4.5.
Ter nadere toelichting op de in deze zaak rechtens relevante schadeoorzaak wordt hier nog het volgende overwogen over de stellingen van partijen inzake de causale keten.
Nustar heeft – naast haar stellingen omtrent ondeugdelijkheid van de connectie – gesteld: dat de scheepsbemanning een fout heeft gemaakt ter zake van de volgorde van lossen; dat door deze fout dus in wezen is uitgelokt dat het terminalpersoneel is overgegaan tot het dichtdraaien van de toegang tot de landtank; dat ten tijde van dat dichtdraaien géén contact is kunnen worden gevonden met de scheepsbemanning, terwijl het toepasselijke communicatieprotocol verplichtte dat te allen tijde radio-contact mogelijk was; dat terminalpersoneel, na bemerking van de olie-spray, de pompen van de Explorer heeft uitgeschakeld door middel van de noodschakelaar op de jetty.
Verzekeraars hebben van hun kant gewezen op het dichtdraaien van de toegang tot de landtank in combinatie met het niet-gebruiken van de noodschakelaar, als de relevante causale keten.
De rechtbank merkt hierover op dat deze door partijen benoemde oorzaken niet leiden tot een olie-spray, wanneer als een gegeven wordt beschouwd dat de druk ter plaatse van de connectie binnen toelaatbare grenzen blijft.
De door partijen benoemde oorzaken leiden dan in beginsel slechts ertoe dat er teveel product wordt overgepompt – eventueel via de leidingen van het overdrukbeveiligingssysteem, wanneer de toegang tot de landtank eenmaal is afgesloten terwijl de noodschakelaar nog niet is omgezet en de scheepspompen dus nog doorpompen (zoals beschreven door Nustar onder punt 30 van de conclusie van antwoord). Zulks leidt dan eventueel tot andersoortige schade, zoals het verzieken van een in een bepaalde landtank beoogde blend (afgezien van het feit dat in casu de blend van meet af aan was verziekt).
Maar voor schade door olie-spray is dan als bijkomende omstandigheid nodig dat de leiding op enig punt ondeugdelijk is, zoals in casu ter plaatse van de connectie. De door partijen benoemde oorzaken, zoals zojuist onder dit randnummer aangehaald, zijn dan ook niet (op onderdelen) aan te merken als de voor de onderhavige schade relevante oorzaken.
Verantwoordelijkheid voor de schadeoorzaak
4.12.
Geoordeeld moet worden dat Nustar zich niet voldoende van deze verantwoordelijkheid heeft gekweten. De jetty operator (of een andere bevoegde medewerker van het terminalpersoneel) is niet aan boord van de Explorer geweest om (het maken van) de connectie te inspecteren. Dat de connectie door middel van afpersing met lucht op geslaagde wijze op afstand is getest (waarbij blijkens het door Nustar overgelegde rapport een druk van 5 tot 5,5 bar is uitgeoefend), maakt niet dat het terminalpersoneel zich voldoende van zijn verantwoordelijkheid heeft gekweten. Dat een inspectie van de verbinding zelve, naast de test op afstand, geen loze handeling is, volgt reeds uit de stellingen van Nustar zelf (zie 4.3.2), waaruit kan worden opgemaakt (i) dat het terminalpersoneel wist dat een verbinding tussen laadarm en scheepsmanifold in het algemeen door middel van diverse configuraties tot stand kan worden gebracht, (ii) dat niet elke configuratie per se deugdelijk is en (iii) dat het terminalpersoneel in geval van een door hem gedane inspectie de door de scheepsbemanning beoogde connectie (flensen met verschillende maten, vastgezet met klemmen-systeem) zou hebben afgedaan als gemakzuchtig, ondeugdelijk en een kardinale fout.
4.14.
Nustar heeft betoogd dat zij niet aansprakelijk kan worden gesteld, samengevat als volgt. Aansprakelijkheid van Nustar is uitgesloten, behoudens opzet of grove schuld, terwijl van opzet of grove schuld geen sprake is geweest. Deze exoneratie is neergelegd in artikel 57 van de VOTOB Algemene voorwaarden voor tankopslag in Nederland (hierna: de Tankopslagvoorwaarden), welke voorwaarden onderdeel zijn van de overeenkomst tussen Nustar en de vennootschap Frisol B.V., volgens welke overeenkomst Nustar opslagruimte biedt aan Frisol B.V., en welke overeenkomst derdenwerking heeft en derhalve kan worden ingeroepen jegens Atlas Oil Shipping (en thans jegens Verzekeraars). Voornoemde exoneratie is tevens neergelegd in artikel 11 van de Steigercondities van de Vereniging van Onafhankelijke Tankopslagbedrijven (VOTOB) (hierna: de Steigercondities), welke Steigercondities van toepassing zijn omdat deze onderdeel uitmaken van de door de schipper van de Explorer geaccepteerde Controlelijst. Ten slotte doet Nustar een beroep op het vervalbeding dat is neergelegd in artikel 62 van de Tankopslagvoorwaarden. Aldus nog steeds Nustar.
4.16.
De hier relevante voorwaarden luiden als volgt:
Uit de Tankopslagvoorwaarden:
Artikel 1
Definities
In deze Algemene Voorwaarden zal de volgende betekenis worden toegekend aan de navolgende woorden, tenzij uit het verband waarin deze worden gebruikt blijkt, dat daaraan een andere betekenis dient te worden gehecht:
(…)
3. Werkzaamheden:
Alle werkzaamheden verricht of te verrichten door of namens het opslagbedrijf met inbegrip van, maar niet beperkt tot het ter beschikking stellen van opslagruimte als hieronder gedefinieerd, de in ontvangst neming, opslag, manipulatie - waaronder te begrijpen de overslag en het doorpompen van de hieronder gedefinieerde zaken op, buiten of via het hieronder gedefinieerde terrein -, de verplaatsing, behandeling, bewerking, vermenging, aflevering en/of administratieve behandeling van de hieronder gedefinieerde zaken en het opmaken van documenten.
(…)
7. Zaken:
Alle zaken, hoe ook genaamd, in vaste, vloeibare of gas-vorm, die aan het opslagbedrijf voor het verrichten van één of meer werkzaamheden zijn of worden toevertrouwd of daartoe bestemd zijn.
(…)
Artikel 26
Periode gedurende welke zaken zich op het terrein bevinden
1. Zaken worden geacht zich op het terrein te bevinden:
a) indien zij worden gepompt uit tankschepen dan wel uit tanks van andere schepen: zodra zij de aansluitflens van de pijpleiding van het opslagbedrijf op het scheepsspruitstuk zijn gepasseerd;
b) indien zij worden aangevoerd via een pijpleiding van anderen dan het opslagbedrijf: zodra zij de afsluiter welke geplaatst is tussen deze pijpleiding en de pijpleiding van het opslagbedrijf zijn gepasseerd;
c) indien zij worden aangevoerd per schip en worden gelost op andere wijze dan omschreven onder a) van dit lid: nadat zij op het terrein zijn losgehaakt;
d) indien zij worden aangevoerd per spoor of over de weg: zodra zij op het terrein, ingeval van lossing door middel van pompen, de aansluiting op het vervoermiddel zijn gepasseerd dan wel, bij een andere wijze van lossing, uit het vervoermiddel zijn gelost.
2. Zaken worden geacht het terrein te hebben verlaten:
a) indien zij worden afgevoerd met tankschepen dan wel in tanks van andere schepen: nadat zij de aansluitflens van de pijpleiding van het opslagbedrijf op het scheepsspruitstuk zijn gepasseerd;
b) indien zij worden afgevoerd via een pijpleiding van anderen dan het opslagbedrijf: nadat zij de afsluiter welke is geplaatst tussen de pijpleiding van het tankopslagbedrijf en eerstgenoemde pijpleiding zijn gepasseerd;
c) indien zij worden afgevoerd per schip en worden geladen op andere wijze dan omschreven onder a) van dit lid: nadat zij op het terrein zijn aangehaakt;
d) indien zij worden afgevoerd per spoor of over de weg: nadat zij op het terrein, ingeval van belading door middel van pompen, de aansluiting op het vervoermiddel zijn gepasseerd dan wel, bij een andere wijze van belading, op of in het vervoermiddel zijn geladen.
Artikel 57
Aansprakelijkheid van het opslagbedrijf
(…)
3. Onverminderd het elders in deze Algemene Voorwaarden bepaalde is het opslagbedrijf niet aansprakelijk voor schade, verlies, vorderingen van derden, boeten en/of kosten, op welke wijze ook ontstaan, tenzij de opdrachtgever bewijst dat die schade, dat verlies, die vorderingen van derden, die boeten en/of kosten veroorzaakt zijn door opzet of grove schuld van het opslagbedrijf zelf of van personeel van het opslagbedrijf dat is belast met de leiding van de uitvoering van de overeenkomst of van de werkzaamheden.
Artikel 62
Verval van vorderingen
1. Alle vorderingen jegens het opslagbedrijf en jegens degenen als bedoeld in artikel 63 van deze Algemene Voorwaarden, tot vergoeding van schade, verlies, vorderingen van derden, boeten of kosten of anderszins vervallen, indien zij niet schriftelijk ter kennis van het opslagbedrijf zijn gebracht op of vóór het tijdstip waarop de zaken het terrein hebben verlaten in de zin van artikel 26 lid 2 van deze Algemene Voorwaarden.
2. Indien schade aan dan wel geheel of gedeeltelijk verlies van zaken door het opslagbedrijf ter kennis van de opdrachtgever is gebracht, dient de opdrachtgever eventuele vorderingen terzake van deze schade dan wel dit gehele of gedeeltelijke verlies schriftelijk bij het opslagbedrijf aan te melden binnen één week nadat het opslagbedrijf de opdrachtgever van deze schade dan wel dit gehele of gedeeltelijke verlies in kennis heeft gesteld, doch – indien de zaken het terrein binnen de hierbedoelde week verlaten uiterlijk op het tijdstip waarop de zaken het terrein hebben verlaten in de zin van artikel 26 lid 2 van deze Algemene Voorwaarden, één en ander op straffe van verval van de vordering.
3. Een vordering jegens het opslagbedrijf en jegens degenen als bedoeld in artikel 63 van deze Algemene Voorwaarden, vervalt in elk geval indien deze niet binnen 12 maanden in rechte is vervolgd. Deze vervaltermijn van 12 maanden begint te lopen na afloop van de dag van dagtekening van de kennisgeving respectievelijk aanmelding zoals bedoeld in lid 1 respectievelijk lid 2 van dit artikel.
ARTIKEL 11 – AANSPRAKELIJKHEID
Het schip is aangelegd langszij de Installatie voor eigen rekening en risico. De eigenaar van het schip is aansprakelijk voor schade, verlies, boetes en/of kosten of enig ander nadeel geleden door het Opslagbedrijf en/of zijn personeel en/of derde partijen, veroorzaakt door het schip en/of het handelen en/of nalaten te handelen van personen aan boord van het schip. Onverminderd het bepaalde elders in deze voorwaarden is het Opslagbedrijf niet aansprakelijk voor verlies, schade, vorderingen van derden, boetes en/of kosten voortvloeiend uit welke handeling ook, tenzij bewijs wordt geleverd dat dit verlies, deze schade, vorderingen van derden, boetes en/of kosten het gevolg zijn van opzet of grove schuld van het Opslagbedrijf.
4.18.
De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot de exoneraties.
4.18.1.
Anders dan Verzekeraars hebben betoogd, oordeelt de rechtbank dat de exoneraties neergelegd in artikel 57 lid 3 Tankopslagvoorwaarden en artikel 11 (vanaf “Onverminderd”) Steigercondities in materiële zin wél van toepassing zijn op de schade zoals in deze zaak aan de orde. Het gaat in deze zaak immers om aansprakelijkheid van Nustar voor schade voortvloeiend uit een gedraging van Nustar. Opgemerkt wordt dat genoemde artikelen tekstueel weliswaar kleine verschillen vertonen, maar dat is gesteld noch gebleken dat die rechtens relevant zijn voor deze zaak. Waar het partijen om gaat, is de vraag of Nustar grove schuld heeft aan het ontstaan van de schade. Indien dat het geval is, blijft haar aansprakelijkheid onverlet.
4.18.2.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over het begrip ‘grove schuld’. De rechtbank sluit wat betreft dit begrip aan bij de volgende overweging van het gerechtshof Den Haag met betrekking tot het voornoemde artikel 57 lid 3 in een zaak waarin door een administratieve fout ethanol was verontreinigd met paraffine:
“Het hof gaat er – bij gebreke van andersluidende stellingen van partijen – vanuit dat bij de uitleg van de begrippen “opzet of grove schuld” in de Votob-voorwaarden moet worden aangesloten bij de rechtspraak van de Hoge Raad over deze begrippen, zoals deze – onder meer – is ontwikkeld bij de beantwoording van de vraag of een beroep op een exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Deze rechtspraak kan als volgt worden samengevat. Van opzet is sprake als Standic desbewust de schade heeft toegebracht, bijvoorbeeld door moedwillig paraffine aan de ethanol toe te voegen. Van grove schuld is sprake bij een in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld (HR 12 maart 1954, NJ 1955, 386, Codam/Merwede), ook wel aan te duiden als bewuste roekeloosheid. Daarvan is onder andere sprake bij het bewust nemen van te grote risico’s (vgl. HR 12 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2524, Stein/Driessen). Er kan ook sprake van zijn als bewust wordt nagelaten een duidelijk aanwezig risico te onderzoeken terwijl men op de hoogte was van de potentieel grote gevolgen van de verwezenlijking van dat risico (vgl. HR 5 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2984, Scaramea/Telfort). Of sprake is van opzet of grove schuld dient te worden beoordeeld aan de hand van alle relevante omstandigheden van het geval. Art. 150 Rv brengt mee dat de stelplicht en – bij betwisting – de bewijslast voor de gestelde feiten die wijzen op opzet of grove schuld liggen bij Alcodis en na de subrogatie bij Kiln, hetgeen ook volgt uit de tekst van artikel 57 van de toepasselijke Votob-voorwaarden.”
(gerechtshof Den Haag 31 mei 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1419, rechtspraak.nl)
4.18.3.
In de onderhavige zaak doet zich de curieuze omstandigheid voor dat het Nustar zelf is geweest die heeft betoogd dat het maken van de connectie, op de wijze zoals dat is gebeurd, een fout is geweest; Nustar was immers van mening dat het maken van die connectie tot de verantwoordelijkheid van de scheepsbemanning behoorde, waar de rechtbank anders heeft geoordeeld.
Deze procedurele ontwikkeling maakt echter nog niet dat Nustar niet aan het eigen betoog kan worden gehouden, wat er in deze zaak dus op neerkomt – gegeven het rechterlijk oordeel dat Nustar verantwoordelijk was voor het maken van de connectie – dat Nustar in wezen erkent schuld te hebben aan het intreden van de disconnectie (zie 4.12 jo. 4.3.2). De rechtbank kwalificeert deze schuld als een grove schuld. Het terminalpersoneel van Nustar heeft immers het bij werkzaamheden als de onderhavige uit de aard der zaak duidelijk aanwezige risico van disconnectie genomen; het terminalpersoneel nam dit risico ook bewust, want het deed gedeeltelijk wel degelijk een onderzoek (afpersing met lucht), maar liet vervolgens na om de connectie ter plekke fysiek te inspecteren en tekende daarna op de tot de Controlelijst behorende vragenlijst aan dat de laad- en losleidingen tussen schip en wal op de juiste wijze zijn aangesloten; en, ten slotte, het terminalpersoneel wist uiteraard dat het los geraken van een verbinding als de onderhavige olielekkage tot gevolg heeft zijnde een gebeurtenis met potentieel grote milieutechnische en financiële gevolgen. Overigens kan de grovelijkheid van de schuld ook worden gelezen in de stellingen van Nustar zelf, zie weer 4.12 jo. 4.3.2 (nogmaals: gegeven het rechterlijk oordeel dat niet de scheepsbemanning maar het terminalpersoneel verantwoordelijk was voor het maken van de connectie).
4.18.4.
Gegeven de grove schuld, die mede in de stellingen van Nustar zelf ligt besloten, is bewijslevering van grove schuld (zoals in beginsel vereist volgens artikel 57 lid 3 Tankopslagvoorwaarden en artikel 11 Steigercondities) overbodig.
4.23.
De vorderingen zullen, behoudens een gedeelte aan wettelijke rente, worden toegewezen. Nustar zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van Verzekeraars tot heden begroot op:
€ 77,84 aan explootkosten
€ 3.864,00 aan griffierecht
€ 4.263,00 aan salaris advocaat (3 punten, liquidatietarief V)
€ 8.204,84 totaal.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als bij de beslissing vermeld.