Nederlandse rekeningen die te naam waren gesteld van [naam 1] en [naam 2] en [naam 4] en [naam 3] naar Nederlandse rekeningen die te naam waren gesteld van [verdachte] met als omschrijving huur of bekend of lening of een omschrijving die aan beleggen te relateren is; en
girale en chartale geldbedragen aan te (laten) wenden ten behoeve van zichzelf, verdachte, en anderen;
terwijl hij, verdachte, wist dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het onder 2 ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2003 tot en met 14 maart 2014, in Amsterdam, meermalen, als belastingplichtige in de zin van de wet inkomstenbelasting 2001, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2002; en
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2003; en
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2004; en
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2005; en
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2006; en
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2007; en
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2008; en
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2009; en
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2010; en
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2011; en
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2012; en
- de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2013
onjuist of onvolledig heeft gedaan, terwijl dat feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in die aangiften telkens
- een te laag bedrag aan Nederlands belastbaar inkomen werd aangegeven; en
- een te laag bedrag aan vermogen in een ander land dan Nederland werd aangegeven; en
- een te laag bedrag aan voordeel uit sparen en beleggen werd aangegeven; en daardoor
- een te laag bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting werd aangegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder
1
bewezen verklaarde:
Gewoontewitwassen.
Ten aanzien van het onder
2
bewezen verklaarde:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- -
een geldbedrag van € 785.165, -;
- -
een bankrekening ( [rekeningnummer] ) bij de ABN-AMRO bank ten name van verdachte met als saldo € 1.328,20;
- -
een bankrekening ( [rekeningnummer] ) bij de BINCK bank ten name van verdachte met als saldo € 16.939,29;
- -
een bankrekening (aandelenportefeuille) bij de BINCK bank ten name van verdachte met als saldo € 983.082,80;
- -
een bankrekening ( [rekeningnummer] ) bij de Rabobank ten name van verdachte met als saldo € 86,28;
- -
een woning gelegen aan de [adres] ;
- -
een woning gelegen aan de [adres] ;
- -
een woning gelegen aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. J. Knol en A.B.M. Wijnveldt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Spliet, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2015.