2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 5 mei 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de van Woustraat zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat hij aan de gevolgen daarvan op 7 mei 2014 is overleden,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de van Woustraat, komende uit de richting van de Amstelkade en gaande in de richting van de Stadhouderskade,
-terwijl verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs,
-terwijl hij, verdachte reed met een een snelheid hoger dan de ter plaatse toegestane snelheid,in ieder geval met een te hoge snelheid ter plaatse,
verdachte is, gekomen ter hoogte van (ongeveer) perceel [nummer] tegen een scooter aangereden en/of aangebotst en/of voor een scooter - die vanaf het trottoir de rijstrook opreed - uitgeweken de trambaan op en/of heeft verdachte (vervolgens) bij de kruising van de van Woustraat met de Rustenburgerstraat, teneinde een fietser te ontwijken, naar rechts gestuurd en/of gas bij gegeven, in elk geval is verdachte de macht over de door hem bestuurde personenauto verloren,
verdachte is vervolgens tegen deze fietser aangereden en/of aangebotst en/of is met de door hem bestuurde personenauto ter hoogte van de Rustenburgerstraat het trottoir opgereden en vervolgens tegen een verkeerspaal met bord aangereden en/of aangebotst waardoor deze verkeerspaal met bord knakte en tegen (het hoofd van) [slachtoffer] is aangekomen, waardoor [slachtoffer] zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat hij aan de gevolgen
daarvan is overleden;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair:
hij op of omstreeks 5 mei 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de van Woustraat zich zodanig heeft gedragen dat hierdoor gevaar op die weg werd veroorzaakt bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de van Woustraat, komende uit de richting van de Amstelkade en gaande in de richting van de Stadhouderskade,
-terwijl verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs,
-terwijl hij, verdachte reed met een een snelheid hoger dan de ter plaatse toegestane snelheid,in ieder geval met een te hoge snelheid ter plaatse,
verdachte is, gekomen ter hoogte van (ongeveer) perceel [nummer] tegen een scooter aangereden en/of aangebotst en/of en/of voor een scooter - die vanaf het trottoir de rijstrook opreed - uitgeweken de trambaan op en/of heeft verdachte (vervolgens) bij de kruising van de van Woustraat met de Rustenburgerstraat, teneinde een fietser te ontwijken, naar rechts gestuurd en/of gas bij gegeven, in elk geval is verdachte de macht over de door hem bestuurde personenauto verloren,
verdachte is vervolgens tegen deze fietser aangereden en/of aangebotst en/of is verdachte (vervolgens) met de door hem bestuurde personenauto ter hoogte van de Rustenburgerstraat het trottoir opgereden en vervolgens tegen een verkeerspaal met bord aangereden en/of aangebotst;
(artikel 5 Wegenverkeerswet)
2. hij te Amsterdam op of omstreeks 05 mei 2014 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto), toebehorende aan [naam Stichting] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Van Woustraat, in elk geval op een weg;
(artikel 11 Wegenverkeerswet)
3. hij op of omstreeks 05 mei 2014 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Van Woustraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
(artikel 107 Wegenverkeerswet)
5 Bewezenverklaringen
De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
op 5 mei 2014 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, rijdende over de van Woustraat zich zodanig, te weten zeer onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, [slachtoffer] , zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat hij aan de gevolgen daarvan op 7 mei 2014 is overleden,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de van Woustraat, gaande in de richting van de Stadhouderskade,
-terwijl verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs,
-terwijl hij, verdachte, reed met een snelheid hoger dan de ter plaatse toegestane snelheid,
verdachte is, gekomen ter hoogte van (ongeveer) perceel [nummer] tegen een scooter aangereden en/of aangebotst en/of voor een scooter - die vanaf het trottoir de rijstrook opreed - uitgeweken de trambaan op en/of heeft vervolgens bij de kruising van de van Woustraat met de Rustenburgerstraat, teneinde een fietser te ontwijken, naar rechts gestuurd en gas bij gegeven,
verdachte is vervolgens tegen deze fietser aangereden en is met de door hem bestuurde personenauto ter hoogte van de Rustenburgerstraat het trottoir opgereden en vervolgens tegen een verkeerspaal met bord aangebotst waardoor deze verkeerspaal met bord knakte en tegen het hoofd van [slachtoffer] is aangekomen, waardoor [slachtoffer] zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat hij aan de gevolgen
daarvan is overleden;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
te Amsterdam op 5 mei 2014 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, personenauto, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Van Woustraat;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 5 mei 2014 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, heeft gereden op de weg, de Van Woustraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde:
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Ontzegt verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor 18 (achttien) maanden.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
Veroordeelt verdachte tot een hechtenis voor de duur van 2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. A.M.F. Huigen en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P. Jit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2017.