Beoordeling
6. Allereerst is aan de orde of sprake is van een dringende reden die rechtvaardigt dat de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang wordt opgezegd, zoals P&P Consult heeft gedaan. Mocht dat niet het geval zijn dan zullen vervolgens de door [verzoeker] verzochte vergoedingen in verband met de ongeldige opzegging aan de orde komen.
Dringende reden
7. Bij deze beoordeling dienen alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen, en de aard en de ernst van de dringende reden te worden afgewogen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden, waaronder de gevolgen van het ontslag. Hieromtrent wordt volgende overwogen.
8. Voorop wordt gesteld dat geen sprake is van ongeoorloofde afwezigheid als de werknemer door ziekte is verhinderd om te werken. Tegenover de betwisting van [verzoeker] dat hij zich op 9 februari 2017 heeft beter gemeld heeft P&P Consult de herstelmelding niet met stukken onderbouwd. Volgens [verzoeker] klopt het dat hij op 9 februari telefonisch contact heeft gehad met de heer [naam ] van het kantoor van P&P Consult in [plaats] , maar in dat gesprek heeft hij zich niet beter gemeld, doch het verlies van zijn spullen (onder andere telefoon en laptop) gemeld, zo heeft [verzoeker] ter zitting verklaard.
9. Echter ook indien ervan wordt uitgegaan dat [verzoeker] zich heeft beter heeft gemeld kan het feit dat [verzoeker] tussen het overlijden van zijn vader op 9 februari 2017 en de crematie op 16 februari 2017 niet op het werk aanwezig was begrijpelijk worden geacht in het licht van de (onbetwiste) omstandigheid dat hij als oudste zoon de verplichting voelde om de organisatie rondom de afwikkeling van het overlijden van zijn vader op zich te nemen.
10. Voor wat betreft de gestelde onbereikbaarheid is namens P&P Consult ter zitting verklaard dat [verzoeker] (behalve op 9 februari 2017) meerdere keren via verschillende nummers telefonisch contact heeft gezocht (en gehad) met P&P Consult. Daarnaast, zo is ook verklaard, is de heer [naam 1] tussen het overlijden en de crematie bij [verzoeker] thuis op bezoek geweest om te overleggen over de werksituatie bij [naam bedrijf] . Daarbij is ter sprake gekomen dat [naam 1] een lijst van spullen nodig had en [verzoeker] heeft zich bereid heeft verklaard om die spullen te overhandigen.
11. Het argument van P&P Consult, dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan “het verduisteren van diverse bedrijfseigendommen van [naam bedrijf] ” is, mede gelet op het voorgaande, onvoldoende onderbouwd. De door [naam bedrijf] in de e-mail van 17 februari 2017 gegeven opsomming van artikelen wijst geenszins op “verduistering”, maar op een gangbare ter beschikkingstelling van artikelen tijdens tewerkstelling. Onweersproken heeft [verzoeker] verklaard dat hij in het kader van zijn werkzaamheden over deze artikelen de beschikking heeft gekregen. Uit niets blijkt dat [verzoeker] de opzet heeft gehad om zich deze artikelen wederrechtelijk toe te eigenen. Vanzelfsprekend dienen deze artikelen te worden geretourneerd, voor zover zij inderdaad (nog) in het bezit van [verzoeker] zijn. Ter zitting heeft [verzoeker] ten aanzien van een aantal goederen laten weten hoe het ermee staat. P&P Consult heeft dit niet weersproken.
12. [verzoeker] heeft betwist de officiële waarschuwing van 16 februari 2017 en de daarop volgende ontslagbrief van 17 februari 2017 te hebben ontvangen. P&P Consult, op wie de stelplicht en bewijslast rust, heeft geen aanknopingspunten gesteld, dan wel bewijs overgelegd, op grond waarvan moet worden aangenomen dat bedoelde brieven [verzoeker] hebben bereikt.
13. Echter ook indien ervan wordt uitgegaan dat de brieven [verzoeker] wel hebben bereikt, dan heeft [verzoeker] er terecht op gewezen dat hij amper de kans heeft gekregen om op de waarschuwingsbrief van 16 februari 2017 te reageren, nu P&P Consult al op 17 februari 2017 kennelijk had besloten tot het ontslag
14. Het verwijt dat [verzoeker] door zijn afwezigheid de bedrijfsvoering van [naam bedrijf] in gevaar heeft gebracht is niet als zodanig als reden aan het ontslag ten grondslag gelegd. Dat de hierdoor geleden schade het gevolg is van schuld dan wel opzet of bewuste roekeloosheid van [verzoeker] heeft P&P Consult in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de afwezigheid en onbereikbaarheid van [verzoeker] , onvoldoende gemotiveerd om dit verwijt te kunnen dragen. Daarbij wordt opgemerkt dat bij een correcte bedrijfsvoering nu eenmaal rekening dient te worden gehouden met plotselinge uitval door omstandigheden van een medewerker, zoals zich hier heeft voorgedaan.
15. De kantonrechter acht het in de gegeven omstandigheden onredelijk om de gevolgen van de afwezigheid van een medewerker volledig in zijn schoenen te schuiven. Immers niet is vast komen te staan dat [verzoeker] tijdens zijn afwezigheid volledig onbereikbaar was. Voorts hield de afwezigheid (naast de gestelde ziekte) verband met de bijzondere omstandigheid dat [verzoeker] ’s vader was overleden, met de afwikkeling waarvan [verzoeker] was belast. Dit overlijden was P&P Consultant bekend. Tevens was het haar bekend, zo is ter zitting gebleken, dat de crematie van de vader van [verzoeker] plaatsvond op 16 februari 2017. Tot slot was het haar bekend, zo staat ook vast, dat [verzoeker] door het verlies van zijn telefoon en laptop in zijn communicatie beperkt was.
16. De ontslagbrief en de (schriftelijke) toelichting geven er onvoldoende blijk van dat P&P Consult bovenstaande persoonlijke omstandigheden afdoende heeft afgewogen bij haar beslissing om [verzoeker] op staande voet te ontslaan.
17. Een ontslag op staande voet is een ultimum remedium. In een situatie als de onderhavige staan de werkgever ook minder vergaande maatregelen ter beschikking om nakoming van de verplichtingen af te dwingen. Gedacht kan worden aan een schriftelijk aangekondigde loonopschorting of loonstop. Deze maatregelen heeft P&P Consult niet toegepast, zodat het gegeven ontslag ook om deze reden geen stand kan houden.
18. Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat de redenen voor het ontslag voor een deel niet als vaststaand kunnen worden aangenomen en voor het overige niet ernstig genoeg zijn om ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Dit betekent dat de opzegging niet voldoet aan de wettelijke eisen.
Billijke vergoeding
19. Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW.
19. De hoogte van de billijke vergoeding moet worden bepaald op een wijze die aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Het gaat erom dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Door het opzeggen in strijd met de wettelijke regels is de ernstige verwijtbaarheid gegeven. Dit neemt niet weg dat tevens rekening wordt gehouden met de mate waarin de werkgever van de grond voor de vernietigbaarheid van de opzegging een verwijt valt te maken.
19. Volgens de recente ontwikkelingen in de jurisprudentie mag ook acht worden geslagen op de gevolgen van het verlies van de arbeidsovereenkomst. Een werknemer kan op grond van artikel 7:681 BW immers kiezen tussen vernietiging van het ontslag met wedertewerkstelling en doorbetaling van het loon dan wel berusting in het ontslag, waarbij een billijke vergoeding kan worden toegekend. [verzoeker] heeft ervoor gekozen te berusten in het ontslag, zodat óók in ogenschouw moet worden genomen in welke situatie [verzoeker] zou zijn komen te verkeren indien hij had gekozen voor herstel van de arbeidsovereenkomst en te zijner tijd op reguliere wijze een einde was gekomen aan het dienstverband.
19. In de onderhavige situatie betekent dat dat de arbeidsovereenkomst naar verwachting van rechtswege zou zijn geëindigd per 1 november 2017. [verzoeker] zou dan aanspraak hebben gehad op ruim 8 maandsalarissen c.a. (€ 31.536,- bruto). Voorts zou [verzoeker] alsdan aanspraak hebben gehad op een transitievergoeding (€ 2.628,- bruto), tezamen neerkomende op ongeveer € 34.000,- bruto.
19. Gelet op het voorgaande, alsmede op de mate van verwijtbaarheid van P&P en de omstandigheid dat [verzoeker] geen tegenprestatie meer hoeft te verrichten, acht de kantonrechter een vergoeding van € 25.000,- bruto billijk. Voor wat betreft de mate van verwijtbaarheid wordt overwogen dat P&P Consult weliswaar te snel heeft gegrepen naar het middel van ontslag op staande, maar voldoende aannemelijk is geworden dat P&P Consult nadeel heeft ondervonden van de afwezigheid van [verzoeker] . Deze omstandigheid geeft een neerwaartse correctie op de uiteindelijke hoogte van de billijke vergoeding.
Gefixeerde schadevergoeding
24. Tot slot is rekening gehouden met het feit dat [verzoeker] recht heeft op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, zoals verzocht. Op grond van artikel 7:672 lid 9 BW is de werkgever die vergoeding verschuldigd aan de werknemer, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. Nu sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met de mogelijkheid van tussentijdse opzegging, is de opzegtermijn bepalend voor de hoogte van deze vergoeding (gefixeerde schadevergoeding). [verzoeker] heeft niet betwist dat de betreffende bepaling in de arbeidsovereenkomst (artikel 1.6) zo moet worden uitgelegd dat sprake is van een opzegtermijn van één kalendermaand. Deze vergoeding komt aldus uit op één maandsalaris, vermeerderd met vakantietoeslag, derhalve € 3.942 bruto,-. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de toe te wijzen vergoeding worden toegewezen, vanaf 17 februari 2017.
24. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gebleken dat deze zijn gemaakt.
Slotsom
26. De slotsom is dat aan [verzoeker] zal worden toegewezen een billijke vergoeding ad € 25.000,- plus een vergoeding ad € 3.942,- bruto ex artikel 7:672 lid 9 BW, vermeerderd met de wettelijke rente. De proceskosten komen voor rekening van de P&P Consult als de in overwegend in het ongelijk gestelde partij.