13. Naar de kantonrechter heeft begrepen - gebaseerd op de toelichting van [verzoeker] ter zitting - dient het verzoek van [verzoeker] aldus te worden verstaan dat voor het geval dat het Gerechtshof het hoger beroep van [verzoeker] niet honoreert, althans op enig moment wordt beslist dat het verleende ontslag op staande voet in rechte niet (meer) kan worden aangetast, wordt beoordeeld of hij recht heeft op uitbetaling van een transistievergoeding en/of een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft zijn verzoek in deze zin opgevat en zal het aldus beoordelen.
13. Ontvankelijkheid
Naar het oordeel van de kantonrechter kan [verzoeker] in zijn verzoek worden ontvangen. Immers, waar bij vonnis rechten onder een voorwaarde kunnen worden toegekend en ook arbeidsovereenkomsten ‘voorwaardelijk’ kunnen worden ontbonden, kan ook [verzoeker] voorwaardelijk veroordeling van Makenbach vragen tot betaling van de transistievergoeding. De voorwaarde van [verzoeker] - opgevat in de hierboven weer-gegeven zin - is duidelijk en staat een eventuele executie te zijner tijd (afhankelijk van de uitkomst van het hoger beroep) niet in de weg.
15. Transistievergoeding
Voorts overweegt de kantonrechter dat het enkele feit dat het ontslag op staande voet van [verzoeker] in rechte niet (meer) kan worden aangetast en daarmee het einde van de arbeidsovereenkomst door het op staande voet vast staat, niet impliceert dat [verzoeker] geen transistievergoeding toekomt. Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is ingevolge het bepaalde in artikel 7:677 BW een dringende reden voldoende, terwijl voor het vervallen van het recht op een transistievergoeding ernstig verwijtbaar handelen of nalaten zijdens de werknemer is vereist, nog los van het bepaalde in artikel 7:673 lid 8 BW.
15. De eisen die aan een rechtsgeldig ontslag op staande voet worden gesteld zijn daarmee anders dan die aan het verval van de transistievergoeding ten grondslag worden gelegd, zodat bij een terecht ontslag op staande voet toch de transistie-vergoeding verschuldigd kan zijn. Een situatie die tot een dringende reden leidt, hoeft niet altijd gepaard te gaan met verwijtbaarheid zijdens de werknemer, laat staan met diens érnstig verwijtbaar handelen of nalaten, terwijl dat laatste wel vereist is voor het toepassen van artikel 7:673 lid 7 sub c BW.
15. Beoordeeld dient derhalve te worden of in dit geval sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, waardoor het recht op de transistievergoeding is komen te vervallen. De kantonrechter acht dat niet het geval. Zij overweegt daartoe dat thans (nog) niet vast staat dat [verzoeker] zich daadwerkelijk bedreigend jegens [naam 1] en [naam 2] heeft uitgelaten, terwijl die uitlatingen kunnen niet los worden gezien van de overige feiten en omstan-digheden van het geval. Daaronder is onder meer het feit dat Makenbach meerdere keren getracht heeft het dienstverband met [verzoeker] te beëindigen, dat zij [verzoeker] te werk heeft gesteld in een andere - lager gekwalificeerde - functie en dat [verzoeker] in de over-tuiging verkeerde dat Makenbach hem tot twee maal toe een eindafrekening had gestuurd, waardoor hij meende alsnog ontslagen te zijn. Daarvan is [verzoeker] - begrijpe-lijkerwijs - ernstig overstuur geraakt.
15. Daarbij gevoegd het beperkte vermogen van [verzoeker] om een reële inschatting te maken van zijn arbeidsrechtelijke positie, brengt de kantonrechter tot het oordeel dat geen sprake is van dusdanig ernstig verwijtbaar handelen dat het recht van [verzoeker] op een transistievergoeding is komen te vervallen.
15. [verzoeker] heeft de transistievergoeding berekend op het bedrag van € 2.453,84 bruto. Daartegen heeft Makenbach geen bezwaar geuit, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. Ook de zijdens [verzoeker] gevraagde bruto/netto-berekening zal worden toegewezen, zij het zonder de daaraan verbonden dwangsom. [verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd dat een dwangsom noodzakelijk is. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van indienen van het verzoekschrift; de buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen nu niet is gesteld of gebleken dat [verzoeker] - buiten deze procedure - kosten ter incasso heeft gemaakt.
15. Billijke vergoeding
[verzoeker] heeft voor zijn verzoek om een billijke vergoeding verwezen naar artikel 7:686a BW, waarbij hij heeft aangevoerd dat hem op gronden van redelijkheid en billijkheid een billijke vergoeding toekomt nu sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van Makenbach. Die ernstige verwijtbaarheid zou bestaan uit een valse grond voor het ontslag op staande voet, laakbaar gedrag en het feit dat Makenbach de reactie van [verzoeker] heeft uitgelokt.
15. Nog daargelaten de vraag of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van Makenbach, geldt dat artikel 7:686a BW geen zelfstandig recht biedt op een billijke vergoeding. Ook in de door [verzoeker] aangehaalde uitspraak (ECLI:NL:RBROT: 2015:7121) is die grondslag niet aangenomen.
15. Voor zover [verzoeker] heeft bedoeld te verwijzen naar artikel 7:681 BW geldt dat hij het verzoek niet tijdig - namelijk binnen twee maanden na het ontslag op staande voet van 2 oktober 2015 - heeft gedaan. Het verzoek van [verzoeker] om een billijke vergoeding zal dan ook reeds hierom worden afgewezen.
15. Proceskosten
Gelet op de uitkomst van de procedure zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.