2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
Zaaksdossier 1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 30 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt of vervoerd een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
Zaaksdossier 1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 november 2016 tot en met 30 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer)
- 3,70 gram cocaïne (itemnummer 5293140, A) en/of
- 5,91 gram cocaïne (itemnummer 5293140, B) en/of
- 49,10 gram cocaïne (itemnummer 5293152) en/of
- 80,00 gram cocaïne (itemnummer 5293342, A) en/of
- 17,10 gram cocaïne (itemnummer 5293342, B) en/of
- 1,74 gram cocaïne (itemnummer 5329563) en/of
- 2,60 gram cocaïne (itemnummer 5329565) en/of
- 21,20 gram cocaïne (itemnummer 5329543) en/of
- 0,24 gram heroïne (itemnummer 5329552) en/of
- 19,90 gram cocaïne (itemnummer 5329555) en/of
- 6,12 gram heroïne (itemnummer 5329556),
in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
Zaaksdossier 1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2016 tot en met 30 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit (onder andere) [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of een of meer (nog) onbekende perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a
eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder A en/of B en/of C van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
welke deelneming (onder meer) bestond uit:
- het voorhanden hebben van een of meer pand(en) van waaruit en/of waarin
voornoemde misdrijven gepleegd konden worden en/of
- het (mede)ontwikkelen en/of bespreken van plannen om bedoelde misdrijven te
plegen en/of
- het leggen en/of onderhouden van (onder meer telefonische) contacten met
leverancier(s) en/of afnemer(s) van die cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in
elk geval dat/die middel(en) en/of
- het (mede) organiseren van de (verschillende) leverantie(s) en/of
- de verstrekking van die cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval
dat/die middel(en) en/of
- het geven van opdrachten en/of inlichtingen en/of aanwijzingen ten behoeve
van de uitvoering van die misdrijven en/of ten behoeve van betalingen en/of
het bijeenbrengen van de benodigde middelen, verband houdende met die
misdrijven en/of
- het (laten) brengen en/of ophalen en/of wegbrengen, in elk geval vervoeren
van die cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval dat/die middel(en),
naar afnemer(s) -waaronder zijn mededader(s)- en/of
- het in ontvangst nemen en/of bewaren en/of afdragen van geldbedrag(en)
afkomstig van betaling(en) van die leverantie(s) en/of verstrekking(en) en/of
- het bewaren, in elk geval aanwezig hebben van (verschillende) hoeveelheden
cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval dat/die middel(en) en/of
- het aankopen en/of bewaren en/of gebruiken van een of meer
versnijdingsmiddel(en) en/of versnijdingsmateria(a)l(en) voor het bewerken
en/of
- het verwerken van die cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval dat/die
middel(en) en/of
- het verrichten van hand- en spandiensten met betrekking tot voornoemde
misdrijven en/of
- het beschikken over één of meerdere auto's en/of het vervoeren van
verdovende middelen in deze auto's en/of
- het witwassen (als bedoeld in artikel 420 bis Wetboek van Strafrecht) van de
financiële opbrengsten van dat/die misdrij(f)(ven);
4.
Zaaksdossier 1
hij op of omstreeks 30 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Beretta, model 92FS) en/of munitie van categorie III, te weten 9, in elk geval een of meer patro(o)n(en) (kaliber 9mm Luger), voorhanden heeft gehad;
5.
Zaaksdossier 1
hij op of omstreeks 28 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam straatcoach 1] en/of [naam straatcoach 2] (beiden werkzaam als straatcoach) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend voornoemde [naam straatcoach 1] en/of [naam straatcoach 2] (met zijn/hun gezicht(en)) tot op (zeer) korte afstand benaderd en/of (vervolgens) voornoemde [naam straatcoach 1] en/of [naam straatcoach 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Jullie weten niet wie ik ben, dit is mijn buurt, ik ga jullie koud achter laten" en/of "Jullie stellen niks voor, ik laat jullie koud achter, dat zweer ik op het graf van mijn moeder", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 november 2016 tot en met 30 januari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd hoeveelheden cocaïne en heroïne, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
op tijdstippen in de periode van 24 november 2016 tot en met 30 januari 2017 te Amsterdam, telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 3,70 gram cocaïne (itemnummer 5293140, A) en
- 5,91 gram cocaïne (itemnummer 5293140, B) en
- 49,10 gram cocaïne (itemnummer 5293152) en
- 80,00 gram cocaïne (itemnummer 5293342, A) en
- 17,10 gram cocaïne (itemnummer 5293342, B) en
- 1,74 gram cocaïne (itemnummer 5329563) en
- 2,60 gram cocaïne (itemnummer 5329565) en
- 21,20 gram cocaïne (itemnummer 5329543) en
- 0,24 gram heroïne (itemnummer 5329552) en
- 19,90 gram cocaïne (itemnummer 5329555) en
- 6,12 gram heroïne (itemnummer 5329556),
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
in de periode van 1 november 2016 tot en met 30 januari 2017 te Amsterdam, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit onder andere [naam 1] en [naam 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en 10a eerste lid van de Opiumwet, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en C van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
welke deelneming (onder meer) bestond uit:
- het leggen en onderhouden van (onder meer telefonische) contacten met leveranciers en afnemers van die cocaïne en heroïne en
- het (mede) organiseren van de (verschillende) leveranties en
- de verstrekking van die cocaïne en heroïne en
- het geven van opdrachten en inlichtingen en aanwijzingen ten behoeve van de uitvoering van die misdrijven en ten behoeve van betalingen en het bijeenbrengen van de benodigde middelen, verband houdende met die misdrijven en
- het (laten) brengen en ophalen en wegbrengen en vervoeren van die cocaïne en heroïne en
naar afnemers -waaronder zijn mededader(s)- en
- het bewaren van verschillende hoeveelheden cocaïne en heroïne en
- het verwerken van die cocaïne en heroïne.
op 30 januari 2017 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk Beretta, model 92FS en munitie van categorie III, te weten 9 patronen, kaliber 9mm Luger, voorhanden heeft gehad;
op 28 januari 2017 te Amsterdam [naam straatcoach 1] en [naam straatcoach 2] , beiden werkzaam als straatcoach, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend voornoemde [naam straatcoach 1] en [naam straatcoach 2] , met zijn gezicht tot op korte afstand benaderd en voornoemde [naam straatcoach 1] en [naam straatcoach 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Jullie weten niet wie ik ben, dit is mijn buurt, ik ga jullie koud achter laten" en "Jullie stellen niks voor, ik laat jullie koud achter, dat zweer ik op het graf van mijn moeder".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8 Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte was achttien jaar oud toen hij een deel van het onder 1 ten laste gelegde feit pleegde. Gelet op de overwegingen hieronder ziet de rechtbank in de persoon van verdachte en de ernst van het bewezenverklaarde feit reden de wetsartikelen over jeugdstraffen buiten toepassing te laten en recht te doen volgens de strafbepalingen met betrekking tot volwassenen. Wel zal de rechtbank rekening houden met de – ook thans nog – jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in de periode van 1 november 2016 tot en met 30 januari 2017 samen met anderen in georganiseerd verband gedeald in cocaïne en heroïne. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een ontoelaatbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Verdachte heeft met zijn gedragingen zijn eigen financieel gewin boven de veiligheid en gezondheid van anderen gesteld. Daarnaast gaat de handel in harddrugs gepaard met overlast in de samenleving. Het gebruik van harddrugs veroorzaakt op zijn beurt strafbare feiten. Verdachte heeft hierdoor de maatschappij bewust aan deze risico’s blootgesteld.
Als deelnemer van de criminele organisatie heeft verdachte drugs geprepareerd en drugs verkocht en afgeleverd aan klanten. De organisatie dealde hoofdzakelijk in [naam wijk] , een wijk in Amsterdam-Noord. Deze wijk werd getergd door de drugshandel en aanverwante criminele activiteiten. [naam Stichting] , een stichting die zich inzet voor dak- en thuislozen, ondervond hiervan in het bijzonder last. Een aanzienlijk deel van haar bewoners was klant bij de organisatie van verdachte. Bewoners werden actief benaderd door leden van deze organisatie. Als zij wilden stoppen met drugsgebruik, werden zij door de actieve benadering in de verleiding gebracht toch in drugsgebruik te vervallen. Daarbij konden zij op afbetaling kopen. De rechtbank vindt het verwerpelijk dat verdachte dit, door aan de organisatie deel te nemen, in stand heeft gehouden.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Met het voorhanden hebben van een wapen en munitie heeft verdachte bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid in de maatschappij en een ontoelaatbaar risico voor de veiligheid van personen veroorzaakt, dat het ongecontroleerde bezit van wapens met zich brengt.
Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van twee straatcoaches. Verdachte heeft de straatcoaches hierbij angst aangejaagd, dit terwijl straatcoaches zich bij uitstek bezig houden met het verbeteren van de veiligheid in de openbare ruimte.
Uit het strafblad (uittreksel Justitiële Documentatie) van verdachte van 2 juni 2017 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een bedreiging. Verdachte liep tijdens de bewezenverklaarde feiten bovendien nog in een proeftijd.
Uit een rapport van S.A. Moonen, GZ-psycholoog, van 21 maart 2017 volgt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens was aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten maar beïnvloedde niet zijn gedragskeuzes ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 3 april 2017, opgemaakt door mevrouw [naam deskundige] . Door de reclassering wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een toezicht met bijzondere voorwaarden is niet geïndiceerd, aangezien verdachte de laatste jaren hiervoor niet ontvankelijk is gebleken en ook thans geen intrinsieke motivatie toont. Het risico op recidive en onttrekking aan voorwaarden wordt hoog ingeschat. De deskundige [naam deskundige] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, heeft dit advies op 27 juni 2017 ter terechtzitting, kort gezegd, bevestigd.
Alles afwegende, en mede gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.
12 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in art. 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
opzettelijk handelen in strijd met een in art. 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, en art. 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapen en munitie
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- De op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14 vermelde inbeslaggenomen sieraden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- Het op de beslaglijst onder 15 en 17 vermelde inbeslaggenomen wapen en de munitie.
- Het op de beslaglijst onder 16 vermelde inbeslaggenomen geldbedrag.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd arrest van 10 juni 2016, namelijk jeugddetentie van 40 dagen, met dien verstande dat de jeugddetentie van 40 dagen, gelet op de meerderjarigheid van verdachte, zal worden omgezet in een gevangenisstraf van 40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Bruil, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2017.