5.2.1.
Algemene bevindingen
Uit onderzoek van de FIOD is gebleken dat de 84 ingediende aangiften voor de omzetbelasting zijn verstuurd vanaf het IP-adres [IP-adres] . Dit IP-adres behoort bij het adres [adres 2] te Amsterdam, alwaar het bedrijf [administratiekantoor 1A B.V.] (hierna: [administratiekantoor 1A B.V.] ) is gevestigd.3 [administratiekantoor 1A B.V.] heeft per 12 maart 2008 de bedrijfsactiviteiten van de moedermaatschappij [administratiekantoor 1B B.V.] overgenomen.4 Vanaf 30 december 2011 staat [administratiekantoor 1A B.V.] onder de handelsnaam [administratiekantoor 1A B.V.] bij de Kamer van Koophandel ingeschreven.5 Tijdens de doorzoeking van het bedrijfspand zijn op de server contactgegevens van personen aangetroffen die ten tijde van het tenlastegelegde bestuurder of enig aandeelhouder waren van de in de tenlastelegging genoemde bedrijven. Deze contactgegevens bevatten onder meer gebruikersnamen en wachtwoorden waarmee vermoedelijk kon worden ingelogd op de site van de Belastingdienst.6 Ook is op de computer van verdachte een e-mailbericht aangetroffen, dat verdachte op 30 mei 2008 heeft verstuurd naar zijn collega [medeverdachte 2] . Hij schrijft haar: “is geregeld” in antwoord op een e-mailbericht van [medeverdachte 2] waarin zij schrijft: “ [bedrijf 2 B.V.] , [bedrijf 1 B.V.] & [bedrijf 4 B.V.] geen OB ingediend”.7 Nu verdachte desgevraagd ter terechtzitting hierover geen verklaring heeft willen afleggen waaruit iets anders kan worden afgeleid, leidt de rechtbank uit dit bericht af dat verdachte hetzij die aangiften zelf heeft gedaan, hetzij daartoe instructies heeft gegeven en ervoor heeft zorggedragen dat die aangiften werden ingediend, waarbij hem in beide gevallen de onjuistheid van die aangiften duidelijk moest zijn. In het bedrijfspand zijn meer aanwijzingen gevonden van betrokkenheid bij de onderhavige feiten. Zo is blanco briefpapier aangetroffen van de bedrijven [Uitzendbureau 1 B.V.] , [bedrijf 2 B.V.] , [bedrijf 1 B.V.] en [bedrijf 3 B.V.] (een eenmanszaak van medeverdachte [medeverdachte 1] ).8 Een aantal van de in de administratie van [bedrijf 4 B.V.] aangetroffen valse facturen is gemaakt op hetzelfde briefpapier als het blanco briefpapier dat bij [administratiekantoor 1A B.V.] is aangetroffen.9 Het was de Belastingdienst bovendien opgevallen dat de boekhouding van de genoemde bedrijven niet of slechts ten dele voor controle beschikbaar was, dat de activiteiten van de bedrijven voor zover die activiteiten al bestonden, na aankondiging van een boekenonderzoek, werden stilgelegd en er vervolgens geen aangiften, of alleen nog maar nihilaangiften werden gedaan. Betrokkenen namen ook geen contact op met de Belastingdienst om navraag te doen naar het uitblijven van de gevraagde teruggaven omzetbelasting.10
5.2.2.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de bewezenverklaring van feit 1 uit van de in de tenlastelegging genoemde aangiften voor de omzetbelasting. Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt dat de eerste ingediende onjuiste aangifte dateert van 26 februari 2007. Op 24 juli 2009 is de laatste onjuiste aangifte omzetbelasting ingediend.11 De aangiften zijn ingediend ten name van verschillende bedrijven. Deze bedrijven zullen afzonderlijk worden besproken.
[bedrijf 4 B.V.]
Op naam van [bedrijf 4 B.V.] is over de kwartalen van 2007, de maanden januari 2008 tot en met juli 2008 en de maanden december 2008 tot en met januari 2009, aangifte voor de omzetbelasting gedaan.12 De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de ingediende onjuiste aangiften voor de omzetbelasting een totaalbedrag van € 49.724,- op de rekening van [bedrijf 4 B.V.] gestort.13
Zowel de bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 4 B.V.] in voornoemde periode, medeverdachte [medeverdachte 3] , en medeverdachte [medeverdachte 4] , werknemer van [bedrijf 4 B.V.] in voornoemde periode, hebben verklaard dat de aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 4 B.V.] door [administratiekantoor 1A B.V.] werden ingediend.14
[bedrijf 2 B.V.]
Op naam van [bedrijf 2 B.V.] is over de maanden januari 2007 tot en met juni 2008 aangifte voor de omzetbelasting gedaan.15 De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de ingediende onjuiste aangiften voor de omzetbelasting een totaalbedrag van € 171.180,- op de bankrekening van [bedrijf 2 B.V.] gestort.16
De bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 2 B.V.] in voornoemde periode, medeverdachte [medeverdachte 2] , heeft verklaard dat de administratie van het bedrijf werd verzorgd door [administratiekantoor 1A B.V.] .17
[Uitzendbureau 1 B.V.]
Op naam van [Uitzendbureau 1 B.V.] is over het eerste, tweede en derde kwartaal van 2010, aangifte voor de omzetbelasting gedaan.18 De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de ingediende onjuiste aangiften voor de omzetbelasting een totaalbedrag van € 69.524,- op de bankrekening van [Uitzendbureau 1 B.V.] gestort.19
[bedrijf 1 B.V.]
Op naam van [bedrijf 1 B.V.] is over het eerste en derde kwartaal van 2007 en over de maanden december 2007 tot en met oktober 2009, aangifte voor de omzetbelasting gedaan.20De Belastingdienst heeft vastgesteld dat naar aanleiding van ingediende onjuiste aangiften omzetbelasting een totaalbedrag van € 444.132,- op de bankrekening van [bedrijf 1 B.V.] is gestort.21
De middellijk bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1 B.V.] in voornoemde periode, medeverdachte Isler, heeft verklaard dat de aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 4 B.V.] door [administratiekantoor 1A B.V.] werden ingediend.22 Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat [bedrijf 1 B.V.] een klant van [administratiekantoor 1A B.V.] is geweest.23
[medeverdachte 1]
Op naam van [medeverdachte 1] is over het tweede, derde en vierde kwartaal van 2007 en over het eerste kwartaal van 2008, aangifte voor de omzetbelasting gedaan.24 De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de ingediende onjuiste aangiften omzetbelasting een totaalbedrag van € 74.550,- op de bankrekening van [medeverdachte 1] is gestort.25
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [administratiekantoor 1A B.V.] in voornoemde periode de aangiften omzetbelasting van zijn eenmanszaak heeft ingediend.26 Verdachte heeft dit desgevraagd ook bevestigd.27
[bedrijf 3 B.V.]
Op naam van [bedrijf 3 B.V.] is over de maanden januari 2007, juni 2007, juli 2007, september 2007, oktober 2007 en december 2007 en over de maanden februari 2008 tot en met juli 2008 en de maanden oktober 2008 tot en met juni 2009, aangifte voor de omzetbelasting gedaan.28De Belastingdienst heeft vastgesteld dat naar aanleiding van de onjuiste aangiften voor de omzetbelasting een bedrag van in totaal € 50.216,- op de bankrekening van [bedrijf 3 B.V.] is gestort.29
De middellijk bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 3 B.V.] in voornoemde periode, medeverdachte [medeverdachte 1] , heeft verklaard dat [administratiekantoor 1A B.V.] de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 3 B.V.] heeft ingediend.30
5.2.3.
De rol van verdachte binnen [administratiekantoor 1A B.V.]
Uit het dossier blijkt ten aanzien van de rol van verdachte het volgende.
Verdachte geeft sinds 2004 leiding aan [administratiekantoor 1A B.V.] en heeft de verantwoordelijkheid voor het bedrijf. Door voormalige werknemers van [administratiekantoor 1A B.V.] wordt de rol van verdachte omschreven als “de baas”, “de oprichter” of “de directeur” van [administratiekantoor 1A B.V.] .31
5.2.4.
Nadere overwegingen
Medeplegen
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden volgt dat de rechtspersoon [administratiekantoor 1A B.V.] de onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend bij de Belastingdienst. Hoewel niet kan worden vastgesteld wie de onjuiste aangiften feitelijk heeft ingediend, is aannemelijk dat dit door verdachte, al dan niet in samenwerking met andere personen die werkzaam waren bij [administratiekantoor 1A B.V.] , is gedaan. Verdachte heeft ter terechtzitting ook geen verklaring willen geven over de gang van zaken binnen [administratiekantoor 1A B.V.] met betrekking tot het indienen van aangiften. Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte hebben geweten van de strafbare gedragingen, de dagelijkse leiding over [administratiekantoor 1A B.V.] was immers alleen in handen van verdachte.
De werkwijze waarbij onderling moest worden afgestemd om alle vereiste gegevens voor de aangiftes te verkrijgen, kenmerkt zich door een bewuste en nauwe samenwerking. Verdachte heeft daarbij in het samenwerkingsverband als leidinggevende van het accountantskantoor een essentiële rol gespeeld. Naar het oordeel van de rechtbank is voorafgaand, tijdens en na afloop van de in de tenlastelegging ingediende aangiften sprake geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, zijn mededader(s) en de rechtspersonen, gericht op de planning en uitvoering van het feit, dat is voldaan aan de voorwaarden voor de strafbare vorm van samenwerking die als medeplegen kan worden gekwalificeerd.
5.2.5.
Conclusie
De rechtbank komt op basis van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, tot het oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen onjuiste aangiften omzetbelasting bij de Belastingdienst heeft ingediend. Het resultaat hiervan is dat de aangiften sloten op te hoge terug te vragen bedragen, met het doel om de Belastingdienst te bewegen tot het ten onrechte uitkeren van belastinggeld. Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat deze onjuiste belastingaangiften ertoe hebben gestrekt dat te weinig belasting werd geheven in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Door de Belastingdienst is berekend dat zij door de onder rubriek 5.2.2. besproken aangiften een fiscaal nadeel heeft geleden van € 999.951,-.32
De rechtbank is van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend is bewezen.