2.2.
Aandeelhouders in LDH zijn momenteel:
Akira (69,612%), Ruethiers (10,001%), Guisando B.V. (5,612%), gedaagde sub 4 ( [gedaagde sub 4] ) (6,405%), gedaagde sub 5 (Luju) (1,406%), gedaagde sub 6 (MJLD) (5,612%) en gedaagde sub 7 (STAGS) 1,406%) (hierna gezamenlijk: de aandeelhouders).
2.3.
Op 27 september 2007 zijn de (toenmalige) aandeelhouders een “Shareholders’Agreement” (hierna: de Overeenkomst) aangegaan.
Op het voorblad en pagina’s 2 en 3 van de Overeenkomst is vermeld dat deze is aangegaan ‘by and among’ de aandeelhouders en in ‘the presence of’ (de rechtsvoorgangster van) LDH.
In de Overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“WHEREAS, the Shareholders wish to define and structure their relationship as shareholders of the Company pursuant to the terms of this Shareholders’Agreement.
(…)
4.6
Put Option
(a) Each Other Shareholder shall have the right (the “
Put Option
”) to require Mr. RLD thans Akira, aan wie toenmalig aandeelhouder in LDH ‘Mr. RLD’ op 3 maart 2008 al zijn aandelen heeft overgedragen, vzr.) (or, if Mr. RLD no longer holds any Shares, his Permitted Transferees) to purchase (or to arrange for such purchase) some or all of the Shares, as applicable, (the “Put Shares”) held by such Other Shareholder:
(…)
(f) The “
Put Option Price
” shall be equal to a number calculated as the amount equal to (x) a fraction, (1) the numerator of which is the total number of Shares to be sold-by such Other Shareholder pursuant to the exercise of the Put Option and (ii) the denominator of which is the then total number of Shares of the
Company, (y) multiplied by the higher of (1) the Company’s consolidated shareholders equity (capitaux propres consolidés) as reflected in the latest available annual audited consolidated financial statements of the Company and its subsidiaries and (ii) the Fair Market Value (excluding, for the avoidance of doubt, any minority discount). For the purpose of this Section 4.6, the “
Fair Market Value
” shall be the fair market value of 100% of the Company based upon multicriteria valuation methodology (I) as agreed by all the Other Shareholders having exercised the Put Option in respect of any Put Exercise Period, on the one hand, and Mr. RLD, on the other hand, or, (ii) if no such agreement has been reached on or before ten (10) days after the expiration of such Put Exercise Period, as determined by an expert appointed jointly by such Other Shareholders, on the one hand, and Mr. RLD, on the other hand, or (iii) if such expert shall not have been so jointly appointed within fifteen (15) days after the expiration of the Put Exercise Period, as determined by an expert appointed by the President of the ICC International Center for Expertise upon the request of the most diligent party involved. Any expert so appointed, which shall be an internationally recognized investment bank, shall be required to notify the Fair Market Value to the Supervisory Board of the Company and all the Other Shareholders at the latest within 30 days after its appointment. The determination of the Fair Market Value in accordance with this Section 4.6(f) shall be final and binding with respect to such transfer upon the parties involved. The fees of the expert shall be paid by the Company (…)
(g) Mr. RLD shall purchase, and each Other Shareholder
exercising the Put Option shall sell, such number of Put Shares determined in accordance with this Section 4.6 for the Put Option Price, within six months after the determination of the Fair Market Value in accordance with Section 4.6(f) above; provided that, Mr. RLD shall be permitted to require the Company to purchase some or all of such Shares with (A) the prior express consent of each such Other Shareholder with respect to its Put Shares and (B) a resolution of the Shareholders Meeting adopted at a Shareholders Meeting adopted at a Shareholders Meeting by at least two-thirds of the votes cast.”
In artikel 5.11 van de Overeenkomst is bepaald dat Nederlands recht daarop van toepassing is.
Artikel 5.12 bevat een arbitrageclausule, inhoudend dat “any controversy, dispute or claim arising out of or in connection with this agreement (…) shall be finally settled by arbitration under the Rules of Arbitration of the (…) ICC (…)”.
2.6.
Aangezien de aandeelhouders het niet eens werden over de (hoogte van de) Fair Market Value (FMV, de ‘marktwaarde’) van LDH (‘the Company’) als bedoeld in artikel 4.6 (f) in de Overeenkomst, hebben de minderheidsaandeelhouders op 28 januari 2016 de ICC verzocht om een deskundige (expert) te benoemen. In paragraaf 49 van het verzoek hebben de minderheidsaandeelhouders de wens geuit dat de te benoemen expert gedurende drie jaar geen enkele band met of betrokkenheid bij LDH en/of de meerderheidsaandeelhouders zal hebben, om de onafhankelijkheid te garanderen.
2.7.
Bij brief van 10 februari 2016 hebben de minderheidsaandeelhouders (de ‘Requesting Parties’ in de procedure bij de ICC, hierna de benoemingsprocedure) aan de ICC meegedeeld dat, in tegenstelling tot een vermelding in de brief van de ICC van 4 februari 2016, waarin zij bevestigt het verzoek tot benoeming van een expert in behandeling te hebben genomen, LDH niet aangemerkt dient te worden als een ‘responding party’. De minderheidsaandeelhouders betitelen LDH in deze brief als een ‘involved party for the purpose of conflict checks’.
2.10.
Bij brief van 11 maart 2016 heeft de ICC partijen meegedeeld, ‘Considering that LDHBV (LDH, vzr.) is not a party in this matter’ dat zij LDH niet langer zal inkopiëren in de correspondentie en geen acht zal slaan op de commentaren van LDH, tenzij de aandeelhouders gezamenlijk van mening zijn dat LDH wel betrokken dient te blijven. Daarop heeft Akira de ICC geïnformeerd van mening te zijn dat LDH wel betrokken dient te blijven, maar hebben de minderheidsaandeelhouders de ICC bericht dat dat wat hen betreft juist niet zou moeten.
Daarop heeft de ICC de aandeelhouders op 24 maart 2016 meegedeeld dat zij, nu daarover geen overeenstemming bestaat, LDH niet langer bij de benoemingsprocedure zal betrekken. LDH heeft vervolgens de ICC geschreven met het verzoek om daarop terug te komen, maar de ICC is bij haar standpunt gebleven.
2.12.
De meerderheidsaandeelhouders hebben in Frankrijk een procedure aanhangig gemaakt tegen de minderheidsaandeelhouders, met als inzet een verzoek tot uitstel (schorsing) van de procedure tot benoeming van een deskundige tot het bepalen van de FMV. Bij beslissing van 7 juni 2016 heeft de Franse rechter (Vice-Président au Tribunal de Grande Instance de Paris) deze vordering afgewezen, op grond van (onder meer, in een onofficiële Nederlandse vertaling) de volgende overwegingen:
“Hieruit volgt dat de derde deskundige alleen moet worden ingeschakeld met betrekking tot de vraag over de reële marktwaarde.
De vraag die dan ook moet worden gesteld is of de berekening van het bedrag van het geconsolideerd eigen vermogen van de vennootschap een voorafgaande voorwaarde moet zijn voor de berekening van de reële marktwaarde, of dat deze twee handelingen onafhankelijk van elkaar zijn.
Aangezien de methode van de reële waarde bestaat uit het waarderen van de activa van een vennootschap naar de marktwaarde, en niet de netto boekwaarde, wordt de waardering van de aandelen in het algemeen gedaan op grond van economische en financiële criteria en hangt dus niet rechtstreeks af van het bedrag van het geconsolideerd eigen vermogen.
Dientengevolge kan de berekening van de reële waarde van de aandelen gelijk plaats hebben met de berekening van het eigen vermogen.
Aangaande de aard van de documenten die aan de deskundige moeten worden geleverd; dit is geen rechtsvraag maar een vraag die uitsluitend onder de bevoegdheid van de deskundige valt, die alleen zal bepalen welke documenten en informatie hij nodig heeft om zijn opdracht uit te voeren.
Uit het voorgaande volgt dat er dus geen reden is om de procedure tot benoeming van een deskundige door de Internationale Kamer van Koophandel uit te stellen.”