Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2017:3485

Rechtbank Amsterdam
23-05-2017
23-05-2017
13/669224-15
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Vrijspraak (poging) moord/doodslag. Bewezenverklaring voor aanwezig hebben twee kilo cocaïne. Vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk. Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/669224-15 (Promis)

Datum uitspraak: 23 mei 2017

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2017.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.F.E den Hartog en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. B.G.M.C. Peters naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 28 november 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk (en met voorbedachten rade) van het leven heeft beroofd, door toen en daar (na kalm beraad en rustig overleg) met zijn mededader, althans alleen, met een vuurwapen een of meer kogels in het lichaam van die [slachtoffer] te schieten;

2.

hij op of omstreeks 28 november 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [naam medeverdachte] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), een of meermalen met een

vuurwapen op, althans in de richting van die [naam medeverdachte] heeft geschoten;

3.

hij op of omstreeks 28 november 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een of meer (vuur)wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Crvena Zastava, kaliber 7,65 mm) en/of een revolver (merk Erma Werke, model EGR 66, kaliber 9mm), en/of munitie van categorie III, te weten drie, in elk geval een of meer patronen kaliber 7,65 mm Browning en/of een of meer patronen, voorhanden heeft gehad;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

4.

hij op of omstreeks 28 november 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 996 gram cocaïne en/of 1003 gram cocaïne, in elk geval een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Feiten en omstandigheden

De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.

Op 27 november 2015 heeft er in Amsterdam een ontmoeting plaatsgevonden waarbij in opdracht van het slachtoffer [slachtoffer] een proefmonster cocaïne is opgehaald bij medeverdachte [naam medeverdachte] . Dit volgt uit verklaringen van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , en uit het onderzoek naar de telefoongegevens van [slachtoffer] . Eveneens blijkt uit die telefoongegevens dat [slachtoffer] voor de volgende dag, 28 november 2015, een afspraak heeft gemaakt met [naam medeverdachte] in Amsterdam. Uit de verklaring van [naam 3] komt naar voren dat [slachtoffer] die dag een drugsdeal zou gaan afronden. Zowel op 27 als op 28 november 2015 heeft er ook telefonisch en per sms contact plaatsgevonden tussen [naam medeverdachte] en [verdachte] , waarbij contact was over de prijs van de cocaïne en een afspraak werd gemaakt om elkaar in de woning van [verdachte] te treffen. Op die dag komen uiteindelijk verdachte, [naam medeverdachte] en [slachtoffer] samen in de woning van [verdachte] aan de [adres 1] in Amsterdam, met het doel aan [slachtoffer] cocaïne te leveren en het geld van hem in ontvangst te nemen. Deze ontmoeting eindigt in een schietpartij, waarbij zowel [verdachte] als [slachtoffer] worden geraakt. Als de politie ter plaatse komt, wordt [slachtoffer] aangetroffen bij de uitgang van het wooncomplex met een schotwond in zijn borst. Ondanks reanimatiepogingen overlijdt hij ter plaatse. Naast [slachtoffer] worden een pistool en een pakket cocaïne aangetroffen. In de woning worden verdachte en [naam medeverdachte] aangetroffen. [verdachte] heeft schotwonden in zijn bovenarm en buik. Bij het forensisch onderzoek worden in de keuken twee hulzen en een kogelpunt aangetroffen. In de keukenvloer zijn twee inschoten te zien. Nadere doorzoekingen van de woning leveren twee hulzen op in de toiletpot op de begane grond, en op de tweede verdieping een doos met daarin een revolver met munitie, een huls en een pakket cocaïne. Forensisch onderzoek wijst uit dat [verdachte] is beschoten met het pistool en [slachtoffer] met de revolver. Op het pistool wordt DNA van [slachtoffer] aangetroffen en op de revolver DNA van [slachtoffer] en een mengprofiel van [slachtoffer] , [naam medeverdachte] en een onbekend persoon.

4.2

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gerequireerd tot vrijspraak van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde, maar tot een (partiële) bewezenverklaring van het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde. Zij heeft hiertoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.

In de woning van verdachte is de revolver aangetroffen waarmee [slachtoffer] is beschoten, terwijl er een drugsdeal gaande was. Het schieten van medeverdachte [naam medeverdachte] blijkt ingegeven om de deal van de zijde van verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] kracht bij te zetten dan wel veilig te stellen. De medeverdachte [naam medeverdachte] heeft daarmee het vuurwapen ten behoeve van zichzelf en verdachte gehanteerd. Ook het verstoppen van de revolver heeft een gezamenlijk doel gediend. Op grond daarvan acht de officier van justitie het medeplegen op het voorhanden hebben van de revolver bewezen.
Gezien de aanleiding tot de gebeurtenissen op 28 november 2015, de voorbereidingen van de drugsdeal en het aantreffen van één pakket cocaïne in de woning waar de deal in de aanwezigheid van verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] zou plaatsvinden, alsmede het aantreffen van één pakket cocaïne even buiten de woning naast [slachtoffer] die uit de woning was gevlucht, is het in vereniging voorhanden hebben van circa twee kilogram cocaïne eveneens bewezen.

4.3

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van al het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en heeft hiertoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.

Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde stelt de verdediging zich op het standpunt dat elke vorm van betrokkenheid of wetenschap van de verdachte met betrekking tot de wapens en munitie ontbreekt, hetgeen ook wordt ondersteund door informatie uit meerdere opname vertrouwelijke communicatie (verder OVC). Verdachte heeft nooit een wapen in zijn bezit, dan wel beschikkingsmacht gehad. Vast staat immers dat het pistool is gevonden naast [slachtoffer] , op dat pistool DNA van [slachtoffer] is aangetroffen en verdachte juist door kogels uit dat pistool gewond is geraakt. De revolver is gezien bij medeverdachte [naam medeverdachte] , bevat DNA van [slachtoffer] en [naam medeverdachte] , en [slachtoffer] is gewond geraakt door een kogel uit de revolver. Op beide wapens zijn geen sporen van verdachte aangetroffen en hij is ook niet met de wapens gezien. Uit het dossier volgt niet dat er ten aanzien van de vuurwapens en munitie sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [naam medeverdachte] en [verdachte] voorafgaand of na afloop van het schietincident. Eveneens volgt er uit het dossier geen intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht van verdachte met betrekking tot de vuurwapens en munitie. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde stelt de verdediging zich op het standpunt dat de medeverdachte [naam medeverdachte] verantwoordelijk is geweest voor het voorbereiden van een afspraak met [slachtoffer] en de rol van verdachte hierin niet uit het dossier volgt. Verdachte is er – buiten zijn weten om – door de medeverdachte bij betrokken. Verdachte wist niet dat medeverdachte [naam medeverdachte] bezig was met een drugsdeal, en het bericht van verdachte aan de medeverdachte [naam medeverdachte] met de inhoud “28,5”, was zonder wetenschap van hetgeen [naam medeverdachte] aan doen was. Het betrof een op zichzelf staand bericht, welke achteraf ineens een zware lading krijgt. De contacten van medeverdachte [naam medeverdachte] met [slachtoffer] en [naam 3] zijn ook niet herleidbaar naar verdachte, en lopen ook niet synchroon met het contact tussen verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] . [slachtoffer] is door medeverdachte [naam medeverdachte] zonder aankondiging naar de woning van verdachte meegenomen. Op de pakketten cocaïne zijn geen sporen aangetroffen die naar verdachte wijzen en ook getuigenverklaringen wijzen – in tegenstelling tot medeverdachte [naam medeverdachte] – niet op het bezit van de pakketten bij verdachte. De politie gaat vanaf het eerste moment uit van een rip deal, en dat verdachte geript zou zijn. Dit betreft echter een aanname en de OVC-gesprekken wijzen ook op onschuld bij verdachte. Voorts wijst de verdediging op de onbetrouwbare verklaringen van medeverdachte [naam medeverdachte] waaruit volgt dat het ongeloofwaardig is dat hij niet van de aanwezigheid van de pakketten cocaïne afwist. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om het onder feit 4 ten laste gelegde bewezen te verklaren en verdachte dient daarvoor dan ook te worden vrijgesproken.

4.4

Het oordeel van de rechtbank

4.4.1

Vrijspraak

4.4.1.1 Ten aanzien van het onder feit 1 en 2 laste gelegde

De rechtbank acht – met de officier van justitie en met de raadsvrouw van verdachte – het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.

4.4.1.2 Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde

De rechtbank acht – met de officier van justitie en met de raadsvrouw van verdachte – het onder feit 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een pistool niet bewezen. Verdachte dient ook daarvan te worden vrijgesproken.

De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie en met de raadsvrouw van verdachte – het onder feit 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een revolver en munitie evenmin bewezen. Verdachte dient ook daarvan te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

De revolver met bijhorende munitie is op 17 december 2015 in een doos op de tweede verdieping van de woning van verdachte aangetroffen. Het wapen bevatte geen forensische sporen van verdachte. Wel zijn er sporen van [slachtoffer] en medeverdachte [naam medeverdachte] op de revolver aangetroffen. Eveneens volgt uit het dossier dat medeverdachte [naam medeverdachte] met de revolver op [slachtoffer] heeft geschoten. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank is in deze zaak van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] ontbreekt. Het dossier bevat geen enkele informatie waaruit een samenwerking, dan wel een materiële of intellectuele bijdrage van verdachte met betrekking tot het aanwezig hebben van de revolver kan worden afgeleid. Verdachte zal voor het onder feit 3 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

4.4.2

Bewijsoverwegingen

De rechtbank acht – met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw van verdachte –het onder feit 4 ten laste gelegde bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.

Betrokkenheid verdachte

Zoals hiervoor onder 4. al is overwogen is op basis van het dossier buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat er in de woning van verdachte sprake was van een drugsdeal waarbij verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] als leveranciers en het slachtoffer [slachtoffer] als koper van ongeveer twee kilo cocaïne betrokken waren. Verdachte heeft zijn betrokkenheid als leverancier van de drugs ontkend. Geconfronteerd met de resultaten van het onderzoek heeft hij meermalen te kennen gegeven dat hij het zich allemaal niet meer kon herinneren. Ter terechtzitting heeft verdachte geen vragen van de rechtbank willen beantwoorden. Gezien de resultaten van het onderzoek en de proceshouding van verdachte acht de rechtbank de ontkenning van verdachte ongeloofwaardig.

De betrokkenheid van verdachte als leverancier blijkt niet alleen uit het feit dat de deal in zijn woning plaatsvond, maar ook uit de sms die verdachte op 27 november 2015 aan [naam medeverdachte] heeft verstuurd met als inhoud: “28,5”, wat in het licht van alle andere onderzoeksresultaten en het feit van algemene bekendheid dat een kilo cocaïne ongeveer € 28.000,- kost, niets anders kan betekenen dan dat verdachte aan [naam medeverdachte] de prijs van een kilo cocaïne laat weten. Daarnaast blijkt zijn rol uit de inhoud van de ovc-gesprekken die verdachte op 8 januari 2016 in het huis van bewaring met zijn echtgenote heeft gevoerd. Verdachte heeft tegen haar gezegd: “ik ben gewoon geript eigenlijk.”, hetgeen erop duidt dat [slachtoffer] de cocaïne zonder te betalen wilde meenemen. Bevestiging daarvan is te vinden in de verklaring die [naam medeverdachte] bij de reconstructie van de gebeurtenissen op 28 november 2015 heeft afgelegd, dat [slachtoffer] zou hebben gezegd “ik neem dit koste wat het kost mee” over iets dat ook daadwerkelijk in de woning van verdachte aanwezig was. Ook heeft verdachte in dat ovc-gesprek gezegd op de vraag van zijn echtgenote of hij er 28 voor moest betalen: “Ja. Of 28 half, 27, 27 half volgens mij.”, wat ook om de prijs van cocaïne gaat. Verder zegt verdachte: “Ik snap niet dat [naam medeverdachte] dat boven heb gelegd” en “Die [naam medeverdachte] is een lul jongen echt waar (…) die had alles weg kunnen doen dan had er niets aan de hand geweest (…) Dan hadden ze sowieso 1 kilo terug gehad.”, waaruit de rechtbank begrijpt dat verdachte spreekt over de cocaïne die op de tweede verdieping van zijn huis is gevonden en waarmee ook de betrokkenheid van verdachte bij de cocaïne blijkt.

Voor een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van cocaïne in de zin van artikel 2 onder C van de Opiumwet is voldoende dat de verdovende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevinden (Hoge Raad 28 mei 1985, vindplaats: ECLI:NL:HR:1985:AC8903). De rechtbank is van oordeel dat hieraan is voldaan en acht het aanwezig hebben van twee kilo cocaïne bewezen. De rechtbank is tevens van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Tussen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] is sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met betrekking tot de totstandkoming van de afspraak met [slachtoffer] om aan [slachtoffer] cocaïne te leveren. Verdachte heeft immers een materiele bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de afspraak voor de drugsdeal, waarbij de cocaïne ook daadwerkelijk in zijn woning aanwezig was.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:


De rechtbank acht bewezen dat verdachte:


Ten aanzien van het onder feit 4 bewezen verklaarde:

hij op 28 november 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 996 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 1003 gram van een materiaal bevattende cocaïne.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6
6. De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Motivering van de straf

8.1

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zevenentwintig maanden, met aftrek van voorarrest.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen – heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dient te worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest, al dan niet in combinatie met een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstaf.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid van ongeveer twee kilogram cocaïne. Gezien de hoeveelheid en de omstandigheden waaronder verdachte de cocaïne had, was het de bedoeling deze te verhandelen. Dit is strafbaar omdat cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en het gebruik hiervan ook tot allerlei vormen van criminaliteit, overlast en andere maatschappelijke problemen leidt. Daarnaast gaat de handel in cocaïne vaak gepaard met andere zware criminaliteit zoals vuurwapenbezit en schietpartijen met gewonde en/of dodelijke slachtoffers. Dat blijkt eens te meer uit de onderhavige zaak waarbij in de woning van verdachte met twee vuurwapens is geschoten en een zwaargewond en een dodelijk slachtoffer is gevallen. Verdachte heeft zo ook bijgedragen aan de onveilige situatie in en om zijn huis die niet alleen bij zijn eigen familieleden die in de woning aanwezig waren maar ook bij omwonenden, sterke gevoelens van onveiligheid heeft veroorzaakt.

Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 23 december 2016, waaruit blijkt dat hij eerder tot meerdere langdurige gevangenisstraffen is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Daar komt nog bij dat verdachte zich ten tijde van de onderhavige zaak in detentie door middel van elektronische controle met een enkelband bevond, waaruit voor de rechtbank blijkt dat verdachte de strafwaardigheid van zijn handelen niet inziet. De rechtbank zal dit als strafverzwarende factor meewegen.

De rechtbank is van oordeel dat er aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, nu zij tot een andere bewezenverklaring komt. De rechtbank ziet geen aanleiding om mee te gaan in het strafmaatverweer van de verdediging. De ernst van het feit, in combinatie met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, biedt geen ruimte voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest in combinatie met een taakstraf en/of voorwaardelijk gevangenisstraf. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.

Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest.

9 Ten aanzien van de vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [naam benadeelde partij] vordert € 18.488,10 aan materiële schadevergoeding en € 10.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.

9.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.

9.2

Standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering benadeelde partij moet worden afgewezen.

9.3

Het oordeel van de rechtbank.

De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.

10 Ten aanzien van het beslag

10.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen onder de nummers 1 t/m 11 zullen worden onttrokken aan het verkeer.

10.2

Standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat de op de beslaglijst vermelde privégoederen worden teruggegeven aan verdachte.

10.3

Het oordeel van de rechtbank

Onttrekking aan het verkeer

De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

1. STK Pistool, ZASTAVA, 5092196

2. 1.00 STK Revolver, 5103989

3. 3.00 STK Patroon, 5103991

4. 1.00 STK Huls, GFL, 5092417

5. 1.00 STK Huls, 5092418

6. 1.00 STK Munitie, kogelpunt, 5092421

7. 1.00 STK Patroon, 5092444

8. 1.00 STK Huls, 5092951

9. 1.00 STK Munitie, projectiel, 5093508

10. 1.00 STK Huls, 5095118,

11. 1.00 STK Huls, 5103992,

dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de ten laste gelegde misdrijven met betrekking tot verdachte en waarvoor de medeverdachte is veroordeeld, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

11 Voorlopige hechtenis

Verdachte is op 1 december 2015 in voorlopige hechtenis gesteld vanwege ernstige bezwaren voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, met als gronden onder meer het recidivegevaar. Vanaf 11 januari 2016 is daar het onder 4 ten laste gelegde bijgekomen. Tevens is de voorlopige hechtenis geschorst met ingang van die laatstgenoemde datum.

De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder verdachte het bewezene heeft begaan en de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf ambtshalve aanleiding de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, zodat verdachte vanaf heden zich weer in voorlopige hechtenis bevindt. De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.


De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst op grond van het voorlopige dossier zoals dat toen beschikbaar was. Ten tijde van de beslissing tot schorsing was de rol van verdachte bij het schietincident en de aangetroffen cocaïne nog niet duidelijk en er werd nader onderzoek verricht. Onder die omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de voorlopige hechtenis werd geschorst. De rechtbank stelt vast dat na de schorsing van de voorlopige hechtenis nog uitgebreid aanvullend onderzoek heeft plaatsgevonden naar wat er zich op 28 november 2015 in en om de woning van verdachte heeft afgespeeld. De uitkomst daarvan heeft meer licht geworpen op de rol van verdachte en heeft bij de rechtbank tot het oordeel geleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met een ander voorhanden hebben van ongeveer twee kilo cocaïne. Verdachte bevond zich ten tijde van het plegen van dit strafbaar feit in de detentiefasering van een gevangenisstraf van vier jaar voor overtreding van de Opiumwet. Dat verdachte een dergelijk strafbaar feit begaat terwijl hij onder toezicht van justitie staat, duidt erop dat verdachte zich aan weinig gelegen laat liggen. De rechtbank acht een schorsing dan ook niet langer op zijn plaats.

12 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36b, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13
13. Beslissing

Verklaart het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

1. STK Pistool, ZASTAVA, 5092196;

2. 1.00 STK Revolver, 5103989;

3. 3.00 STK Patroon, 5103991;

4. 1.00 STK Huls, GFL, 5092417;

5. 1.00 STK Huls, 5092418;

6. 1.00 STK Munitie, kogelpunt, 5092421;

7. 1.00 STK Patroon, 5092444;

8. 1.00 STK Huls, 5092951;

9. 1.00 STK Munitie, projectiel, 5093508;

10. 1.00 STK Huls, 5095118;

11. 1.00 STK Huls, 5103992.

Verklaart [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering.

Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis (apart geminuteerd).

Dit vonnis is gewezen door

mr. G.M. van Dijk, voorzitter,

mrs. B.E. Mildner en T.T. Hylkema, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Lier, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 mei 2017.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.