5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde
op 28 januari 2017 vanaf Amsterdam tot aan Beverwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk personen, namelijk [naam 2] en [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] en [naam 7] van het leven te beroven, opzettelijk telkens met zeer hoge en aanzienlijke snelheid op een tijdstip, te weten omstreeks 17.30 uur, waarop zich veel verkeersdeelnemers op de weg bevinden:
- met een personenauto, te weten een BMW met het kenteken [kenteken 3] , bij de afrit S118, richting de Verlengde Stellingweg rijdende in de richting van de Kolkweg, stoptekens van de politie te negeren en vervolgens zijn snelheid te verhogen, waarop de politie vervolgens de optische en geluid signalen aan heeft gezet, en
- rijdende met voornoemde personenauto op de Verlengde Stellingweg, zijnde een tweebaansweg, twee naast elkaar rijdende personenauto’s, op de linker rijstrook en op de rechter rijstrook, in te halen door tussen deze twee voertuigen door te rijden en met een harde klap tegen het voertuig, Ford Fiesta, kenteken [kenteken 5] , met als inzittende [naam 3] , op de eerste rijstrook te rijden en
- vervolgens met voornoemde personenauto, op de kruising Verlengde Stellingweg/Kolkweg, over de middenberm te rijden en tegen de richting in te rijden (spookrijden) en
- vervolgens naast een voertuig, te weten een Audi, kenteken [kenteken 6] , met als inzittende [naam 1] , te gaan rijden en vervolgens in aanraking te komen met dit voertuig en
- op de kruising Gerrit-Bolkade/Cornelis Bruijnzeelweg, door rood te rijden waardoor hij in aanrijding kwam met een voertuig komende vanuit de rechterkant, Honda Civic, met inzittende [naam 2] , kenteken [kenteken 7] , en
- vervolgens op de Gerrit-Bolkade richting Kanaalkade en Nauernaseweg met hoge snelheden, ongeveer 160 kilometer per uur, zijn weg te vervolgen en
- vervolgens op de rotonde van de N516 Nauernaseweg/N246 Rijksweg Buitenhuizen-Beverwijk links af te slaan richting Beverwijk, op welke weg een inhaalverbod van toepassing is, en meermalen voertuigen in te halen op dusdanige wijze dat zij moeten uitwijken en
- vervolgens met hoge snelheid, ongeveer 160 kilometer per uur, zijn weg te vervolgen op de Rijksweg A22, voornoemde personenauto (BMW) de berm in te sturen en vervolgens naar rechts te rijden richting de tweede rijstrook waardoor hij in aanrijding kwam met een voertuig, Renault, met het kenteken [kenteken 8] , met als inzittende [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] en [naam 7] , waardoor dat voertuig door de personenauto BMW de geleiderail in werd geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 28 januari 2017 te Diemen een personenauto, te weten een BMW, [kenteken 2] , met het oorspronkelijk kenteken [kenteken 1] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op 28 januari 2017 te Diemen en te Amsterdam een personenauto, te weten een BMW,
[kenteken 3] , met het oorspronkelijk kenteken [kenteken 4] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8 Motivering van de straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de drie door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf. Voor het eerste feit acht zij een gevangenisstraf van drie jaren passend. Voor de twee helingen acht zij een gevangenisstraf van één jaar passend. Het totaal dient te worden verminderd met de duur van het voorarrest.
De verdediging heeft erop gewezen dat verdachte medische behandeling nodig heeft en dat dat buiten detentie gemakkelijker is te realiseren. De behandeling ziet op verwondingen die verdachte zelf bij de aanrijding in de onderhavige zaak heeft opgelopen. De raadsman acht een gevangenisstraf van zes maanden voor heling van één auto buitenproportioneel. Hij heeft verzocht bij enige strafoplegging de duur van het voorarrest niet te overschrijden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de ernst van de bewezen geachte feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan uit het dossier, waaronder het uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 juni 2017, en ter terechtzitting is gebleken.
Op 28 januari van dit jaar is verdachte ’s avonds met een auto op de vlucht geslagen voor de politie. Hij heeft over een afstand van ongeveer 25 kilometer zeer gevaarlijk gereden. Hij heeft – onder meer – snelheden van 160 kilometer per uur gehaald, ook op een weg waar een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur gold, hij is door rood gereden en heeft meerdere malen gevaarlijke inhaalmanoeuvres verricht. Dat alles op drukke, smalle, provinciale wegen, kruisingen of (toe- en afritten van) snelwegen. Veel verkeersdeelnemers hebben voor verdachte moeten uitwijken of remmen. In vier gevallen was dat tevergeefs en is een aanrijding gevolgd. Ondanks dat één van die aanrijdingen (de aanrijding met de auto van [naam 2] ) zeer ernstig was en de betrokken auto’s tot stilstand heeft gedwongen, is verdachte weer opgetrokken en hard doorgereden. Door de laatste aanrijding is de auto van verdachte (wederom) tot stilstand gebracht en wel zo dat verdachte niet langer kon doorrijden. Zelfs na deze aanrijding trachtte verdachte zijn vlucht voor de politie voort te zetten door uit de auto te stappen en over de geleiderail te springen. Verdachte heeft op geen enkel moment het initiatief genomen om te stoppen.
Dat de gevolgen van alle aanrijdingen relatief beperkt zijn gebleven, is gelet op het zeer gevaarlijke rijgedrag van verdachte een klein wonder. Voor [naam 2] geldt dat ‘slechts’ de voorbumper van zijn auto eraf is gereden. Dat de auto niet is ingereden aan de bestuurderszijde, waar [naam 2] zat, is enkel te danken aan de omstandigheid dat [naam 2] op tijd heeft geremd. De schade die verdachte heeft veroorzaakt, is met name materiële schade aan auto’s. Dit is evenwel niet te danken aan, maar eerder ondanks, het rijgedrag van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de aanrijding met [naam 5] en de andere inzittenden van die auto niet heeft gewild. Deze verklaring staat in schril contrast met de conclusie van de rechtbank dat verdachte ‘koste wat kost’ voor de politie wilde vluchten. Dat hij bereid is de materiële schade van [naam 5] te vergoeden is te waarderen, maar doet niet af aan de ernst van de misdragingen op de weg en de zwaarte van de gevolgen voor – onder andere – de inzittenden van de Renault. Enkelen van hen hebben nog steeds last van de fysieke gevolgen van de aanrijding. Voor sommigen heeft de aanrijding ook een emotionele lading (gehad). De rechtbank schat in dat voor de andere aangereden personen iets vergelijkbaars geldt en dat er op 28 januari 2017 nog meer weggebruikers behoorlijk zijn geschrokken.
Voor dat wat is gekwalificeerd als vijf pogingen tot doodslag in het verkeer, maar in feite voor het gehele feitencomplex, acht de rechtbank een gevangenisstraf van twee jaren passend. De rechtbank zal echter een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist, omdat het letsel van de slachtoffers relatief beperkt is gebleven.
Naast het rijgedrag is verdachte ook een verwijt gemaakt ten aanzien van het voorhanden hebben van de auto waarin hij is gevlucht en een auto die hij kort daarvoor had geparkeerd. Beide auto’s waren gestolen en kennelijk geprepareerd om na een gepleegd misdrijf in de brand te kunnen steken. Gelet op de LOVS-oriëntatiepunten voor diefstal, het strafblad van verdachte en de bijzonder dubieuze omstandigheden die de auto’s omringen acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden per heling passend.
Totaal zal aan verdachte dus een gevangenisstraf van drie jaren worden opgelegd.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1, tweede, derde en vierde cumulatief/alternatief ten laste gelegde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
poging tot doodslag, vijfmaal gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde
opzetheling, tweemaal gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van [naam 5], wonende te [plaatsnaam] , toe tot € 3.115,- (drieduizend honderd en vijftien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 5] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 5] € 3.115,- (drieduizend honderd en vijftien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 41 (eenenveertig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting tot betaling niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Piena, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.R.E. Evans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 augustus 2017.
De oudste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.