5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in bijlage II van dit vonnis zijn opgenomen en de in rubriek 4.3. vervatte bewijsoverwegingen, bewezen dat,
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde,
[medeverdachte] in de periode van 1 mei 2010 tot en met 30 november 2011 in Nederland opzettelijk geldbedragen van in totaal 647.468,36 euro heeft overgemaakt, te weten:
naar privérekening [medeverdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 1]
- op of omstreeks 30 mei 2010 een geldbedrag van 250.000 euro,
- op of omstreeks 30 september 2010 een geldbedrag van 90.000 euro,
- op of omstreeks 28 april 2011 een geldbedrag van 60.000 euro,
- op of omstreeks 4 mei 2011 een geldbedrag van 50.000 euro,
- op of omstreeks 8 juni 2011 een geldbedrag van 40.000 euro,
- op of omstreeks 31 augustus 2011 een geldbedrag van 35.000 euro,
- op of omstreeks 18 november 2011 een geldbedrag van 60.050 euro,
naar rekening [naam Group] met rekeningnummer [rekeningnummer 2]
- op of omstreeks 29 september 2011 een geldbedrag van 12.500 euro,
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van 10.000 euro,
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van 4.500 euro,
- op of omstreeks 25 oktober 2011 een geldbedrag van 14.012 euro,
- op of omstreeks 1 november 2011 een geldbedrag van 9.500 euro,
naar rekening [naam bedrijf 1]
- op of omstreeks 2 september 2011 een geldbedrag van 5.553,67 euro,
naar privérekening [medeverdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 3]
- op of omstreeks 11 augustus 2011 een geldbedrag van 4.500 euro,
naar rekening [naam bedrijf 2]
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van 634,61 euro,
naar rekening [naam bedrijf 3]
- op of omstreeks 4 oktober 2011 een geldbedrag van 1.218,08 euro,
die geheel toebehoorden aan de [Stichting] en welke geldbedragen [medeverdachte] onder zich had in zijn hoedanigheid van bestuurder van de [Stichting] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door:
- op of omstreeks 27 mei 2010 een geldbedrag van 350.000 euro en op of omstreeks 30 december 2010 een geldbedrag van 1.641.895,91 euro en op of omstreeks 19 augustus 2011 een geldbedrag van 250.000 euro en op of omstreeks 22 augustus 2011 een geldbedrag van 600.000 euro van de ABN AMRO-rekening van de [Stichting] over te maken naar de nieuw geopende SNS-rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 4] en
- [medeverdachte] toe te staan over de SNS-rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 4] en het geld van de [Stichting] te beschikken zonder dat hij, verdachte, als penningmeester van de stichting, toezicht hield op die rekening en
- de overige bestuursleden van de stichting niet te informeren over het feit dat [medeverdachte] gelden naar diens privérekeningen zou gaan overboeken en had overboekt;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 december 2011 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een geldleningsovereenkomst, te weten
A. een geldleningovereenkomst d.d. 25 januari 2010 (rubriek 8.19.13, p. 391-393)
zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader valselijk en in strijd met de waarheid:
- in die overeenkomst vermeld dat de [Stichting] een geldbedrag van 225.000 euro aan zijn medeverdachte ( [medeverdachte] ) heeft geleend en
- in die overeenkomst vermeld dat deze is opgemaakt op 25 januari 2010, terwijl die overeenkomst in werkelijkheid op een latere datum is opgemaakt en getekend,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde:
medeplichtig aan verduistering gepleegd door beheerders van stichtingen, ten opzichte van enig goed dat zij als zodanig onder zich hebben, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van valsheid in geschrift.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 1 (één) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.G. Tarlavski-Reurslag, voorzitter,
mrs. M.B. de Boer en J.B. Oreel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van de Kraats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 december 2016.