2 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 31 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig
- de onder haar, verdachtes, gezag staande hond [naam hond] (ras Amerikaanse Staffordshire Terrier), onvoldoende onder controle heeft gehad/gehouden, waardoor, althans mede waardoor haar hond in het gezicht van [slachtoffer] heeft kunnen bijten en/of heeft gebeten,
- immers heeft zij haar hond [naam hond] onaangelijnd en ongemuilkorfd op een openbare plaats heeft laten verblijven,
- terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat voornoemde hond zonder strikte begeleiding en/of controle een gevaar voor de omgeving, met name kinderen, vormt, waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten littekens (ten gevolge van bijtwonden) in het gezicht, althans in/op het lichaam, heeft bekomen;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 31 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van (een) onder haar hoede staande gevaarlijk(e) dier(en), te weten een hond [naam hond] (ras Amerikaanse Staffordshire Terrier), immers heeft voornoemde hond [slachtoffer] meermalen met kracht gebeten en aangevallen, terwijl verdachte voornoemde hond onaangelijnd en ongemuilkorfd op een openbare plaats heeft laten verblijven, terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat voornoemde hond zonder strikte begeleiding en/of controle een gevaar voor de omgeving, met name kinderen, vormt.
5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen het primair ten laste gelegde, te weten dat
zij op 31 juli 2016 te Amsterdam, aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig
- de onder haar, verdachtes, gezag staande hond [naam hond] (ras Amerikaanse Staffordshire Terrier), onvoldoende onder controle heeft gehad, waardoor haar hond in het gezicht van [slachtoffer] heeft gebeten,
- immers heeft zij haar hond [naam hond] onaangelijnd gelaten,
- terwijl verdachte wist dat voornoemde hond zonder strikte begeleiding en controle een gevaar voor de omgeving, vormt, waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten littekens ten gevolge van bijtwonden in het gezicht heeft bekomen.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
aan haar schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 180 (honderdtachtig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot 60 (zestig) uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], toe tot € 7.279,70 (zevenduizendtweehonderdennegenenzeventig euro en zeventig cent) bestaande uit € 279,70 (tweehonderdnegenenzeventig euro en zeventig cent) materiële schadevergoeding en € 7.000,00 (zevenduizend euro) immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, en vermeerderd met € 1.737,00 (duizendzevenhonderdenzevenendertig euro) aan proceskosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] € 7.279,70 (zevenduizendtweehonderdennegenenzeventig euro en zeventig cent) aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 71 (eenenzeventig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer], toe tot € 1.500,00 (duizendenvijfhonderd euro) bestaande uit immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, en vermeerderd met € 1.152,00 (duizendhonderdentweeënvijftig euro) aan proceskosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [vader slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [vader slachtoffer] , bestaande uit € 1.500,00 (duizendvijfhonderd euro) immateriële schadevergoeding, aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 25 (vijfentwintig) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Wieland, voorzitter,
mrs. E. Dinjens en F.L. Bolkestein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. Riggelink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2017.