4.1.
Allereerst wordt beoordeeld of en zo ja in hoeverre de eiswijziging die door [eiser] is verzocht bij faxbericht van 18 januari 2017 (twee weken na de zittingsdatum) kan worden toegelaten. Op grond van het Procesreglement dient een eisverandering of eisvermeerdering uiterlijk ter zitting te worden ingediend. [gedaagde sub 1] en Overamstel hebben hiertegen dan ook terecht bezwaar gemaakt. Aan het eind van de zitting heeft de voorzieningenrechter, in het kader van het te starten minnelijk overleg tussen partijen, medegedeeld dat het [eiser] vrijstaat, als het overleg daar aanleiding toe geeft, zijn eis geheel óf gedeeltelijk in te trekken, maar dit geeft [eiser] geen vrijbrief zijn eis na de zitting in de door hem voorgestane zin te wijzigen. Er zal dan ook worden beslist op de onder 3.1. weergegeven eis.
De voorzieningenrechter zal gezien het faxbericht van 18 januari 2017 de beoordeling in dit geschil overigens beperken tot “het vermeende aanzetten tot doping door cliënt, zijn vermeende eigen dopinggebruik en zijn vermeende contacten met [naam 2]” zoals in dat faxbericht is opgenomen, omdat daarin ook staat: “Onjuiste passages in het boek die zien op andere onderwerpen heb ik niet in de vordering meegenomen”. Dit kan als een verduidelijking en beperking van de eis worden aangemerkt, hetgeen wel na de zitting is toegestaan. De beoordeling van de voorzieningenrechter zal derhalve gaan over de volgende in het faxbericht van 18 januari 2017 geciteerde passages uit het boek:
Hoofdstuk 12 blz. 65 t/m 67
“En dan, tussen twee happen door, legt hij het onderwerp op tafel ‘Ik wil het
even ergens met jullie over hebben.’ Hij zegt het achteloos, alsof hij het
over een film heeft die hij gisteravond zag, of over de nieuwe buurtsuper op
de hoek. [eiser] zegt dat ik heel veel talent heb, en dat ik een geweldig
eerste seizoen heb gereden, maar dat er méér voor nodig is om de top te
halen. Hij vertelt dat alle toprenners een spel spelen voor grote mensen, en
dat ik daar ook aan mee ga doen. Hij zegt: ‘Iedereen doet het. Het hoort er
bij.’ Hij noemt het woord doping niet; in plaats daarvan omschrijft hij het elke
keer cryptisch. Ik zeg niks. Ik wist al dat [eiser] dit gaat zeggen tegen mijn
ouders. We hebben er een paar weken eerder samen over gesproken. Hij
zei dat het tijd was voor de volgende stap – en ik was niet moeilijk over te
halen (…) Terwijl [eiser] praat, kijk ik naar het gezicht van mijn moeder. Ze
fronst en perst haar lippen samen. De paniek druipt uit haar ogen. Als
[eiser] is uitgesproken, kijkt ze me aan. Ze ziet dat ik mijn keuze al lang
en breed gemaakt heb. Als mijn ouders hadden gezegd dat ik geen doping
zou mogen gebruiken, dan had ik ze uitgelachen. Mijn vader weet niet wat
hij moet zeggen. Mijn moeder fluistert: ‘Ik hoop dat het allemaal goed komt.’
Na het etentje stapte [eiser] weer in zijn auto. De rekening laat hij voor
ons liggen. De hele avond is achteraf nogal bizar. Het was alsof [eiser]
mijn ouders om toestemming vroeg. Alsof hij ergens besefte dat hij niet
zomaar, zonder één mededeling vooraf, een renner van eenentwintig aan de dope
kon helpen.”
Hoofdstuk 13 blz. 69 t/m 72
“ [eiser] heeft verstand van doping. Hij weet wat er op de markt is; hij weet
wat werkt en wat niet. En hij weet welke vorm van doping de kleinste
pakkans met zich meebrengt: bloedzakken. Hij zegt tegen me dat de grote
jongens in het peloton het al jaren doen – en dat hij er zelf als renner ook
mee heeft geëxperimenteerd. Epo, CERA, Aranesp: het is allemaal min of
meer opspoorbaar – maar je eigen bloed is je eigen bloed. Dat kan geen
enkele dopingjager zien, volgens [eiser] . Hij vertelt over [naam 3] , die in
de Tour van 2003 bloedzakken gebruikte. Eerst probeert [eiser] een
Nederlandse arts te vinden die mijn bloed wil aftappen en invriezen, maar
dat lukt niet. In Nederland worden bloedzakken allemaal gemarkeerd en
geadministreerd – het is moeilijk om ze achterover te drukken. En dus
contact [eiser] een oude bekende [naam 2] . Die hielp [naam 3]
in de tijd dat hij bij [eiser] in de ploeg reed ook aan bloedzakken (...)
Als ik de lobby van het hotel binnenkom zitten [naam 2] en [eiser] al op
me te wachten (...) Hij spreekt gebrekkig Engels. Een begroeting gaat nog
wel, een gesprekje over koetjes en kalfjes lukt ook nog net, maar als hij
uitlegt welke vormen van doping hij kan regelen, schakelt hij over in het
Spaans. Dat spreek ik niet, maar [eiser] wel. Ze spreken op kalme toon
met elkaar; ik zit erbij en ik kijk ernaar. Af en toe vertaalt [eiser] iets voor
me (...) Maar [eiser] en ik zijn alleen geïnteresseerd in bloedzakken (...)
Terwijl [naam 2] en [eiser] het plan doornemen, af en toe iets voor me
vertalend, dwaal ik af en kijk ik een beetje om me heen.”
Hoofdstuk 14 blz. 75
“Alleen [eiser] weet dat ik een afspraak heb met [naam 2] .”
Hoofdstuk 19 blz. 110-111
“Op 23 december 2007 vlieg ik vanaf Brussel naar Oostenrijk. Ik heb ‘s
morgens vroeg op Zaventem afgesproken met [eiser] om hem
te vertellen wat ik ga doen. Onze relatie is zo hecht dat ik hem erbij betrek.
[eiser] is tevreden met [naam 4] . Hij is blij dat ik een nieuw adresje heb
waar ik bloedzakken kan laten invriezen. ‘Goed geregeld,’ zegt hij.”
Hoofdstuk 21 blz. 125-126
“Een deel van mij wil van hem af omdat met hem alle ellende begon, een
ander deel houdt vast aan de ouderwetse wielercultuur van spuiten, slikken,
wheelen en dealen. En als iemand kan wheelen en dealen, dan is het
[eiser] wel.”
Hoofdstuk 21 blz. 129
“Ik schrik. Spanje? Wat krijgen we nou? Hoe weet hij van [naam 2] ? Heeft
[eiser] zijn mond voorbijgepraat? (...) Ik ga niet naar Vacansoleil, want er
komt een andere optie uit de lucht vallen: het Belgische Silence-Lotto. De
manager van die ploeg, [naam 5] , heeft [eiser] opgebeld
omdat hij denkt dat hij nog steeds mijn zaken behartigt. Dat stoort me. Ik wil
eigenlijk zo min mogelijk met [eiser] te maken hebben:; met wat hij weet
kan hij me kapot maken, en ik hem.”
Hoofdstuk 27 blz. 171-174
“Het is te belachelijk voor woorden: hij ligt zelf nota bene aan de basis van
mijn dopinggebruik (...) Ik vertel over [eiser] (…)”
Epiloog blz. 219
“Maar ( [eiser] , vrz) wilde verder niet ingaan op vragen of details.”