RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/730004-17 (Promis) en 99/000616-31 (v.i.-zaaknummer)
Datum uitspraak: 10 augustus 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen,
in vrijheid verblijvend op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel.
1 Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge,
naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging ter terechtzitting van 27 juli 2017 – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks de periode van 12 januari tot en met 28 januari 2017 te Diemen en/of te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of anderen, althans alleen, een of meer (personen)auto te weten, een (personen) auto te weten een BMW [kenteken 3] (BMW 1) (met het oorspronkelijk kenteken [kenteken 2] ), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (personen)auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
hij op of omstreeks 28 januari 2017 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, (te weten een AK-47, kaliber 7,62 x 39 mm, itemnummer 5328418) en/of 25, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber 7,62 x 39 mm itemnummer 5328421) voorhanden heeft/hebben gehad.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 28 januari 2017 te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto te weten een BMW, [kenteken 3] , met het oorspronkelijk kenteken [kenteken 2] , heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegd:
op 28 januari 2017 te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II, te weten een AK-47, kaliber 7,62 x 39 mm, itemnummer 5328418, en 25 patronen, kaliber 7,62 x 39 mm, itemnummer 5328421, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8 Motivering van de straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de twee door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft erop gewezen dat de LOVS-oriëntatiepunten zien op diefstal en niet op heling, en dat het reclasseringscontact aanvankelijk moeizaam, maar later beter verliep. Verdachte doet het volgens de reclassering inmiddels goed. Hij is bezig zijn leven op orde te krijgen en heeft zeer recent een dochtertje gekregen. De eis van de officier van justitie is volgens de raadsman, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, veel te hoog. In geval van een veroordeling verzoekt de raadsman een lagere straf op te leggen dan geëist.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de ernst van de bewezen geachte feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan uit het dossier, waaronder het uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 juni 2017, en ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan heling van een auto en het voorhanden hebben van een wapen en munitie. Beide feiten zijn gepleegd terwijl verdachte in de proeftijd van een voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) liep. Er hing hem dus anderhalf jaar detentie boven het hoofd. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden om strafbare feiten te plegen. Dat is zorgelijk, in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het tweede feit: het wapen dat is aangetroffen is een Kalasjnikov, was half geladen en dus met één beweging klaar voor gebruik, ingekort om gemakkelijker verdekt te kunnen vervoeren, stond ingesteld op de stand ‘volautomatisch’ en bevatte een magazijn met vijfentwintig versterkte, stalen patronen. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen, onder die omstandigheden, in een gestolen auto, in een woonwijk, rechtvaardigt niet alleen een lange gevangenisstraf maar ook een behoorlijke verhoging ten opzichte van het LOVS-uitgangspunt, namelijk tot 15 maanden gevangenisstraf.
De rechtbank acht voor beide feiten een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank – ook na lezing van het reclasseringsrapport van 24 maart 2017 – geen redenen om daarvan af te wijken.
9 Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij onherroepelijk geworden arrest van de meervoudige strafkamer van het Hof Amsterdam van 26 april 2013 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr (23/002026-12), en bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter te Amsterdam van 15 augustus 2011 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week.
Verdachte is – na een beslissing tot uitstel van de v.i. door de meervoudige kamer van de Rechtbank Amsterdam van 19 november 2014 – bij besluit van 15 april 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder algemene en bijzondere voorwaarden. Bij overtreding van de voorwaarden kan de v.i. worden herroepen. Eén van de algemene voorwaarden houdt – kort gezegd – in dat verdachte gedurende de proeftijd geen strafbare feiten pleegt. Bij besluit van 15 september 2015 zijn de bijzondere voorwaarden gewijzigd. De algemene voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd geen strafbare feiten mag plegen, is in stand gebleven.
De officier van justitie heeft, gelet op de verdenkingen in de onderhavige strafzaak,
een vordering tot herroeping van de v.i. ingediend (99/000616-31). Die vordering is op 1 februari 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen. Toewijzing daarvan zou betekenen dat verdachte de resterende 551 dagen gevangenisstraf alsnog moet uitzitten. Volgens de verdediging is toewijzing van de (gehele) vordering – ook bij enige bewezenverklaring – niet aan de orde omdat dat gezien de aard van de onderhavige feiten buitenproportioneel zou zijn.
De rechtbank is dat met de verdediging oneens. De aard en ernst van de feiten, waarvan in dit vonnis is vastgesteld dat deze in de proeftijd door verdachte zijn begaan, rechtvaardigen de herroeping van de gehele v.i.-periode. Het met een ander voorhanden hebben van een half geladen en op ‘volautomatisch’ ingestelde AK-47 is daarvoor het belangrijkste argument.
De rechtbank beslist dus tot toewijzing van de vordering tot herroeping van de v.i en zal gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de v.i.-regeling niet ten uitvoer is gelegd, te weten – anders dan verdachte ter terechtzitting heeft gemeend – 551 dagen, alsnog geheel moet worden ondergaan.
10 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 416 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is gegrond op artikel 15g van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
medeplegen van opzetheling;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
medeplegen van overtreding van artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie,
strafbaar gesteld in artikel 55, derde lid, sub a, Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst toe de vordering strekkende tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 551 (vijfhonderd en eenenvijftig) dagen, alsnog wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Piena, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.R.E. Evans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 augustus 2017.
De oudste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.