10. Aan het ontbindingsverzoek ligt primair ten grondslag de toepasselijkheid van artikel 7:671b onder a zoals dat sinds 1 juli 2015 luidt. De kantonrechter is van oordeel dat het overgangsrecht en dan in het bijzonder artikel XXII lid 1 onder a tot en met c in casu geen toepassing heeft. Er is geen sprake van een geding dat betrekking heeft op een verzoek om toestemming gedaan voor 1 juli 2015 noch van een geding (het onderhavige geding) dat is aangevangen voor 1 juli 2015. De onderhavige procedure is immers een zelfstandig geding dat los staat van de beoordeling die in de UWV-procedure heeft plaatsgevonden terwijl opzegging niet heeft plaatsgevonden.
10. Artikel 7:671b onder a BW bepaalt (sinds 1 juli 2015) dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst kan ontbinden op grond van artikel 7:669, lid 3, onderdeel a BW, indien de toestemming bedoeld in artikel 671a BW, is geweigerd. De kantonrechter kan niet anders dan concluderen dat, mede gelet op het gebruik van het woord “bedoeld”, dit ziet op de toestemming (van UWV) ongeacht of die vóór of ná 1 juli 2015 is geweigerd. De kantonrechter weegt hierbij mee de onwenselijke gevolgen die een enge uitleg van “de toestemming bedoeld in artikel 671a BW” zou meebrengen, te weten dat in alle gevallen waarin de werkgever voor 1 juli 2015 wegens bedrijfseconomische redenen aan UWV toestemming heeft verzocht en deze pas na 1 juli 2015 is geweigerd, de werkgever de procedure opnieuw bij UWV zou moeten voeren, alvorens de werkgever de zaak aan de kantonrechter kan voorleggen.
12. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. De kantonrechter moet, blijkens de wetsgeschiedenis, in het geval van de a-grond, het ontbindingsverzoek aan dezelfde criteria toetsen als het UWV waarbij de Ontslagregeling van toepassing is. De kantonrechter zal de zaak opnieuw moet beoordelen.
12. Amsterdam Museum heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gebaseerd op de grond dat sprake is het noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering. Die economische omstandigheden heeft Amsterdam Museum onderbouwd door overlegging van het jaarplan (financieel deel) 2013 en de begrotingen 2014 en 2015. Uit deze financiële stukken komt het beeld naar voren dat Amsterdam Museum te kampen heeft met onder andere sterk verminderde subsidies vanaf 2013 en extra kosten als gevolg van de nieuwe cao voor gemeenteambtenaren die zij volgt. Als gevolg van mede deze financiële omstandigheden is zij genoodzaakt geweest tot het doorvoeren van bezuinigingen op veel verschillende posten teneinde haar begroting zoveel mogelijk sluitend te krijgen. Evenwel valt uit de ingebrachte stukken niet de conclusie te trekken dat Amsterdam Museum in een zodanige ernstige financiële situatie verkeert dat zij in haar voortbestaan wordt bedreigd.
12. De kantonrechter is van oordeel dat aan Amsterdam Museum een zekere ruimte toekomt om de beslissing te nemen dat een of meer arbeidsplaatsen moeten komen te vervallen. In onderhavig geval echter, is echter niet aannemelijk gemaakt dat de arbeidsplaatsen, waaronder die van [verweerster] , noodzakelijkwijs moeten komen te vervallen. Voorop staat dat er nog slechts twee rondleiders in dienstverband zijn tegenover vijftien rondleiders die als zelfstandige werkzaam zijn. Amsterdam Museum zal geen rondleiders in dienstverband meer aannemen. Dit betekent dat een deel van de argumentatie waarom de functie van rondleider in dienstverband moet komen te vervallen, niet meer actueel is. [verweerster] wordt voor een vast aantal uren per jaar (minimaal 216) zoveel mogelijk vast ingeroosterd zodat de problematiek van het nul-urencontract niet (meer) speelt of zal gaan spelen (zoals genoemd zijn het minimum vaste uren waar een werknemer aanspraak op maakt of de beloning voor oproepen van minder dan drie uur die tegen drie uur verloond moeten worden).
12. Amsterdam Museum heeft weliswaar een grafiek overgelegd die vanaf week 16 van 2013 een scherpe daling laat zien van het aantal schoolrondleidingen maar ter zitting heeft [verweerster] op basis van interne cijfers beargumenteerd dat de daling van het aantal rondleidingen inmiddels is afgevlakt en er in 2015 weer een stijging te zien is ten opzichte van 2014. Belangrijker echter is dat de werkzaamheden niet zo ver zijn teruggelopen, althans dat is niet aannemelijk geworden, dat deze onvoldoende zouden zijn voor het vullen van de arbeidsovereenkomst van [verweerster] (en haar collega). De kantonrechter is van oordeel dat het goed werkgeverschap meebrengt dat de aangevraagde rondleidingen zoveel mogelijk eerst bij haar twee rondleiders in dienstverband moeten worden ondergebracht alvorens deze aan de freelance rondleiders worden aangeboden. In het verlengde daarvan kan ook van Amsterdam Museum gevergd worden dat zij zoveel mogelijk de rondleidingen waar zij het minst verlies op maakt, de rondleidingen aan particulieren, bij haar rondleiders in dienstverband onderbrengt. De conclusie luidt dan ook dat er aan Amsterdam Museum ook andere maatregelen ten dienste staan om de kosten van haar twee rondleiders in dienstverband terug te dringen en onvoldoende is gebleken dat ook na het doorvoeren van die maatregelen er sprake is van een dermate onrendabele situatie dat voorzetting van de arbeidsovereenkomst door Amsterdam Museum niet gevergd kan worden.
12. Feitelijk wil Amsterdam Museum haar laatste twee rondleiders met een arbeidsovereenkomst uit dienst hebben ten faveure van haar poule freelancers, zonder het afspiegelingsbeginsel te hoeven toepassen nog daargelaten dat zij daar enig inzicht in heeft gegeven. Amsterdam Museum heeft zelfs niet het aanbod gedaan aan [verweerster] en haar collega om als ZZP-er de rondleidingen te mogen verzorgen. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid blijkt dat het oogmerk is geweest dat de ontslagregels na 1 juli 2015 zo blijven dat bescherming wordt geboden aan de sociaal-economische verhoudingen binnen Nederland, zoals het onnodig vervangen van vaste werknemers door flexibele werknemers (MvT 33 818 p. 43/44; cursivering kantonrechter). De kantonrechter meent dat dit ook geldt voor de vervanging van werknemers door ZZP-ers. Het verweer dat van vervanging geen sprake is in verband met een terugloop van de werkzaamheden wordt verworpen. Hiervoor is al overwogen dat Amsterdam Museum als goed werkgever gehouden is de werkzaamheden eerst aan haar (twee) werknemers aan te bieden. Ter zake van deze werkzaamheden zullen de rondleiders in dienstverband wanneer de visie van Amsterdam Museum wordt gevolgd, vervangen worden door ZZP-ers. Dit is een uit sociaal oogpunt in beginsel onwenselijke vervanging. Het enkele feit dat [verweerster] – kort gezegd – meer kost dan dat het oplevert, moet niet noodzakelijkerwijs tot het verval van haar arbeidsplaats leiden. Gelet voorts op het feit dat de activiteit van het geven van rondleidingen wordt voortgezet en per saldo niet verliesgevend is, er verder geen rondleiders in dienstverband bijkomen (uitsterfbeleid) waardoor ook de geschetste problematiek met betrekking tot nulurencontracten niet zal spelen, gelet op het lange dienstverband van [verweerster] en het feit dat [verweerster] binnen afzienbare tijd de pensioen- of AOW-gerechtigde leeftijd zal behalen, dient bij een belangenafweging het belang van [verweerster] voor het behoud van haar arbeidsovereenkomst als rondleider te prevaleren boven dat van Amsterdam Museum.
12. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door werkgever in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel a, BW. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van de werkgever zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst derhalve niet zal worden ontbonden.
12. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.