vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer: 5381169 CV EXPL 16-27819
vonnis van: 4 april 2017
fno.: 21924
vonnis van de kantonrechter
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. P.Chr. Snijders
de besloten vennootschap Escape B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Escape
gemachtigde: mr. W. Tijsseling
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- dagvaarding van 14 september 2016;
- antwoord;
- instructievonnis van 8 november 2016, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 8 maart 2017. [eiser] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Voor Escape is verschenen [naam 1] (onmiddellijk bestuurder), vergezeld van de gemachtigde. Ook is verschenen [naam 2] , beveiliger bij Escape. Voorafgaand aan de comparitie heeft [eiser] nog een stuk ingebracht (bij brief van 12 december 2016). Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
Feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[eiser] is op 1 december 2015 bij Escape in dienst getreden als afwasser/schoonmaker/handyman voor minimaal 4 uur en maximaal 12 uur per week voor bepaalde tijd, tot 1 juli 2016.
1.2.
Bij een controle op 21 mei 2016 zijn bij [eiser] xtc-pillen aangetroffen.
1.3.
Daarop heeft [eiser] een stuk getekend, getiteld ‘Beëindiging arbeidsovereenkomst’, waarin onder meer staat:
‘Komen overeen dat de op dit moment geldende arbeidsovereenkomst tussen beide partijen op verzoek van [eiser] met ingang van 21 mei 2016 wordt beëindigd. Beide partijen verklaren door ondertekening van deze verklaring akkoord te gaan met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2016 en hebben de partijen op grond van de arbeidsovereenkomst en de gevolgen daarvan niets meer van elkaar te vorderen en verlenen zij elkaar over en weer finale kwijting.’
1.4.
Bij e-mail van 30 mei 2016 heeft [eiser] Escape onder meer geschreven:
‘Middels dit bericht laat ik u weten dat ik de beëindigingsovereenkomst ontbind.’
1.5.
Bij brief van 8 juni 2016 van de gemachtigde van [eiser] heeft [eiser] gemeld zich beschikbaar te houden voor werk.
Vordering en verweer
2. [eiser] vordert dat Escape bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 856,21 bruto aan salaris over de maand juni 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging vanaf 1 juni 2016 tot de voldoening en tot het verstrekken van salarisspecificaties vanaf 27 maart 2016 tot 1 juli 2016 op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Escape in de kosten van de procedure.
3. Escape heeft de vordering betwist.
4. Op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
Beoordeling
5. De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 7:670b, lid 2 BW werknemer het recht heeft om de schriftelijke overeenkomst waarbij de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd zonder opgaaf van redenen binnen 14 dagen te ontbinden. In dat geval bestaat de arbeidsovereenkomst nog. [eiser] heeft gesteld dat hij in het onderhavige geval de beëindigingsovereenkomst tijdig heeft ontbonden en dat de arbeidsovereenkomst deswege pas na ommekomst van de bepaalde termijn waarvoor hij is aangegaan, is geëindigd.
6. Escape heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake kan zijn van een ontbinding, aangezien Escape de arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd, maar [eiser] zelf ontslag heeft genomen na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld in plaats van een ontslag op staande voet. De kantonrechter kan Escape hierin niet volgen. Uit de tekst van de beëindigingsovereenkomst blijkt duidelijk dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd en wordt bijvoorbeeld ook een finale kwijting afgesproken. Het enkele feit dat daarbij vermeld wordt dat de beëindiging plaatsvindt op verzoek van [eiser] , maakt dit niet anders. Een verzoek tot beëindiging kan immers niet gelijk worden gesteld aan een opzegging (zijnde een eenzijdige rechtshandeling) en het verzoek moet bovendien worden gezien tegen de achtergrond van het feit dat Escape hem een ontslag op staande voet zou hebben aangezegd.
7. Conclusie is dan ook dat partijen een beëindigingsovereenkomst hebben gesloten die tijdig door [eiser] is ontbonden. Aldus is de arbeidsovereenkomst blijven bestaan tot het moment dat deze van rechtswege op 1 juli 2016 is geëindigd.
8. De vraag is of dit ook betekent dat [eiser] nog recht heeft op loon over de maand juni 2016, zoals hij heeft gevorderd. Escape heeft betoogd dat zij gerechtigd was om [eiser] in die maand niet meer voor werk op te roepen, omdat hij op 31 mei 2016 in een gesprek heeft verklaard niet meer voor Escape te willen werken, hij zich pas op 8 juni 2016 beschikbaar heeft gesteld en hij nimmer salaris over de maand juni 2016 heeft verzocht, alsook omdat hij de regels heeft overtreden door drugs mee naar het werk te nemen.
9. De kantonrechter overweegt dat op de werkgever zolang de arbeidsovereenkomst loopt in beginsel een loondoorbetalingsverplichting rust. Ten gevolge van de door [eiser] ingeroepen ontbinding van de beëindigingsovereenkomst liep de arbeidsovereenkomst door en moest Escape dus weten dat zij hem weer konden oproepen om te komen werken. Daarvoor is niet vereist een expliciete verklaring van [eiser] dat hij zich voor werk beschikbaar houdt, ook niet als hij in een gesprek rond die ontbinding zou hebben gezegd dat hij niet meer voor Escape wil werken. Dat [eiser] niet in zijn eerste berichten heeft gevraagd om uitbetaling over de maand juni 2016 maakt dit niet anders; daarin kan geen berusting worden gelezen, temeer nu het salaris over die maand toen nog niet verschuldigd was. Het feit dat [eiser] drugs mee naar het werk heeft genomen, is tegen de regels en kan voor Escape ook ernstige consequenties hebben. Escape heeft ervoor gekozen om hem toch niet op staande voet te ontslaan, maar een beëindigingsovereenkomst te sluiten en heeft daarbij de mogelijkheid van een ontbinding van die overeenkomst op de koop toe genomen. Na die ontbinding heeft zij ook niet meer gepoogd de arbeidsovereenkomst op andere wijze te beëindigen. Alle ontslagbescherming zou komen te ontvallen als nu zou worden geoordeeld dat Escape [eiser] niet meer had hoeven op te roepen wegens zijn ernstige misstap. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiser] recht heeft op loon over de maand juni 2016.
10. Escape heeft het door [eiser] ter zake van de maand juni 2016 gevorderde bedrag aan loon niet bestreden. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen. Het zal worden vermeerderd met de wettelijke rente, zij het niet vanaf 1 juni 2016, omdat het loon over die maand toen nog niet verschuldigd was, maar vanaf 1 juli 2016. Gelet op de omstandigheden – en dan met name dat [eiser] verwijtbaar heeft gehandeld door drugs mee naar het werk te nemen (nog daargelaten de precieze hoeveelheid) en dat Escape hem in feite ter wille heeft willen zijn door een beëindigingsovereenkomst te sluiten in plaats van een ontslag op staande voet te geven – zal de kantonrechter de wettelijke verhoging matigen tot nihil.
11. Escape zal worden veroordeeld de salarisspecificaties te verschaffen, zoals gevorderd. De kantonrechter ziet geen aanleiding om daarbij een dwangsom op te leggen. Aan [eiser] is een toevoeging verleend. Daarom zijn in deze zaak de explootkosten door de griffier voorgeschoten. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling aan de griffier van de voorgeschoten exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk.
BESLISSING
veroordeelt Escape tot betaling aan [eiser] van € 856,21 bruto aan salaris over de maand juni 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2016 tot aan de voldoening;
veroordeelt Escape om binnen één maand na heden te verstrekken salarisspecificaties vanaf 27 maart 2016 tot 1 juli 2016;
veroordeelt Escape in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
salaris € 200,00
griffierecht € 79,00
-----------------
totaal € 279,00
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Escape tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Escape niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.