13. Intrekking verzoek Completel en B3G
Nu Completel en B3G hun verzoek hebben ingetrokken, behoeft dat verzoek geen behandeling meer en is aan de eerste voorwaarde van het tegenverzoek van [verweerder] voldaan.
13. Toepasselijk recht
Geoordeeld wordt dat dit tegenverzoek van [verweerder] beoordeeld moet worden naar het recht, zoals dat gold ten tijde van het indienen van het oorspronkelijke verzoek van Completel en B3G, derhalve op 30 juni 2015. Immers, het tegenverzoek is gedaan in een geding dat is aangevangen voor dat tijdstip, zoals bedoeld in artikel XXII lid 1 sub c Overgangsrecht. Het tegenverzoek hangt ook onverbrekelijk samen met het oorspronkelijke verzoek en zou zonder dat verzoek niet door [verweerder] zijn ingediend.
13. Overigens kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de rechtsgeldigheid van de zijdens [verweerder] gestelde voorwaarde, nu de wet in een concreet geval het toepasselijke recht bepaalt. Als [verweerder] het met de beslissing op zijn verzoek niet eens is, kan hij het intrekken en/of (onder nieuw recht) hoger beroep instellen.
13. Tegenverzoek
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat het in alle redelijkheid niet van [verweerder] gevergd kan worden het dienstverband met Completel en B3G - wie de formele werkgever ook moge zijn - voort te zetten. En zij overweegt daartoe als volgt.
13. Uit hetgeen in de procedure naar voren is gebracht blijkt dat - volgens de stellingen van Completel en B3G zelf - per 1 december 2015 de functie van [verweerder] niet meer voorhanden is, terwijl zij evenmin bereid zijn [verweerder] te herplaatsen, na diens herstel. Voorts is voldoende gebleken dat de verhoudingen inmiddels te zeer verstoord zijn geraakt om het dienstverband nog vruchtbaar voort te zetten. De arbeidsovereenkomst zal derhalve worden ontbonden. Overigens zou dat oordeel onder het nieuwe recht niet anders zijn, nu alsdan omstandigheden aanwezig zijn als bedoeld in artikel 671c lid 1 BW.
13. Vergoeding
Bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal [verweerder] een vergoeding worden toegekend. Daarbij weegt mee dat de wijze waarop Completel en B3G [verweerder] , zeker na diens ziekte, hebben behandeld allerminst is zoals van een goed werkgever kan worden verwacht. Overigens zou dit oordeel ook onder het nieuwe recht niet anders zijn, alsdan op de voet van artikel 671c lid 2 BW.
13. Uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding zijn - gelet op het toepasselijke recht - de Aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters. Voorts weegt voor de kantonrechter mee de wijze waarop Completel c.q. B3G zich ten overstaan van [verweerder] heeft gedragen, de duur van het dienstverband van [verweerder] , diens leeftijd, het salaris (inclusief een deel van zijn onkostenvergoeding) en zijn - mede door zijn ziekte - moeilijke positie op de arbeidsmarkt. Ander-zijds weegt ook mee dat over enkele maanden [verweerder] twee jaar arbeidsongeschikt zal zijn en in beginsel dan de verplichting tot betaling van loon tijdens ziekte van Completel en B3G zal zijn verstreken.
13. In dit alles ziet de kantonrechter aanleiding om [verweerder] bij ontbinding van de arbeids-overeenkomst tegen 1 februari 2016 een vergoeding van € 400.000,- bruto toe te ken-nen. Completel en B3G zullen beiden - hoofdelijk - tot betaling worden veroordeeld, zodat in deze procedure de vraag wie als werkgever van [verweerder] moet worden aangemerkt in het midden kan blijven.
13. Nu op verzoek van [verweerder] de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden en hem daarbij een lagere vergoeding dan door hem verzocht wordt toegekend, zal [verweerder] een termijn krijgen waarbinnen hij zijn verzoek kan intrekken.
13. Er zijn - mede gelet op het bepaalde in aanbeveling 3.8 van de Kring van kanton-rechters en de intrekking van het verzoek door Completel en B3G - termen om de kosten tussen partijen te compenseren.