Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2016:5014

Rechtbank Amsterdam
28-07-2016
05-08-2016
CV EXPL 16-12318
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Overeenkomst van opdracht, vergoeding redelijk loon.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 4994410 \ CV EXPL 16-12318

vonnis van: 28 juli 2016

fno.: 458

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [plaats] ,

eiser,

nader te noemen [eiser] ,

gemachtigde: mr. E.J. Rasker,

t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [plaats] ,

gedaagde,

nader te noemen [gedaagde] ,

verschenen in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 6 april 2016 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.

De comparitie heeft plaatsgevonden op 27 juni 2016. Partijen zijn in persoon verschenen. Partijen hebben hun standpunten, [eiser] aan de hand van pleitaantekeningen, nader toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:

1.1.

[gedaagde] heeft op 11 februari 2016 een pand aan de [straat] te [plaats] in eigendom verkregen. Het betreft een rijksmonument.

1.2.

De verkopend makelaar [naam 1] (hierna: [naam 1] ) heeft [gedaagde] op 7 juli 2015 de contactgegevens van [eiser] gezonden en geschreven ‘Bouwkundige die bekend is met het pand’.

1.3.

[gedaagde] heeft op 8 juli 2015 [naam 1] per e-mail verzocht aan hem en [eiser] te laten weten of 10 juli 2015 het pand kan worden geïnspecteerd.

1.4.

Bij e-mailberichten van 8 en 9 juli 2015 heeft [gedaagde] [eiser] het rapport Monumentenwacht, een voorbeeld van een bouwkundig rapport, een setje schetsen met zijn verbouwingsplannen en toelichting per verdieping aan [eiser] gezonden en daarbij geschreven ‘Dit als eerste aanzet voor vrijdag’.

1.5.

Op 10 juli 2015 heeft de inspectie van het pand plaatsgehad.

1.6.

Per e-mail heeft [eiser] op 12 juli 2015 [gedaagde] digitale bestanden met schetsplannen omgevingsvergunning, second opinion wat betreft de gewenste aanpassingen en vereiste werkzaamheden naar aanleiding van de rapportage van monumentenwacht toegezonden.

1.7.

Bij e-mailbericht van 15 juli 2015 heeft [gedaagde] [naam 1] geschreven ‘Inmiddels met [eiser] het pand bezocht, is echter geen schouwing geweest. Hij raadt daartoe de monumentenwacht aan’.

1.8.

[eiser] heeft de werkzaamheden voor een bedrag van € 1.936,00 inclusief btw op 1 september 2015 aan [gedaagde] gefactureerd.

1.9.

Diezelfde dag heeft [gedaagde] tegen de factuur geprotesteerd en geschreven ‘De opdracht was een woningschouw die ik vervolgens heb laten uitvoeren door een ander bedrijf. Ter plaatse ontwikkelde zich een leuk gesprek en bood je aan om e.e.a. op papier te zetten. Mijn begrip was dit een vriendendienst was, te meer omdat er vooraf geen afspraken zijn gemaakt’.

1.10.

Na correspondentie over en weer hebben partijen hun standpunt gehandhaafd, waarop [eiser] zijn vordering ter incasso aan zijn gemachtigde uit handen heeft gegeven die [gedaagde] op 3 maart 2016 heeft aangemaand.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert dat [gedaagde] , bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van € 1.936,00 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2016 tot aan de voldoening en tot betaling van € 350,00 aan buitengerechtelijke kosten met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3. [eiser] stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat hij in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht en dat [gedaagde] zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen door de factuur onbetaald te laten. [gedaagde] heeft hem om een second opinion verzocht met betrekking tot zijn verbouwingsplannen. Mede op basis van de rapportage van [eiser] en zijn conclusie ten aanzien van de vraag of de plannen de goedkeuring van Monumentenzorg zouden kunnen dragen, zou [gedaagde] beslissen over de aankoop van het pand. Op 10 juli 2015 hebben partijen het pand van onder naar boven bekeken en zijn de schetsen uitgebreid doorgenomen. Ter plaatse is afgesproken dat [eiser] schetsplattegronden zou maken van de door [gedaagde] beoogde aanpassingen en deze zou voorzien van commentaar. [gedaagde] heeft de rapportage zonder commentaar behouden en gebruikt. Het pand is immers daarna aangekocht en de verbouwing is gestart. [eiser] heeft gedeclareerd conform het door hem gehanteerde en in de markt gangbare tarief, waarbij hij uit coulance een deel van de werkzaamheden niet in rekening heeft gebracht. Dat sprake zou zijn van een vriendendienst betwist [eiser] ; tot 10 juli 2015 kende hij [gedaagde] niet.

4. [gedaagde] betwist de gestelde opdracht. [gedaagde] heeft op advies van de verkopend makelaar [eiser] benaderd voor een bouwkundige keuring in verband met de aankoop van het pand. De mail van 9 juli 2015 laat daar geen misverstand over bestaan. [eiser] heeft de opdracht aanvaard. Van een opdracht tot advies over de verbouwingsplannen van [gedaagde] was geen sprake. Daarvoor had hij reeds een architect in de arm genomen. Tijdens de inspectie heeft [eiser] op de vraag van [gedaagde] wanneer hij de bouwkundige keuring ging verrichten geantwoord dat Monumentenwacht dat maar moest doen. Wel heeft [eiser] uit enthousiasme aangeboden zijn bevindingen voor [gedaagde] op papier te zetten, waarmee [gedaagde] akkoord is gegaan. [gedaagde] heeft een derde opdracht gegeven de bouwkundige keuring uit te voeren. Voor het geval wel sprake is van een overeenkomst van opdracht betoogt [gedaagde] dat deze niet naar behoren is uitgevoerd. De adviezen deugen niet en de werkzaamheden (paar schetsjes overgetrokken van bouwtekeningen) staan niet in verhouding tot het door [eiser] in rekening gebrachte bedrag.

Beoordeling

5. In onderhavige zaak verschillen partijen van mening over de vraag of tussen hen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. In artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat bij een overeenkomst van opdracht de opdrachtnemer zich tegenover de opdrachtgever verbindt werkzaamheden te verrichten, anders dan op grond van de arbeidsovereenkomst. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de partijbedoeling en de wijze waarop partijen feitelijk aan de overeenkomst van opdracht uitvoering hebben gegeven (HR 10 december 2004, NJ 2005, 239, ECLI:NL:HR:2004:AP2651).

6. Naar het oordeel van de kantonrechter moet de inleidende vraag bevestigend worden beantwoord. [gedaagde] heeft [eiser] benaderd en met hem een afspraak gemaakt om het pand te inspecteren. Voorafgaand aan de afspraak zijn verschillende stukken, waaronder schetsen van de verbouwingsplannen met toelichting en een uitgebreide rapportage van Monumentenwacht, aan [eiser] toegezonden (zie 1.4). [gedaagde] heeft ter zitting erkend dat deze stukken niet specifiek nodig waren voor een bouwkundige keuring, waartoe hij stelt [eiser] opdracht te hebben gegeven. [gedaagde] heeft de toegezonden stukken bovendien vergezeld van de tekst ‘een eerste aanzet voor vrijdag’, hetgeen verder overleg met betrekking tot de verbouwingsplannen impliceert en met een bouwkundige keuring niet goed valt te rijmen. Op het betoog van [gedaagde] dat [eiser] heeft afgezien van een bouwkundige inspectie, heeft [eiser] ter zitting verklaard dat hij gewezen heeft op de uitgebreide rapportage van Monumentenwacht en dat hij geadviseerd heeft pas een nieuwe inspectie te laten uitvoeren als uit de ‘second opinion’ zou blijken dat de beoogde verbouwingsplannen van [gedaagde] realiseerbaar waren. Als het plan namelijk op voorhand niet zou passen binnen de regels van Monumentenzorg, kon [gedaagde] nog afzien van de aankoop, hetgeen volgens [eiser] de reden was dat [gedaagde] hem had benaderd. Dit betoog heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist. Vast staat dat [gedaagde] vervolgens op de vraag van [eiser] of hij zijn bevindingen op papier zal zetten en zal toezenden bevestigend heeft geantwoord. Op dat moment had [gedaagde] moeten begrijpen dat hij [eiser] aan het werk zette, hetgeen normaal gesproken kosten met zich meebrengt. Het betoog dat bij [gedaagde] de indruk bestond dat het advies kosteloos was, maakt dat niet anders. Het lag niet voor de hand om dat aan te nemen - er bestond geen vriendschappelijke relatie tussen partijen - en gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] aan [eiser] kenbaar heeft gemaakt dat hij ervan uitging dat deze de werkzaamheden gratis zou verrichten. Dat [gedaagde] kennelijk een andere beleving had dan [eiser] , blijft dus voor zijn risico.

7. Vervolgens dient beoordeeld te worden of [gedaagde] gehouden is om [eiser] de gefactureerde vergoeding te betalen voor zijn werkzaamheden. Op zichzelf is niet in geschil dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht. Dat sprake is geweest van gebrekkige dienstverlening, zoals [gedaagde] stelt, is door [eiser] gemotiveerd weerlegd. Vast staat dat [gedaagde] begin augustus 2015 definitief overeenstemming heeft bereikt met de verkoper van het pand en onweersproken is gesteld dat de op 19 april 2016 door [gedaagde] ingediende omgevingsvergunning grotendeels in lijn is met het schetsplan van [eiser] van 12 juli 2016. [eiser] heeft, nu hij de werkzaamheden in het kader van zijn beroep of bedrijf is aangegaan, aanspraak op betaling van loon (artikel 7: 405 lid 1 BW) en onkosten voor zover niet in het loon begrepen (artikel 7:406 lid 1 BW). Vast staat dat partijen de hoogte van het loon niet hebben bepaald, hetgeen betekent dat op de voet van artikel 7:405 lid 2 BW de opdrachtgever het op gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd is. Wat een redelijk loon is hangt af van de aard van de opdracht en - zo nodig schattenderwijs te bepalen - omvang van de verrichte werkzaamheden alsmede van hetgeen in de branche in het algemeen gebruikelijk is. [eiser] heeft toegelicht dat hij zijn standaarduurtarief heeft gehanteerd en zijn bestede uren in rekening heeft gebracht, waarbij hij uit coulance de door hem gemaakte uren op 8,9 (lezen stukken) en 10 juli 2015 (2,5 uur durende inspectie) buiten beschouwing heeft gelaten. De uren en het tarief zijn door [gedaagde] onvoldoende betwist, zodat het naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon wordt bepaald op het uurtarief van [eiser] , dat de kantonrechter ook een redelijk tarief acht.

8. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de gevorderde hoofdsom van € 1.936,00 toewijsbaar is. Gelet op het verzuim van [gedaagde] is de gevorderde wettelijke rente eveneens toewijsbaar.

9. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden niet toegewezen, nu [eiser] ter zake onvoldoende heeft gesteld.

10. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.936,00 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2016 tot aan de voldoening;

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:

-griffierecht: € 223,00

-kosten dagvaarding: € 79,35

-salaris gemachtigde: € 250,00

--------------

totaal: € 552,35

inclusief eventueel verschuldigde btw;

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;

verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Aldus gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.