RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/278096-15 (Promis)
Datum uitspraak: 5 juli 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in P.I. [naam PI] locatie [naam locatie] , terroristen afdeling (TA) te [plaats]
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder B ten laste gelegde:
in de periode van 1 september 2014 tot en met 16 april 2015 in Nederland, opzettelijk
- zich inlichtingen heeft verschaft en
- kennis heeft verworven
tot het plegen van een terroristisch misdrijf, te weten:
- deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven
websites bezocht en vijf digitale edities van het terroristisch tijdschrift Dabiq gedownload en
een e-book met de titel The Islamic State (2015) Baggiyah! (here to Remain) & Expanding, by the will of Allah gedownload en
een e-book met de titel How To Survive In The West A Mujahid Guide (2015) gedownload en
chatgesprekken gevoerd met een prominent lid van de terroristische organisatie IS, waarin hij zijn voornemen heeft geuit om hijra te verrichten en advies omtrent de door hem voorgenomen reis heeft gevraagd
ten aanzien van het onder C ten laste gelegde:
in de periode van 1 september 2014 tot en met 16 april 2015 in Nederland en Duitsland en Turkije,
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander deel te nemen aan een organisatie (genaamd IS) welk tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht, te weten:
- doodslag, te plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- -
voorbereiding daarvan (zoals bedoeld en omschreven in artikel 46 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht), en
- -
het verrichten van handelingen met het oogmerk om dat misdrijf voor te bereiden of te bevorderen (zoals bedoeld en omschreven in artikel 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk, en
- moord (zoals bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk, en/of
- -
voorbereiding daarvan (zoals bedoeld en omschreven in artikel 46 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht), en
- -
het verrichten van handelingen met het oogmerk om dat misdrijf voor te bereiden of te bevorderen (zoals bedoeld en omschreven in artikel 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk
- opzettelijke brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, te plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- -
voorbereiding daarvan (zoals bedoeld en omschreven in artikel 46 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht), en
- -
het verrichten van handelingen met het oogmerk om dat misdrijf voor te bereiden of te bevorderen (zoals bedoeld en omschreven in artikel 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
immers hebben verdachte en zijn mededader tezamen en in vereniging met elkaar
zich begeven op een reis via Duitsland naar Turkije met als eindbestemming Syrië;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8 Motivering van de straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van het voorarrest.
De verdediging heeft verzocht aan verdachte niet een straf op te leggen (met een onvoorwaardelijk deel) langer dan het voorarrest. De raadsman heeft daartoe in het bijzonder gewezen op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd en heeft aangevoerd dat het detentieregime op de Terroristen Afdeling zwaarder is dan “normale” detentie.
De rechtbank komt op de volgende gronden tot de in het dictum genoemde straf.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
[verdachte] heeft in het kader van het gezamenlijk plan van hem en zijn broer om naar het strijdgebied in Syrië te gaan, informatie vergaard over IS en omtrent de vraag hoe in het strijdgebied in Syrië te geraken. Dit laatste heeft hij gedaan door een IS-lid om informatie en advies daarover te vragen. In het licht van het geheel aan gedragingen is vast komen te staan dat verdachten voornemens waren zich aan te sluiten bij IS. Zij zijn samen begonnen aan een reis naar het strijdgebied in Syrië. Verdachten zijn aangehouden in Turkije en zijn er dus niet in geslaagd zich daadwerkelijk aan te sluiten bij IS. Dat doet er echter niet aan af dat verdachte heeft geprobeerd zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Ook als hij niet op het oog had daadwerkelijk strijder te worden, brengt de aanwezigheid in het strijdgebied in Syrië aan de zijde van IS mee dat, al dan niet rechtstreeks, bijgedragen wordt aan de doelstellingen van IS. Dit betreft een organisatie die een gewapende strijd voert waarin dagelijks gruweldaden worden verricht, mensenrechten grof en op grote schaal worden geschonden en onschuldigen en hun vrijheden worden onderdrukt of anderszins geweld worden aangedaan. Die gewapende strijd verspreid zich, op aanmoediging van IS, over een groot deel van de wereld, zo leert het snel stijgende aantal locaties waarop aanslagen uit naam van IS worden gepleegd.
Kennelijk hebben IS en die gewapende strijd een verontrustende aantrekkingskracht op jonge mannen zoals verdachte en zijn broer. Terrorisme en terroristische organisaties bedreigen fundamentele vrijheden als het recht op leven, het recht op vrijheid van gedachten en het recht op vrijheid van geloof. De rechtbank is gehouden die vrijheden, de rechtsstaat en de maatschappij te beschermen.
De aard en ernst van de feiten rechtvaardigen een langdurige gevangenisstraf. Dat is terug te zien in de uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven in eerdere, gelijksoortige zaken.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld noch dat hij eerder voor dergelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen. Verdachte heeft tijdens het strafproces herhaaldelijk gewezen op zijn verslavingsproblematiek en zijn wens om daaraan te ontsnappen. Ook is ter terechtzitting uitgebreid gesproken over de constateringen van de psycholoog en psychiater ten aanzien van verdachtes persoonlijkheidsproblematiek. Zij hebben daarover in hun rapportage – onder meer – het volgende opgemerkt:
“[Er] wordt een jongeman gezien met gevoelens van onzekerheid en identiteitsproblemen die vermoedelijk in de persoonlijkheidsontwikkeling c.q. hechting hun grondslag vinden (…) een timide jongen met weinig sociale aansluiting die duidelijke gevoelens van insufficiëntie heeft.”
“Er is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van PTSS en verslavingsproblematiek. Beide stoornissen zijn in remissie. (…) Er is verder sprake van milde persoonlijkheidsproblematiek dat niet het karakter van een persoonlijkheidsstoornis heeft.”
“Mogelijk is betrokkene vanuit zijn persoonlijkheidsbeeld wel vatbaar voor geradicaliseerde opvattingen maar een causaal verband tussen de geconstateerde problematiek en het ten laste gelegde kon niet worden onderbouwd.”
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich ten dele in de weergave van de deskundigen herkent. Hij heeft zich bereid verklaard zich te houden aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden zoals reclasseringscontact en, indien nodig, behandeling van zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek.
Verdachte heeft reeds geruime tijd in detentie doorgebracht. Vanwege de aard van de verdenkingen is verdachte een aanzienlijk deel van deze periode voorlopig gehecht op een zogenaamde Terroristen Afdeling. Het verblijf aldaar is hem zeer zwaar gevallen. Een gevangenisstraf van langere duur dan de voorlopige hechtenis zal waarschijnlijk ook onder een dergelijk regime moeten worden doorgebracht. De verdediging heeft verzocht daarmee rekening te houden. De rechtbank doet dat.
Mede om die reden, maar in het bijzonder vanwege het gevaar van recidive en de desastreuze gevolgen die herhaling zou kunnen hebben voor anderen dan verdachte, maar ook voor verdachte zelf, zal de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden opleggen. Daarmee wordt beoogd verdachte, wanneer hij vrijkomt, te weerhouden van een hernieuwde poging om zich naar het strijdgebied in Syrië te begeven of zich anderszins aan te sluiten bij IS en om verdachte eraan te herinneren dat hij weg moet blijven van (aanhangers van) terroristisch gedachtegoed. Om hem daarbij te helpen en om zijn terugkeer in de maatschappij te bevorderen zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen, naast de voorwaarden die zien op dagbesteding, inkomen en (woon)verblijf, dat verdachte meewerkt aan gesprekken met een deskundige en een eventuele behandeling van zijn verslavings- en/of persoonlijkheidsproblematiek. Ter bescherming van de maatschappij zal de rechtbank, om het herhalingsgevaar te beperken, verdachte verplichten zich gedurende de eerste zes maanden na zijn invrijheidsstelling in Nederland te bevinden, welke verplichting door de reclassering zal worden gecontroleerd door middel van elektronische controle. De reclassering zal toezicht houden op het ‘doen en laten’ van verdachte en op de naleving van zijn toezegging met een deskundige in gesprek te gaan en mee te werken aan een eventuele behandeling. De proeftijd van het voorwaardelijk strafdeel wordt, wederom vanwege het recidivegevaar en de impact die een eventuele recidive zal hebben, bepaald op drie jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan misdrijven die ernstig gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Terrorisme vormt een gevaar voor onze en andere samenlevingen en gaat onvermijdelijk gepaard met geweld tegen personen. De bescherming van de veiligheid en lichamelijke integriteit van personen rechtvaardigt de beslissing om af te wijken van het uitgangspunt dat tenuitvoerlegging eerst een aanvang neemt na het onherroepelijk worden van een veroordeling. In het bijzonder gezien de aard van de bewezen geachte feiten en mede gelet de door de psychiater en psycholoog geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De waardering door de rechtbank van het recidivegevaar is onveranderd ten opzichte van de waardering daarvan in het kader van genomen beslissingen over de voorlopige hechtenis. De conclusie van de gedane onderzoeken naar de persoon van verdachte luidt dat sprake is van een laag-gemiddeld recidiverisico. De rechtbank overweegt echter dat de ernst van eventuele recidive, gezien de aard van de feiten, rechtvaardigt dat de rechtbank grote waarde hecht aan voorkoming van recidive. Daarom is de keuze voor onmiddellijke tenuitvoerlegging ter voorkoming van aantasting van de persoonlijke integriteit van anderen in dit concrete geval geëigend.
De rechtbank zal dan ook ambtshalve bevelen dat de in het dictum genoemde bijzondere voorwaarden ex artikel 14c Sr en het door de reclassering uit te oefenen toezicht ex artikel 14d Sr, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verzoek voorlopige hechtenis
De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis – gelet op de inhoud van dit vonnis – af, nu zij daartoe geen termen aanwezig acht. Gelet op de in het dictum te noemen strafoplegging is er geen sprake van een geval als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv en de rechtbank ziet ook overigens geen reden om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
10 Beslissing
Verklaart het onder A ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder B en C, eerste alternatief, ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder B bewezen verklaarde:
zich opzettelijk inlichtingen verschaffen tot het plegen van een terroristisch misdrijf;
ten aanzien van het onder C bewezen verklaarde:
poging tot medeplegen van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 27 (zevenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat het een gedeelte van deze straf, te weten 9 (negen) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren niet aan de volgende algemene en bijzondere voorwaarden houdt.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt de volgende algemene voorwaarden:
1. Veroordeelde dient zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde dient ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden;
3. Veroordeelde dient medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt de volgende bijzondere voorwaarden:
4 Meldplicht
Veroordeelde dient zich binnen 24 uur na invrijheidsstelling te melden bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam en zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode of perioden te blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, gedurende welke periode veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, in het bijzonder aanwijzingen met betrekking tot dagbesteding, inkomen en (woon)verblijf voor zover deze aanwijzingen niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
6 Locatieverbod
Het is veroordeelde verboden om zich gedurende een periode van zes maanden, met dien verstande dat die periode door de reclassering kan worden verkort indien de reclassering daartoe aanleiding ziet, te begeven op een afstand van minder dan twee kilometer van de landsgrens en op of binnen een straal van twee kilometer rondom de internationale luchthavens Schiphol Airport, The Hague Airport, Groningen Airport Eelde, Eindhoven Airport en Maastricht Airport, welk locatieverbod gedurende de gehele periode of een door de reclassering te bepalen gedeelte daarvan zal worden gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel;
7 Locatiegebod
Veroordeelde is geboden zich gedurende een periode van zes maanden, met dien verstande dat die periode door de reclassering kan worden verkort indien de reclassering daartoe aanleiding ziet, binnen Nederland te bevinden, welk locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel;
8 Elektronisch toezicht
Veroordeelde dient zich onder elektronisch toezicht te stellen ter nakoming van de hiervoor onder 6 en 7 genoemde bijzondere voorwaarden.
Geeft opdracht aan genoemde instelling om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht.
Wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.J.P. van den Reek, voorzitter,
mrs. B. Vogel en E.M.M. Gabel, rechters,
in tegenwoordigheid van E.R.E. Evans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juli 2016.