Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2016:6805

Rechtbank Amsterdam
01-08-2016
15-04-2025
4786784 CV EXPL 16-3925
Arbeidsrecht, Verbintenissenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

schending relatie/nevenactiviteiten beding door advocaat na beëindiging arbeidsovereenkomst

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2025-0493
VAAN-AR-Updates.nl 2025-0493

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 4786784 CV EXPL 16-3925

vonnis van: 1 augustus 2016

fno.: 811

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 1] B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 2] B.V.,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 3] B.V.,

allen gevestigd te [vestigingsplaats] ,

eiseressen in conventie, verweersters in reconventie,

nader gezamenlijk te noemen: [eisers] , afzonderlijk genoemd [eisers] , [eiser 2] en [eiser 3] ,

gemachtigde: mr. R.J.A. Dil,

t e g e n

1 [gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 2] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gedaagden in conventie, eisers in reconventie,

nader te noemen: [gedaagde 1] ,

gemachtigde: mr. W.A. van Sambeek.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- de dagvaarding van 19 januari 2016 met producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties;
- het instructievonnis van 18 april 2016;
- dagbepaling comparitie

- een akte verandering van eis in reconventie van [gedaagde 1] .

De comparitie heeft plaatsgevonden op 28 juni 2016. Namens [eisers] is [naam 1] verschenen, vergezeld door de gemachtigde en zijn kantoorgenoot mr. Willems. [gedaagde 1] is in persoon verschenen, mede namens zijn vennootschap, vergezeld door zijn gemachtigde. [eisers] heeft mede aan de hand van een pleitnotitie mondeling van antwoord in reconventie gediend. Partijen zijn verder gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De kantonrechter heeft de zaak op verzoek van partijen aangehouden ten behoeve van het beproeven van een minnelijke regeling.

Bij fax van 4 juli 2016 is door [eisers] vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

in conventie en in reconventie:

1.1.

[eisers] drijft een advocatenkantoor dat is gespecialiseerd in commerciële geschillen op het gebied van arbeids-, ondernemings-, verbintenissenrecht en vastgoed. [eiser 3] B.V. en [eiser 2] B.V. zijn aandeelhouder en bestuurder van [eisers] . [naam 2] is aandeelhouder en bestuurder van [eiser 3] , [naam 1] van [eiser 2] .

1.2.

[gedaagde 1] is fiscaal advocaat. [gedaagde 1] was bevriend met [naam 1] . Eind 2011 heeft [naam 1] [gedaagde 1] gevraagd zijn fiscale praktijk onder te brengen bij [eisers] , waardoor [eisers] haar praktijk kon uitbreiden met dit specialisme.

1.3.

[eisers] heeft vervolgens een arbeidsovereenkomst gesloten met [gedaagde 1] voor bepaalde tijd, waarin onder meer het volgende is bepaald:

“(…)

Artikel 2

Deze arbeidsovereenkomst vangt aan op 15 februari 2012 en eindigt van rechtswege op 15 december 2012 (…).(…)

Artikel 5

De arbeidstijd per week bedraagt 40 uur. (…)

Artikel 9

Het is werknemer verboden tijdens de arbeidsovereenkomst in enigerlei vorm werkzaam te zijn voor een andere werkgever of opdrachtgever (…), dan wel zaken te doen voor eigen rekening, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, behoudens uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de werkgever. (…)

Artikel 10

Voor werknemer geldt een relatiebeding in dier voege dat het hem verboden is om binnen een tijdvak van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in enigerlei vorm werkzaamheden te verrichten of op enige wijze werkzaam, behulpzaam of betrokken te zijn, voor of namens cliënten van werkgever, hetzij om niet of tegen vergoeding dan wel in strijd met de strekking van dit beding te handelen. (…)

Indien en voor zover werknemer zelf een cliënt in de zin van dit artikel heeft aangebracht en voor die cliënt gedurende het dienstverband fiscale werkzaamheden heeft verricht is het werknemer toegestaan deze fiscale werkzaamheden voor eigen rekening voor te zetten nadat de arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd. (…)

Artikel 11

Bij iedere overtreding door werknemer van het van het bepaalde in de artikelen 8 en/of 9 en/of 10 verbeurt werknemer aan werkgever zonder sommatie of in gebrekestelling een direct opeisbare boete van € 20.000,--, te vermeerderen met een bedrag van € 500,-voor iedere dag dat de overtreding voortduurt voor zover het een doorlopende overtreding is. Het voorgaande laat onverlet de gehoudenheid van werknemer tot vergoeding aan werkgever van alle schade die door het handelen van werknemer is of zal ontstaan, indien deze schade meer bedraagt dan (de som van) gemeld boetebedrag. (…)”

1.4.

De arbeidsovereenkomst is vervolgens verlengd tot 15 december 2014. Bij die verlenging zijn tussen partijen aanvullende afspraken gemaakt, die schriftelijk zijn vastgelegd in een addendum. Hierin is onder meer bepaald:

“(…)

Ingroeiregeling

Per 15 december 2012 is je arbeidsovereenkomst verlengd tot 15 december 2014. (…) Op de verlengde arbeidsovereenkomst zijn alle bepalingen uit je huidige arbeidsovereenkomst van toepassing.

Je huidige salaris van € 5.000,-- bruto per maand blijft gehandhaafd, maar je deelt vanaf 2013 wel mee in de winst. Dat wil zeggen dat jij –via jouw (op te richten) [gedaagde 2] BV- (…) 6% van onze aandelen ontvangt en je in aanmerking komt voor dienovereenkomstig aandeel over de winst (…) in 2013 (6%). (…)

Vanaf 2014 tot het einde van de arbeidsovereenkomst wordt je salaris verhoogd tot € 6.250,-- bruto per maand en in 2014 vindt er aan (…) [gedaagde 2] B.V een overdracht plaats van nog eens 6% van de aandelen en bedraagt jouw aandeel in de winst (…) in dat jaar 12%. (…)

Voor medio september 2014 dien jij te beslissen of je met ons verder wilt en vice versa. Wij gaan ervan uit dat jij dat wilt en vice versa en als dat inderdaad het geval is ontvang je (…) nog een 6% van de aandelen (…). Vanaf 15 december 2014 bestaat er tussen ons derhalve geen arbeidsovereenkomst meer en dienen we (bij voortzetting van de samenwerking) vanzelfsprekend te beschikken over een aandeelhoudersovereenkomst (…).

Aandelenoverdracht

De aandelenoverdracht is steeds om niet (!) en de aan jouw –op te richten- [gedaagde 2] B.V. overgedragen aandelen dienen tot het moment dat er 32% van de aandelen aan jou (…) is overgedragen op het eerste verzoek van een van ons of ons allebei (eveneens) om niet direct aan ons worden terug geleverd. Deze situatie zal zich voordoen als een van ons (of wij allebei) het gaandeweg de samenwerking met jou om wat voor reden dan ook toch niet ziet (zien) zitten om jou als partner te hebben.

Scheiden der wegen

Mocht de in de eerste helft van de vorige alinea omschreven situatie zich onverhoopt voordoen dienen we de arbeidsovereenkomst (…) vanzelfsprekend zsm (…) te beëindigen. In dat geval wordt er geen beëindigingsvergoeding, ontslagvergoeding of wat voor vergoeding dan ook aan jou voldaan, maar heb je wel recht op jouw winstaandeel over het betreffende jaar naar rato en kan je de door jouw opgebouwde fiscale praktijk zonder voorbehoud meenemen. Voor de overige cliënten en relaties geldt ingeval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst het relatiebeding zoals dat in je huidige arbeidsovereenkomst is opgenomen, evenals het daaraan verbonden boetebeding. (…)

Voor zover het gaat om clienten en/of relaties die vanaf 2013 nog geen clienten en/of relaties van kantoor en/of ons ( [eiser 2] en [eiser 3] ) zijn en die geen deel uit maken van jouw fiscale prakrijk, maar die je wel wilt blijven bedienen zijn we ingeval van een onverhoopte beëindiging van de samenwerking t.z.t. bereid hier een (financiële) afspraak over te maken. (…)”

1.5.

Op 24 juni 2013 en op 16 april 2014 is telkens 6% van de aandelen overgedragen aan [gedaagde 1] .

1.6.

Op 29 oktober 2014 is aan [gedaagde 1] medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet meer zal worden voortgezet, zodat deze per 15 december 2014 van rechtswege is geëindigd.

1.7.

Vanaf 10 november 2014 tot 15 december 2014 heeft [gedaagde 1] in totaal 7 uur en 6 minuten tijdgeschreven in het daarvoor bedoelde systeem.

1.8.

Tussen partijen heeft overleg plaatsgevonden over het beëindigen van de samenwerking en daarbij is afgesproken dat [gedaagde 1] het niet fiscale dossier [zaak 1] aan een collega van [eisers] zou overdragen en het niet fiscale dossier [zaak 2] zou meenemen.

1.9.

[gedaagde 1] heeft zijn fiscale praktijk voortgezet en is thans werkzaam als partner bij Bon Legal LLP.

1.9.

Verder heeft [eisers] verzocht om de geleverde aandelen om niet terug te leveren, maar dat heeft [gedaagde 1] tot op heden niet gedaan.

1.10.

[eisers] heeft de uitbetaling van het laatste salaris en verplichting om een eindafrekening op te maken opgeschort.

Vordering

in conventie:

2. [eisers] vordert dat [gedaagde 1] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot:
- betaling van € 260.000,-- aan verbeurde boetes;
- betaling van € 6.600,-- aan schadevergoeding;
- teruglevering om niet van de geleverde aandelen [eisers] ;
- betaling van de kosten van deze procedure.

3. [eisers] stelt hiertoe dat [gedaagde 1] minimaal 13 keer het relatie- en/of nevenactiviteitenbeding heeft geschonden, waardoor hij een boete is verschuldigd geraakt van in totaal in ieder geval € 260.000,--. Verder stelt zij schade te hebben geleden omdat [gedaagde 1] in de periode van 10 november tot en met 15 december 2014 minimaal 30 uren te weinig namens [eisers] heeft gedeclareerd, zodat zij 30 maal zijn uurtarief € 220,-- is misgelopen, ad in totaal € 6.600,--. Tot slot stelt zij dat [gedaagde 1] uit hoofde van het addendum gehouden is om op eerste afroep de geleverde aandelen aan [eisers] terug te leveren.

4. [gedaagde 1] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hieronder voor zover van belang nader worden ingegaan.

in reconventie:

5. [gedaagde 1] vordert, na wijziging eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eisers] te veroordelen tot:

- betaling van € 2.800,-- bruto aan achterstallig loon over de periode 1 december 2015 tot en met 15 december 2014, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;

- betaling van € 2.912,-- bruto aan vakantietoeslag, vermeerderd met de wettelijke verhogingen wettelijke rente;

- betaling van € 5.561,38 bruto aan vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;

- het verstrekken van deugdelijke specificaties over voorgaande betalingen op straffe van een dwangsom;

en verder het aandeelhoudersbesluit van 25 juni 2015 te vernietigen, met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.

6. [gedaagde 1] stelt hiertoe dat [eisers] zijn laatste salaris en eindafrekening niet heeft uitbetaald. Verder stelt [gedaagde 1] dat het genoemde aandeelhouders besluit niet rechtsgeldig is genomen omdat niet het gehele geplaatste kapitaal was vertegenwoordigd toen het besluit werd genomen. [gedaagde 1] zelf was er immers niet.

7. [eisers] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hieronder voor zover van belang nader worden ingegaan.

Beoordeling

in conventie en in reconventie:

8. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld.

9. Uit de stellingen van partijen volgt dat [gedaagde 1] op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is getreden bij [eisers] , maar dat hij feitelijk werkzaam was op partnerniveau en dat het ook de bedoeling was om dit op den duur in een gelijke aandeelhoudersverhouding met de andere partners [naam 2] en [naam 1] met een managementfee in plaats van een arbeidsovereenkomst tot uiting te laten komen. Voordien is echter besloten de samenwerking te beëindigen.

Aandelen

10. Uit de tekst van het addendum volgt dat [gedaagde 1] , indien nog geen 32% van de aandelen is geleverd, bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst gehouden is om op eerste verzoek de reeds geleverde aandelen om niet terug te leveren. Vaststaat dat bij het einde van de arbeidsovereenkomst slechts 12% van de aandelen aan [gedaagde 1] was geleverd. Uit het addendum en hetgeen partijen daaromtrent hebben gesteld volgt dat het de bedoeling van partijen is geweest om een ingroeiregeling ten aanzien van de aandelen overeen te komen waarna op basis van een management fee gewerkt zou worden. Uitdrukkelijk is daarbij overeengekomen dat indien de samenwerking tussentijds zou worden beëindigd de reeds geleverde aandelen moesten worden terug geleverd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat, zoals [gedaagde 1] aanvoert, de aandelenlevering als een vorm van loon moet worden beschouwd en als dat al zo is, dat deze niet kunnen worden teruggevorderd.

Verder voert [gedaagde 1] nog aan dat de leveringsakten van de aandelen dwingend bewijs leveren voor de stelling dat partijen ter zake van de levering over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben en er geen andere rechten rusten op de aandelen dan uit de akte blijkt. [eisers] heeft echter onbetwist gesteld dat de notaris, die de akten heeft gepasseerd, net als partijen, van de terugleveringsverplichting op de hoogte was en dat de aandelen met in achtneming van deze afspraak zijn overgedragen. Nu verder in de akten niet uitdrukkelijk afstand is gedaan van hetgeen in het addendum is overeengekomen, maar slechts standaard bewoordingen zijn gebruikt, is niet aannemelijk dat het ten tijde van de levering van de aandelen de bedoeling van partijen is geweest om afstand te doen van de in het addendum overeengekomen voorwaardelijke terugleveringsplicht. Conclusie van het voorgaande is dat [gedaagde 1] gehouden is tot teruglevering van de aandelen en de vordering van [eisers] op dit punt toewijsbaar is.

11. In reconventie vordert [gedaagde 1] vernietiging van het aandeelhoudersbesluit van 25 juni 2015. Gelet op bovenstaande en de omstandigheid dat onbetwist is gebleven dat reeds begin 2015 is verzocht om de aandelen terug te leveren, speelt de vraag of [gedaagde 1] dit thans in redelijkheid kan vorderen. Nu echter onbetwist is gebleven dat in de aandeelhoudersvergadering van 29 maart 2016 de besluiten van de aandeelhoudersvergadering van 25 juni 2015 rechtsgeldig zijn bekrachtigd, moet worden geconcludeerd dat [gedaagde 1] geen belang meer heeft bij zijn vordering, zodat deze reeds hierom wordt afgewezen.

Relatiebeding, nevenactiviteitenbeding

12. [eisers] stelt dat [gedaagde 1] 13 keer het relatiebeding en/of het nevenactiviteitenbeding heeft geschonden. Tegenover de gemotiveerde en met stukken onderbouwde stellingen per met naam en toenaam besproken zaak, heeft [gedaagde 1] steeds onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij de bedingen heeft geschonden.

Uit de tekst van de bedingen volgt immers dat [gedaagde 1] slechts in fiscale zaken en - in overleg - in andere zaken aangenomen na 2013 nog werkzaamheden na het einde van de arbeidsovereenkomst mocht verrichten. Uit de omstandigheid waaronder de arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, een samenwerking met de fiscale praktijk van [gedaagde 1] , en de tekst van de bedingen, volgt dat het de bedoeling van partijen is geweest om overeen te komen dat alleen die zaken meegenomen mochten worden die overwegend een fiscaal rechtsgebied betroffen en de overige zaken slechts in overleg. De omstandigheid dat een zaak een financieel karakter heeft of mede een beperkt fiscaal karakter, zoals btw aspecten, is dan ook onvoldoende om deze zonder overleg te mogen meenemen. Ditzelfde geldt voor een na 2013 aangenomen zaak. Eveneens geldt dit voor zaken die niet zijn meegenomen, maar waarin desondanks werkzaamheden zijn verricht na einde dienstverband. Door na 15 december 2014 werkzaamheden te verrichten in de zaken [zaak 3] , [zaak 4] , [zaak 5] , [zaak 6] , [zaak 7] en [zaak 8] heeft [gedaagde 1] het relatiebeding dan ook geschonden. [gedaagde 1] betwist weliswaar dat hij de zaak [zaak 9] heeft meegenomen, maar betwist niet dat hij per 22 december 2014 [cliënt zaak 9] per e-mail heeft verzocht een voorschot te voldoen op zijn eigen rekening voor het opstellen van een memorie van grieven. Hieruit volgt dat [gedaagde 1] ook ten aanzien van [zaak 9] het relatiebeding heeft geschonden.

[gedaagde 1] voert evenwel nog aan dat hij toestemming had om al zijn cliënten mee te nemen en verwijst daarbij naar het e-mailbericht van 26 november 2014 van [naam 1] aan hemzelf, waarin zij mededeelt: “Gezamenlijk informeren in een brief aan alle cliënten dat jij vanaf 15 december a.s. voor eigen rekening verder gaat en hun zaken vanuit die nieuwe hoedanigheid zal blijven behandelen.” [eisers] stelt echter dat [naam 1] dit bericht heeft opgesteld in de veronderstelling dat alle cliënten van [gedaagde 1] op dat moment fiscale cliënten waren, aangezien nadat [naam 1] per e-mail van 13 november 2014 naar een lijstje met niet fiscale zaken heeft gevraagd, slechts over twee dossiers overleg is gevoerd, te weten [zaak 1] en [zaak 2] (zie 1.8). Zij vertrouwde er daardoor destijds op dat alle overige cliënten fiscale cliënten waren. Zonder nadere toelichting, heeft [gedaagde 1] hier tegenover onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat tussen partijen een nadere afspraak zou zijn gemaakt dat hij ook alle niet fiscale cliënten mocht meenemen, zodat deze stelling wordt verworpen.

13. Nu daarnaast onbetwist is gebleven dat [gedaagde 1] werkzaamheden bij voorschotnota heeft gedeclareerd in de zaken [zaak 10] , [zaak 11] , [zaak 12] , [zaak 8] en [zaak 9] terwijl hij ook werkzaamheden heeft verricht in deze zaken toen hij nog in dienst was bij [eisers] , maar deze werkzaamheden niet heeft gefactureerd, wordt geconcludeerd dat hij deze laatste werkzaamheden voor eigen rekening heeft verricht, hetgeen in strijd is met het nevenactiviteitenbeding. [gedaagde 1] heeft er immers niet op toe gezien dat deze werkzaamheden namens [eisers] tijdig werden gefactureerd en niet duidelijk is geworden of hij voor deze werkzaamheden heeft tijdgeschreven voor [eisers] , terwijl hij wel voorschotnota’s in rekening heeft gebracht voor de werkzaamheden die hij na zijn dienstverband bij [eisers] in deze zaken zou gaan verrichten. De omstandigheid dat [gedaagde 1] geen betaling heeft ontvangen van [cliënt zaak 9] maakt het voorgaande niet anders. Te meer nu hij zelf aanvoert dat voor deze werkzaamheden een vergoeding bij Clifford & Chance kon worden gedeclareerd in het kader van de (advocaat) beroepsopleiding.

14. Verder stelt [eisers] onbetwist dat [gedaagde 1] voor eigen rekening een cursus heeft gegeven en dat hij hiermee eveneens het nevenactiviteitenbeding heeft geschonden. Anders dan [gedaagde 1] aanvoert, maakt de omstandigheid dat [eisers] hiervan op de hoogte was, niet dat hij het beding niet heeft geschonden. Evenmin kan in redelijkheid ervan uitgegaan worden dat [gedaagde 1] niet van de strekking van het beding op de hoogte was, zodat hij toen hij de cursus gaf, zonder daarvoor toestemming te hebben gekregen, had moeten weten dat hij het beding schond.

15. Conclusie van het voorgaande is dat [gedaagde 1] 13 keer in strijd met genoemde bedingen heeft gehandeld en dat hij daarvoor telkens de in het addendum overeengekomen boete van € 20.000,-- is verschuldigd, te weten in totaal € 260.000,--.

16. Anders dan [gedaagde 1] aanvoert, zijn de onderhavige bedingen niet nietig. In het beding is bepaald dat een vordering tot schadevergoeding slechts is toegelaten voor zover de schade de boete overstijgt. Bovendien vordert [eisers] ook alleen de boete en niet tevens schadevergoeding. Onder deze omstandigheden is geen sprake van strijd met artikel 7:651 lid 1 BW. Verder doet [gedaagde 1] een beroep op matiging. Nu hij echter dit beroep in het geheel niet heeft toegelicht, wordt dit beroep verworpen. De gevorderde boete van € 260.000,-- zal dan ook worden toegewezen.

Loonvordering in reconventie en schadevordering in conventie

17. Vaststaat dat [gedaagde 1] tot 15 december 2014 in dienst is geweest bij [eisers] Tussen partijen is niet in geschil dat hij tot 15 december 2014 ook heeft gewerkt, maar dat hij aanvankelijk maar 7 uur en 6 minuten in het daarvoor bedoelde tijdschrijfsysteem van [eisers] heeft ingevoerd. Later heeft [gedaagde 1] aangegeven dat hij in de periode in november en december 2014 32 uur heeft gewerkt. Vaststaat dat [eisers] het volledige loon over november 2014 heeft uitbetaald. Verder is onbetwist gebleven dat 32 declarabele uren gelijk staat aan één normale werkweek. Onder deze omstandigheden wordt geconcludeerd dat [gedaagde 1] voor de periode van 1 november tot 15 december 2014, voor een maand betaald heeft gekregen, terwijl hij feitelijk maar een week heeft gewerkt. Gevolg hiervan is dat zijn loonvordering niet toewijsbaar is.

18. [eisers] heeft het gestelde recht op vakantiedagen en –toeslag van [gedaagde 1] onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat deze gevorderde bedragen verschuldigd zijn. [eisers] heeft echter een beroep op verrekening gedaan met haar conventionele vordering. Dit beroep slaagt, zodat deze tegenvordering daarop in mindering strekt en dus in reconventie niet toewijsbaar is. De wettelijke verhoging en wettelijke rente zal eveneens worden afgewezen. [gedaagde 1] is immers nog altijd in verzuim met de verplichting tot teruglevering van de aandelen en schiet daardoor zelf tekort in de nakoming van zijn verplichtingen, zodat het opschortingsberoep van [eisers] op dit punt slaagt.

19. De door [eisers] gevorderde schadevergoeding is wel toewijsbaar. Zij stelt dat zij doordat [gedaagde 1] pas later heeft aangegeven dat hij 32 declarabele uren in de genoemde periode heeft gewerkt, zij deze uren niet meer heeft kunnen declareren bij haar cliënten. Dit heeft [gedaagde 1] onvoldoende betwist, zodat van deze stelling wordt uitgegaan. Nu [gedaagde 1] wel de hele maand november 2014 betaald heeft gekregen, moet worden geconcludeerd dat [eisers] schade heeft geleden doordat [gedaagde 1] deze 32 uur niet heeft tijdgeschreven. De gevorderde schade van 32 uur x € 220,-- (uurtarief) = € 6.600,00 is dan ook toewijsbaar.

19. Tegen de gevorderde rente is geen verweer gevoerd, zodat deze zoals gevorderd toewijsbaar is.

20. [gedaagde 1] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in conventie en in reconventie veroordeeld in de proceskosten. Gelet op de samenhang tussen de conventie en de reconventie worden de proceskosten in reconventie begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie:

I. veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan [eisers] van € 266.600,00 minus € 8.473,38 bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2014 tot aan de voldoening;

II. veroordeelt [gedaagde 1] B.V. de aandelen die zij houdt in [eisers] binnen tien dagen na betekening van dit vonnis om niet terug te leveren aan de partij van wie zij deze verkregen heeft, te weten respectievelijk [eiser 2] B.V. en [eiser 3] B.V. en bepaalt dat voor zover [gedaagde 1] B.V. geen medewerking mocht verlenen dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte tot eigendomsoverdracht en dat dit vonnis vatbaar is voor inschrijving in de daartoe bestemde registers;

III. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 1] B.V. in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op:
exploot € 77,75
salaris € 1600,00
griffierecht € 941,00
totaal € 2618,75
voor zover van toepassing, inclusief btw;

IV. veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van een bedrag van € 205,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;

V. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

VI. wijst af het meer of anders gevorderde.

in reconventie

VII. wijst de vorderingen af;

VIII. veroordeelt [gedaagde 1] in de kosten van het geding aan de zijde van [eisers] gevallen, tot heden begroot op nihil;

Aldus gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.