Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2016:9879

Rechtbank Amsterdam
29-06-2016
25-10-2017
C/13/588071 / HA ZA 15-526
Verbintenissenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Tussenvonnis benoeming deskundige in zaak tussen koper en verkoper van kunstcollectie

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/588071 / HA ZA 15-526

Vonnis van 29 juni 2016

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ALL ART INITIATIVES B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres,

advocaat mr. H. de Coninck-Smolders te Amsterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [plaats] ,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden,

advocaat mr. C.A. Schreuder te Utrecht.

Partijen zullen hierna AAI en Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 6 april 2016 (hierna: het tussenvonnis),

  • -

    de akte ten behoeve van deskundigenbericht van AAI, met producties,

  • -

    de akte uitlating deskundigen van Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] , met producties,

  • -

    het faxbericht van Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] van 4 mei 2016 naar aanleiding van de akte van AAI;

  • -

    het faxbericht van AAI van 13 mei 2016 naar aanleiding van het faxbericht van Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling

2.1.

Bij het tussenvonnis (vgl. rechtsoverweging 4.7) zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over welke persoon (of personen) zij als deskundige benoemd willen zien en voorstellen te doen voor vragen die zij eventueel nog verder ter beantwoording willen voorleggen.

2.2.

AAI maakt in haar faxbericht bezwaar tegen randnummers 1 tot en met 11 en 13 tot en met 16 van de akte van Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] , stellende dat de inhoud van de akte verder reikt dan de punten waarover partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich uit te laten. De rechtbank overweegt dat zij uit de akte van Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] uitsluitend zal betrekken hetgeen voor de verdere beoordeling (in het licht van het bepaalde van rechtsoverweging 4.7 van het tussenvonnis) van belang is. Mocht blijken dat Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] stellingen betrekken waarop AAI niet heeft kunnen reageren én die van belang zijn voor de verdere beoordeling (in die zin dat de rechtbank overweegt ze te volgen), dan zal de rechtbank, gelet op de beginselen van hoor en wederhoor en de goede procesorde, AAI alsnog in de gelegenheid stellen daarop te reageren.

2.3.

De rechtbank zal het eerder aangekondigde deskundigenbericht nu bevelen. De rechtbank heeft kennis genomen van het tussen partijen gevoerde debat omtrent het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. De rechtbank stelt vast dat het partijen niet is gelukt om, zoals in het tussenvonnis geopperd, een gezamenlijk voorstel te doen over de deskundige en de eventueel nog verder te stellen vragen. De rechtbank zal hierover daarom een beslissing nemen met inachtneming van de hetgeen partijen naar voren hebben gebracht.

De deskundige(n)

2.4.

AAI heeft verzocht [naam 1] (hierna: [naam 1] ) of [naam 2] (hierna: [naam 2] ) als deskundige te benoemen. Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] hebben toegelicht dat zij zich verzetten tegen het benoemen van deskundigen die voor partijen optreden of hebben opgetreden. Zij hebben in hun faxbericht erop gewezen dat dit het geval is voor door AAI voorgestelde deskundige [naam 1] . De rechtbank is van oordeel dat [naam 1] gelet op het door Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] geuite bezwaar niet als deskundige kan worden benoemd. De omstandigheid dat zijn betrokkenheid dateert van geruime tijd geleden doet niet eraan af dat hij zich reeds eerder over de kunstwerken heeft uitgelaten. Niet valt uit te sluiten dat deze eerdere betrokkenheid invloed heeft op het uit te brengen deskundigenoordeel.

2.5.

Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] hebben voorgesteld om een representatieve steekproef te verrichten van werken en die te laten beoordelen. Tegelijkertijd stellen Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] echter dat de resultaten van de uit hoofde van de steekproef onderzochte werken geen gevolgen mogen hebben voor de kunstwerken die zich niet in de selectie bevinden. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het onderzoeken van een deel van de kunstwerken. De vorderingen van AAI strekkende tot vergoeding van de schade op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek wegens non-conformiteit (zoals geformuleerd in rechtsoverweging 3.1 onder c van het tussenvonnis) strekken zich immers uit tot alle werken van de kunstcollectie.

2.6.

Voor het toelaten van partijen tot – zoals Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] verzoeken – het nemen van een nadere akte zodat partijen nader onderzoek kunnen doen en de rechtbank kunnen informeren over de vereiste volledigheid ziet de rechtbank geen aanleiding.

2.7.

Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] betogen daarnaast dat voor elke kunstenaar van de werken de meest geëigende deskundige dient te worden aangezocht. Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] stellen voor om ieder geval de in productie 40 genoemde zeven deskundigen te benoemen.

2.8.

Aangezien partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de te benoemen deskundige, zal de rechtbank zelf in de benoeming voorzien. De rechtbank ziet voorlopig geen aanleiding om tot benoeming van zeven deskundigen over te gaan. De algemene opmerking dat voor elke (vermeende) kunstenaar een specifieke deskundige noodzakelijk is wordt niet gevolgd. Daartoe is redengeven dat de noodzaak hiervan de rechtbank op dit moment niet is gebleken.

2.9.

Tegen [naam 2] bestaat kennelijk niet het bezwaar zoals namens Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] tegen [naam 1] naar voren is gebracht. Uit onderzoek van de rechtbank is echter gebleken dat [naam 2] reeds jaren geleden is overleden.

2.10.

De rechtbank is van oordeel dat E. Douwes sr. (hierna: Douwes) als deskundige kan worden benoemd. De rechtbank heeft contact gehad met Douwes. Hij heeft te kennen gegeven te beschikken over de noodzakelijke expertise en bovendien in staat en bereid te zijn om de benoeming te aanvaarden. De rechtbank zal Douwes als deskundige benoemen.

De voor te leggen vragen

2.11.

De rechtbank zal in de vraagstelling wel rekening houden met de mogelijkheid dat kan blijken dat Douwes op onderdelen niet in staat is een oordeel over de werken te geven en de voorgestelde vraagstelling op dit punt aanvullen.

2.12.

Houdstermaatschappij en [gedaagde sub 2] hebben weliswaar opmerkingen geplaatst bij de door de deskundige aan te leggen beoordelingscriteria maar geen aanvullende vragen voorgesteld. AAI daarentegen heeft als aanvullende vraag voorgesteld:

“Voor zover de kunstwerken zijn vervaardigd door de kunstenaar aan wie deze in de bijlagen bij de koop- en beheerovereenkomst zijn toegeschreven, wat is uw visie op de waarde van die werken?”

2.13.

De rechtbank zal gelet hierop de voorgestelde vraagstelling aanvullen. De rechtbank heeft in het tussenvonnis nog geen antwoord gegeven op de vraag of een werk dat wel authentiek is maar een veel lagere waarde heeft dan waarvan in de taxatierapporten is uitgegaan non-conform is. Dat dit het geval zou kunnen zijn, valt op dit moment niet uit te sluiten, maar vergt een nadere beoordeling. Aangezien de vraag naar de waarde van de werken los van deze specifieke stelling van AAI in zijn algemeenheid van belang kan zijn voor een eventueel toe te kennen schadevergoeding, zal de rechtbank de voorgestelde vraag aanpassen en een visie vragen op de waarde van de werken van de kunstcollectie.

2.14.

Gelet op de door de rechtbank aangelegde maatstaf (vgl. rechtsoverweging 4.6 van het tussenvonnis, kort gezegd inhoudende dat het niet erom gaat of met zekerheid kan worden gezegd dat de werken echt zijn, maar dat het erom gaat dat de valsheid van de werken met een hoge mate van zekerheid wordt vastgesteld), de hoeveelheid kunstwerken die moet worden onderzocht, alsmede de omstandigheid dat onder meer [naam 6] heeft verklaard (vgl. rechtsoverweging 2.21 van het tussenvonnis) dat een korte blik voldoende was om te kunnen vaststellen dat de werken niet authentiek waren, ziet de rechtbank aanleiding een aanvullende vraag te stellen over de hoeveelheid onderzoek die nodig is om te kunnen vaststellen of de kunstwerken wel of niet zijn vervaardigd door de kunstenaars aan wie de werken zijn toegeschreven.

Slotoverwegingen

2.15.

De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom, zoals al in het tussenvonnis aangekondigd, AAI moeten betalen.

2.16.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.17.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

2.18.

De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3 De beslissing

De rechtbank

3.1.

beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:

  1. Kunt u vaststellen of de kunstwerken in de kunstcollectie wel of niet zijn vervaardigd door de kunstenaars aan wie deze werken in de bijlagen bij de koop- en beheerovereenkomsten zijn toegeschreven?

  2. Kunt u de hiervoor onder i vermelde vraag zonder (uitgebreid) technisch onderzoek beantwoorden en, zo ja, kunt u motiveren waarom dat het geval is?

  3. Wilt u daarbij in ieder geval betrekken de onder de feiten van het tussenvonnis weergegeven taxatierapporten van [naam 3] en [naam 4] , alsmede de opinies van [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] ?

  4. Geeft uw onderzoek, u nog aanleiding tot het maken van andere opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?

  5. Wat is uw visie op de waarde van de werken?

  6. Kunt u, voor zover uw deskundigheid ten aanzien van bepaalde kunstenaars of werken onvoldoende zou zijn, voorstellen doen ten aanzien een andere deskundige voor de beoordeling daarvan?

3.2.

benoemt tot deskundige:

E. Douwes sr.

correspondentieadres:
Douwes Fine Art

Stadhouderskade 40

1071 ZD Amsterdam

telefoon: 020-664 6362

e-mail: info@douwesfineart.com

het voorschot

3.3.

bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:

  • -

    de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,

  • -

    de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen,

  • -

    partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,

  • -

    indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,

  • -

    indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,

3.4.

bepaalt dat AAI het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,

3.5.

draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,

het onderzoek

3.6.

bepaalt dat AAI haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,

3.7.

bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,

3.8.

wijst de deskundige erop dat:

  • -

    de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),

  • -

    de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,

  • -

    de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,

  • -

    de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,

  • -

    indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,

3.9.

bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,

het schriftelijk rapport

3.10.

draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,

3.11.

wijst de deskundige erop dat:

  • -

    uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,

  • -

    de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,

3.12.

bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,

overige bepalingen

3.13.

bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 5 oktober 2016,

3.14.

draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:

  • -

    indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of

  • -

    na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van AAI op een termijn van vier weken,

3.15.

verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,

3.16.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, mr. C. Bakker en mr. A.M. van Wolffram-van Doorn en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2016.1

1 type: CB coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.