4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Diefstal pinpassen en (poging) diefstal geld (feit 1 en 2)
Uit de aangifte van [slachtoffer] volgt dat zij op 17 november 2016 omstreeks 14:00 uur is gebeld door een persoon die zich voordoet als een medewerker van “Alliantie”. Hij deelt mee dat men in de loop van de middag langs zal komen om schimmel in de woning te controleren. Een half uur later komen twee mannen, die vervolgens in haar woning zijn geweest om vochtplekken in de badkamer te controleren. Nadat de mannen weg waren, constateert aangeefster dat er een ING- en een ABN AMRO- bankpas uit haar woning zijn verdwenen. Een half uur na het vertrek van de mannen is aangeefster gebeld door medewerkers van de ING respectievelijk ABN-AMRO bank met de mededeling dat er bij haar was ingebroken en dat ze de daders te pakken hadden en of ze de eerste twee cijfers van haar pincode, en later de laatste twee, wilde doorgeven. Zij heeft op deze manier de volledige pincode van de ING-rekening opgegeven. Uit het dossier volgt verder dat om 15:11 uur gepoogd wordt € 1.250,- op te nemen met de bankpas van aangeefster bij een ABN AMRO-geldautomaat op de Johan Huizingalaan. Om 15:21 uur wordt er bij de ING-geldautomaat aan de Derkinderenstraat een bedrag van € 1.000,-, om 15:25 uur bij de Rabo Bank-geldautomaat op het Mercatorplein een bedrag van € 250,- van de rekening van aangeefster opgenomen. Van de geldopname van € 250,- en de poging om
€ 1.250,- op te nemen zijn camerabeelden. Verdachte wordt door verschillende agenten op deze beelden herkend. Bij de beoordeling van de – al dan niet – betrokkenheid van verdachte bij deze diefstallen zijn de herkenningen door de agenten gedaan op basis van dit beeldmateriaal van cruciaal belang.
Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden. Voorts heeft de rechtbank bij de beoordeling de volgende uitgangspunten gehanteerd.
De herkenning van een persoon op (bewegend) beeld kan plaatsvinden, grof gezegd, op basis van diens gezicht, kleding en accessoires en/of postuur, houding en manier van bewegen. Hiervan heeft de gezichtsherkenning onmiskenbaar de hoogste diagnostische waarde. Het gezicht is immers uit zijn aard uniek en de meeste mensen zijn uitstekend in staat gezichten te herkennen. Op basis van uitsluitend kleding, houding en/of postuur kan in de zaken die thans aan de orde zijn naar het oordeel van de rechtbank geen voldoende betrouwbare herkenning plaatsvinden.
De rechtbank heeft de volgende elementen in haar beoordeling betrokken.
In de eerste plaats is van belang of de beelden voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren; of er met andere woorden voldoende gezichtskenmerken te zien zijn om een herkenning mogelijk te maken.
Daarmee nauw in verband staat een tweede beoordelingselement, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter men de verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de visuele kennis waardevoller is als deze is ontstaan uit ontmoetingen in levenden lijve dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang.
Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht.
Ten slotte heeft de rechtbank nog gekeken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken. In het geval dat er andere bewijsmiddelen dan herkenningen in het dossier aanwezig zijn die de betrokkenheid van verdachte bij het ten last gelegde kunnen ondersteunen, zijn deze – uiteraard – in de beoordeling betrokken.
Beoordeling herkenningen.
De rechtbank heeft de stills (en ter terechtzitting ook de bewegende beelden) bekeken en stelt voorop dat de beelden van de pinner bij de verschillende geldautomaten naar haar oordeel voldoende duidelijk en helder zijn om een (gezichts)herkenning op te kunnen baseren. Hoewel de pinner tijdens het pinnen zijn mond afschermt is zijn gelaat, zowel bij het aan komen lopen als tijdens het pinnen, duidelijk en scherp in beeld. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de herkenning van verdachte als pinner door de drie agenten, temeer ook nu zij verdachte vanuit hun functie ambtshalve kennen en in persoon hebben ontmoet. Zij hebben afzonderlijk van elkaar verdachte direct en met zekerheid als de pinner herkend aan onder meer zijn grote/puntige neus en zijn ‘afhangende’ ogen.
Er is de rechtbank niet gebleken van feiten en omstandigheden die de herkenning van verdachte falsificeren of onbetrouwbaar maken.
Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee in voldoende mate vast dat verdachte de persoon is die met de bankpassen van aangeefster geld heeft opgenomen bij de Rabobank om 15:25 uur en geld heeft proberen op te nemen bij de ABN AMRO om 15:11 uur. Gelet op het tijdstip en het voorhanden hebben van de ontvreemde pinpas acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte om 15:20 uur, 9 minuten na de poging te pinnen bij de ABN-AMRO en vier minuten voor het pinnen bij de Rabobank, met de bankpas van het slachtoffer geld heeft opgenomen bij de ING.
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of verdachte tevens betrokken is bij de diefstal van de pinpassen. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat de mannen op 17 november 2016 rond 14:30 uur bij haar aan de deur verschenen. Ongeveer een half uur nadat de mannen waren vertrokken, derhalve omstreeks 15:00 uur, is zij door ‘bankmedewerkers’ gebeld, aan wie zij vervolgens de pincode van haar ING-bankpas heeft gegeven. Uit camerabeelden blijkt dat er om 15:11 uur voor het eerst is geprobeerd te pinnen met de gestolen bankpas van aangeefster, bij de geldautomaat op de Johan Huizingalaan (volgens Google Maps op 550 meter afstand van de woning van aangeefster).
Gelet op het korte tijdsverloop tussen de diefstal van de bankpassen, de afgifte van de pincode en het pinnen, in combinatie met de korte afstand tussen het adres van aangeefster en de pinautomaat, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat degene die heeft gepind –verdachte– medepleger van de diefstal van de bankpassen is. Daarbij is ook van belang dat verdachte geen verklaring heeft gegeven over hoe hij (anders) aan de gestolen pinpas en de bijbehorende pincode is gekomen. Dat verdachte niet wordt herkend door aangeefster en dus mogelijk niet in haar woning is geweest, is hiertegenover onvoldoende om zijn betrokkenheid als medepleger bij de diefstal te weerspreken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Diefstal dan wel heling Range Rover (feit 3)
De rechtbank stelt vast dat de gestolen Range Rover met kenteken [kenteken] op 16 december 2016 omstreeks 22:10 uur is gestopt bij een alcoholcontrole, waarna de bestuurder een bankpas op naam van verdachte aan de agenten heeft overhandigd ter identificatie. Tevens staat vast dat de auto kort daarvoor, om 21:52 uur, in de [straat] (de straat waar de eigenaar van de auto woonachtig is en waar hij de auto om 21:00 uur nog voor de deur heeft zien staan) is gestolen en vanuit daar is gereden naar het punt waar de auto in verband met de alcoholcontrole moest stoppen. Uit het dossier blijkt dat drie agenten ter plaatse de bestuurder van de auto, toen deze zich niet kon legitimeren, hebben vergeleken met een politiefoto van verdachte en hem als zodanig hebben herkend. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze herkenningen.
Verdachte heeft, voor het eerst ter terechtzitting, naar voren gebracht dat hij zijn bankpas voor die bewuste 16 december 2016 al enige tijd kwijt was en hij dus niet degene was die de bankpas heeft overhandigd. Eerder heeft verdachte naar voren gebracht dat hij die avond in het centrum van Amsterdam is gecontroleerd door de politie. Ook dit alibi van verdachte is niet verifieerbaar omdat controles, zolang geen sprake is van verdacht gedrag, niet worden geregistreerd. De rechtbank gaat, gezien de herkenningen van de politie, voorbij aan de verder niet onderbouwde alternatieve lezing van verdachte dat niet hij, maar iemand anders de Range Rover bestuurde en zich ten onrechte als verdachte heeft voorgedaan door zijn bankpas aan de agenten te gegeven.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de alcoholcontrole als enige inzittende de Range Rover bestuurde. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte ook degene die de auto voor de deur van de eigenaar heeft gestolen. Het standpunt van de raadsman dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de auto ook heeft gestolen volgt de rechtbank niet. Uit de GPS-gegevens van de auto volgt namelijk dat de auto, nadat deze om 21:52 uur vanuit de [straat] is weggereden voor het eerst is gestopt op het punt waar de Range Rover met verdachte als bestuurder is gestopt door de agenten.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde, de diefstal, heeft begaan.
Diefstal winkelpand (feit 4)
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met de mededader de goederen zoals vermeld in de tenlastelegging uit de winkel “ [naam winkel] ” heeft weggenomen. De aangifte van [naam 2] wordt ondersteund door de bevindingen van de verbalisanten en de verklaringen van de taxichauffeur en getuige [naam getuige] .
4.4.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2016250758-1 van 17 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 1] en [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pag. 1 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
“Op 17 november 2016, omstreeks 14:00 uur werd ik gebeld door Alliantie dat men in de loop van de dag zou langskomen om schimmel te controleren. Een half uur later stonden er twee mannen bij mij voor de deur. Ik heb de twee mannen om een legitimatie gevraagd, maar ze zeiden dat ze dat niet hadden. De mannen vertelde mij dat ze kwamen om vochtplekken te onderzoeken. Een van de mannen vroeg om een legitimatiebewijs. Ik pakte mijn portemonnee en tijdens het pakken van mijn legitimatiebewijs vielen er ongeveer vier a vijf pasjes uit mijn portemonnee op tafel. Een van de mannen stond naast mij. De ene man die mijn legitimatiebewijs vast had gaf deze weer terug aan mij en zei dat alles goed was. Hierop zijn beide mannen weer gegaan.
Nadat de mannen weg waren had ik een vreemd gevoel. Ik liep naar mijn portemonnee, welke op tafel lag, en ik zag dat ik twee bankpassen miste. Dit waren passen van de ING en de ABN-AMRO bank. Ongeveer een half uur later werd ik gebeld door een manpersoon die vertelde dat hij van de ING bank was. De man vertelde mij dat er bij mij was ingebroken en dat ze de daders hadden. De man vroeg aan mij wat de eerste twee cijfers waren van mijn pas. Deze gaf ik op. Ik hoorde dat de man zei dat hij zich vergist had en dat hij de laatste twee cijfers nodig. Hierop heb ik ook de twee laatste cijfers van mijn pincode opgegeven. Vlak daarna ben ik weer gebeld. Dit maal door een manspersoon die zich uitgaf voor een medewerker van de ABN-AMRO bank. Ook deze man vroeg mij om pincodes, maar die ken ik niet uit mijn hoofd.
Signalement; beiden licht getint, kort geknipt haar, ongeveer 1.75-1.80 centimeter lang, ongeveer 25 a 26 jaar, slank postuur, beiden korte jas aan, oranje van kleur en ze spraken beiden keurig algemeen beschaafd Nederlands, hun hele voorkomen was netjes.”
2. Een proces-verbaal van bevindingen (pogingen) geldopnamen met nummer PL1300-2016250758-5 van 2 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , doorgenummerde pag. 5 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 17 november 2016 werd er om 15:11 uur gepoogd 1250,00 euro op te nemen bij de ABN-AMRO geldautomaat aan de Johan Huizingalaan 195.
Tevens werd er van de rekening van aangeefster [slachtoffer] op 17 november 2016 om 15:21 uur een geldopname gedaan van 1000,00 euro bij een geldautomaat van de ING aan de Derkinderenstraat 64.
Op 17 november 2016 werd er om 15:25 uur een geldbedrag van 250,00 euro opgenomen bij een geldautomaat van de Rabobank op de locatie Mercatorplein.
3. Een proces-verbaal van bevindingen beelden pinautomaten met nummer PL1300-2016250758 van 1 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , doorgenummerde pag. 7 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
De persoon die op het beeldmateriaal (foto 1 t/m 9 ABN-AMRO bank aan de Johan Huizingalaan) en foto 10 en 11 (Rabobank op de locatie Mercatorplein) te zien is, is een en dezelfde persoon. De jas met capuchon, de kleur van de jas, capuchon, alsmede de vorm van het gezicht, neus, ogen, gezichtsbeharing, komen overeen.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016250758 van 6 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 4] , doorgenummerde pag. 18 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik herkende [verdachte] aan de uiterlijke kenmerken van zijn gezicht. Ik ken [verdachte] uit mijn werkgebied.
5. Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer PL1300-2016250758 van 2 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 5] , doorgenummerde pag. 20 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
De persoon op de afbeeldingen herken ik als: [verdachte] , geboren [geboortedatum] . Ik ken [verdachte] ambtshalve. Ik heb tijdens mijn werkzaamheden veelvuldig met hem te maken gehad. Ik herkende [verdachte] aan zijn grote neus en afhangende ogen. Voorts wil ik nog benadrukken dat de camerabeelden van dermate goede kwaliteit waren dat het voor mij direct vanaf het zien van de verdachte duidelijk was wie het was.
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016250758 van 2 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 6] , doorgenummerde pag. 22 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik herken de persoon op deze screenshots direct. Deze persoon is mij ambtshalve bekend als genaamd [verdachte] . Ik ben in mijn dagelijkse werkzaamheden regelmatig in contact geweest met [verdachte] , zoals bij verkeercontroles/controle van jeugd. [verdachte] heeft een opvallend gezicht. Hij heeft namelijk een erg lange en puntige neus. Tevens heeft hij een opvallend kuiltje in zijn kin.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
7. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2016272915-11 van 17 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 7] , doorgenummerde pag. 24 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam 1] , zakelijk weergegeven:
Op 15 december 2016 heeft mijn vrouw mijn auto (Range Rover met kenteken [kenteken] ) geparkeerd voor de deur van onze woning op [straat] te [plaats] . Op 16 december 2016 omstreeks 21:00 uur heb ik mijn auto nog op de parkeerplaats voor mijn woning zien staan. Op 16 december 2016 omstreeks 23:00 uur werd ik gebeld door mijn secretaresse. Zij vertelde mij dat zij zojuist door de politie was gebeld en te horen had gekregen dat mijn auto was gestolen en dat de politie mijn auto staande had gehouden. De politieagent vroeg aan mij of ik mijn auto aan iemand had uitgeleend. Ik vertelde hem dat dit niet het geval was. Via het track en tracesysteem van mijn auto is te zien dat de auto 16 december om 21:52 uur was weggereden bij mijn woning. Tevens was te zien dat mijn auto omstreeks 22:07 uur stilstond in de buurt van de A10. Hier heeft mijn auto ongeveer 45 minuten stil gestaan en vervolgens verplaatste deze zich naar Geervliet.
8. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016272915-9 van 17 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 8] , [naam opsporingsambtenaar 9] en [naam opsporingsambtenaar 10] , doorgenummerde pag. 27 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 16 december 2016 voerden wij een alcoholcontrole uit ter hoogte van het metrostation Amstelveenseweg. Omstreeks 22:10 uur zag ik, verbalisant [naam opsporingsambtenaar 9] , een zwarte Range Rover met het kenteken [kenteken] . Ik zag dat er achter het stuur een jong persoon zat. Deze persoon bleek later te zijn genaamd: [verdachte] . De combinatie van het voertuig, welke een zeer prijzig voertuig is, met [verdachte] bracht mij aan het twijfelen. Het leek mij niet realistisch dat [verdachte] de eigenaar was van de Range Rover. Tevens is mij ambtshalve bekend dat er binnen het werkgebied van wijkteam Zuid-Buitenveldert met enige regelmaat Range Rovers worden gestolen. Ik heb een onderzoek ingesteld in de voor mij beschikbare politiesystemen. Ik zag dat het voertuig op naam stond van [naam 3] .
Ik, verbalisant [naam opsporingsambtenaar 10] , deelde [verdachte] mede dat er een alcoholcontrole plaatsvond. Ik vroeg naar zijn rijbewijs. Ik hoorde [verdachte] het volgende verklaren: “Sorry ik heb geen rijbewijs bij mij. Ik heb alleen mijn pinpas bij mij”. Ik zag dat [verdachte] deze aan mij overhandigde. Ik zag op de pinpas de naam [verdachte] staan. Ik heb de personalia van [verdachte] in de voor mij beschikbare politiesystemen ingevoerd. Ik zag dat [verdachte] een foto in ons politiesysteem had. Wij zagen dat de man op de politiefoto qua uiterlijk één en dezelfde persoon was en dat de uiterlijke kenmerken van [verdachte] overeenkwamen met de politiefoto. Wij vroegen [verdachte] van wie de Range Rover was en wat hij ermee ging doen. Wij hoorden [verdachte] ons het volgende verklaren: “De auto is van een persoon welke ik ken. Hij is nu in een koffiehuis aan de Stadionkade. Ik zou even wat gaan wegbrengen. Ik heb zijn telefoonnummer niet. Ik kan hem nu gaan halen. Ik laat mijn bankpas en de autosleutel bij u en dan ga ik hem halen. Ik ben met ongeveer een kwartier terug.”
Na ongeveer twintig minuten zagen wij dat [verdachte] nog steeds niet ter plaatste was met de eigenaar van het voertuig.
9. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016272915-23 van 13 april 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 5] , doorgenummerde pag. 66 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Uit het GPS gegevens van de weggenomen Range Rover volgt dat er op 16 december 2016 twee ritten zijn gemaakt, te weten:
Start rit: 21:52 uur
Start locatie: [straat] [plaats]
Einde rit: 22:07 uur
Eind locatie: A10, Amsterdam
Afstand: 2 km
Start rit: 23:16 uur
Start locatie: A10, Amsterdam
Einde rit: 23:24 uur
Eind locatie: Geervliet, Buitenveldert
Afstand: 4 km
De startlocatie van de eerste rit betreft de straat waar de aangever woonachtig is en waar het voertuig is weggenomen. De eind locatie van deze rit, A10, Amsterdam betreft met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de plaats van de verkeerscontrole op de Amstelveenseweg ter hoogte van de metrohalte onder de Rijksweg A10.
De tweede rit betreft naar alle waarschijnlijkheid de rit vanaf de controleplaats naar politiebureau van Leijenberglaan waarbij de parkeerplaats van het bureau grenst aan de Geervliet, te Buitenveldert.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
10. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2016253977-1 van 22 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 11] , doorgenummerde pag. 7 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam 2] , zakelijk weergegeven:
Ik doe hierbij aangifte van diefstal door middel van braak in mijn zaak genaamd [naam winkel] op de [adres 2] te Amsterdam. Op 21 november 2016 zijn wij om 19.00 uur gesloten en heb ik alles deugdelijk gesloten. Omstreeks 5:10 uur werd ik gebeld door de alarmcentrale, dat het inbraakalarm afging in mijn zaak. Ik ben toen gelijk vanaf mijn laptop thuis ingelogd, zodat ik gelijk de beelden kon bekijken van mijn zaak. Ik zag gelijk dat er twee jongens in mijn zaak aanwezig waren. Ik zag dat deze jongens achter de toonbank stonden, ik zag dat ze aan het graaien waren achter de toonbank. Ik ben toen gelijk gaan aankleden en naar de zaak gegaan. Toen ik ter plaatse kwam bij mijn zaak, zag ik dat de politie reeds ter plaatse was. Ik zag in mijn zaak dat ze de kassalade hadden opgebroken. Hierin zit altijd een startbedrag van 200,- euro. Verder hebben ze sigaretten weggenomen van Marlboro.
Ik kan u het volgende signalement geven:
NN1
-man
-grijze of beige jas met capuchon, over zijn hoofd
NN2
-man
-donkere jas (mogelijk groen) met capuchon
U laat mij een aantal goederen zien:
Lebara telefoonkaarten
Diverse bonnen
Gebruikte staatloten
Loten van Lotto en Lucky Days
GSM Iphone 6
Ik kan u zeggen dat alle goederen, op de Iphone 6 na, van mij zijn en afkomstig uit de winkel zijn.
11. Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL1300-2016253977-5 van 22 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 12] en [naam opsporingsambtenaar 13] , doorgenummerde pag. 10 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 22 november 2016 kregen wij melding om te gaan naar de [adres 2] waar een mogelijke inbraak zou plaatsvinden. Ik, verbalisant [naam opsporingsambtenaar 12] , hoorde dat een van de collega’s zei dat een van de daders rechtsaf de Korsjespoortsteeg in was gerend in de richting van de Spuistraat. Ik rende direct de Korsjespoortsteeg in, in de richting van de Spuistraat. Op de Spuistraat werd ik aangesproken door een bestuurder van een taxivoertuig. Ik, verbalisant [naam opsporingsambtenaar 12] , hoorde de bestuurder van het taxivoertuig ongevraagd het volgende verklaren: “Deze man heeft net ingebroken en is zonder toestemming in mijn taxi gestapt.” Ik zag dat de verdachte direct zijn hoofd omdraaide bij het zien van mij. Ik vroeg aan verdachte om uit het taxivoertuig te stappen. Ik zag dat verdachte hier gehoor aan gaf en uit het voertuig stapte. Hierop is verdachte aangehouden.
De taxichauffeur vertelde mij het volgende: “Die man die is gepakt heeft wat dingen achtergelaten in mijn taxi.” Ik zag dat de taxichauffeur wat vijf en tien euro biljetten pakte en aan mij gaf. De taxichauffeur vertelde dat er nog meer lag bij de linkervoorstoel. Ik zag daar nog wat prepaid sim kaarten, geldbiljetten en bonnen liggen.
12. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016253977-18 van 22 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 11] , doorgenummerde pag. 27 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde getuige [naam getuige] aan mij het volgende verklaren:
“Ik heb niet heel veel gezien. Maar ik hoorde vannacht een hoop kabaal. Ik had het vermoeden dat dit bij mijn onderbuurman was, [naam winkel] . Toen zag ik twee jongens uit het pand komen rennen, ik weet dat 1 daarvan een beige jas droeg met een bontkraag. Van de andere jongen heb ik geen signalement.