RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 30 augustus 2017 in de zaak tussen
[eiseres] ,
geboren op [geboortedatum] , van [nationaliteit] , eiseres
(gemachtigde: mr. T.O. Sohansingh),
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Hamzaoui).
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 26 mei 2016 tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van de procedure Toegang en Verblijf, met als verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 7 maart 2017 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 4 april 2017 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2017. Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun voornoemde gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
1. De heer [naam referent en partner] (referent en partner van eiseres) heeft bovenstaande aanvraag tot verlening van een mvv ten behoeve van eiseres aangevraagd.
2.1
Verweerder heeft de aanvraag in het primaire besluit afgewezen omdat de band tussen eiseres en referent niet kan worden aangemerkt als een duurzame en exclusieve relatie, te weten een relatie die in voldoende mate gelijk te stellen is met een huwelijk. Eiseres en referent hebben, zoals is aangevoerd, sinds 13 oktober 2014 een relatie. Zij hebben sinds 7 september 2014 (oppervlakkig) contact met elkaar, uitsluitend via Imo, Viber, Whatsapp. Zij hebben elkaar nog nooit in persoon ontmoet. Daarnaast is de aanvraag afgewezen, omdat de vragenlijst uiterst summier is ingevuld, niet is ondertekend en niet is onderbouwd. Ook de relatieverklaring is niet door referent ondertekend. Na het verzoek dit verzuim te herstellen, heeft referent de vragenlijst niet uitgebreider beantwoord en de relatieverklaring niet alsnog ondertekend. De door referent overgelegde chatgesprekken en een kopie van de brief van eiseres zijn niet voldoende om de gestelde relatie aan te tonen. De chatgesprekken zijn niet gedateerd en de brief van eiseres dateert van voor de gestelde relatie.
2.2
Verweerder heeft het primaire besluit in bezwaar gehandhaafd. In het bestreden besluit is ten aanzien van de aannemelijkheid van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent, nog het volgende overwogen. Ondanks dat referent een nieuwe vragenlijst heeft ingevuld, is geen nieuwe informatie naar voren gebracht. Feit blijft dat eiseres en referent elkaar nooit hebben gezien en elkaar amper kennen. De overgelegde gesprekken op Viber gaan alleen over de mvv-aanvraag en hieruit blijkt niet dat eiseres en referent elkaar kennen. Deze gesprekken hebben bovendien alleen na het indienen van de mvv-aanvraag plaatsgevonden. De verklaring van de ouders van eiseres dat zij op de hoogte zijn van de relatie, maakt niet dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De omstandigheid dat referent een asielvergunning heeft en het voor hem niet mogelijk is om naar Bangladesh af te reizen, leidt evenmin tot een ander oordeel, omdat eiseres en referent elkaar ook in een ander land kunnen ontmoeten. Tevens is geen sprake van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM1. Verder is in het bestreden besluit overwogen dat geen aanleiding bestond om eiseres te horen naar aanleiding van haar bezwaarschrift, omdat dat kennelijk ongegrond is.
3.1
Op grond van artikel 2p, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 kan verweerder een mvv verlenen aan de vreemdeling ten aanzien van wie is aangetoond dat hij voldoet aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning.
3.2
Op grond van artikel 2q, eerste lid, van de Vw 2000 kan verweerder een mvv weigeren indien ten aanzien van de vreemdeling niet is aangetoond dat deze voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2p, eerste lid, onverminderd het tweede lid van dat artikel.
3.3
Op grond van artikel 3.13, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 wordt de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, verleend aan het in artikel 3.14 genoemde gezinslid van de in artikel 3.15 bedoelde hoofdpersoon, indien wordt voldaan aan alle in de artikelen 3.16 tot en met 3.22 a genoemde voorwaarden.
3.4
Op grond van artikel 3.14 van het Vb 2000 wordt de in artikel 3.13, eerste lid bedoelde vergunning verleend aan:
a. (…);
b. de vreemdeling van 21 jaar of ouder, die met de hoofdpersoon een naar behoren geattesteerde duurzame en exclusieve relatie onderhoudt, waarin de partners:
(…)
2°. ongehuwd zijn en geen in Nederland geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, tenzij het huwelijk door wettelijke beletselen waarop geen invloed kan worden uitgeoefend, niet is ontbonden; of
c. (…).
3.5
Blijkens paragraaf B7/3.1.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 neemt verweerder aan dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb 2000 als de relatie in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen. Als verweerder onvoldoende informatie heeft om te beoordelen of er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie, dan kan verweerder de aanvraag afwijzen.
Verweerder wijst de aanvraag in ieder geval af als aannemelijk is dat sprake is van een schijnrelatie. Een schijnrelatie is een relatie die is aangegaan met als enig oogmerk een vreemdeling die nog niet (of niet meer) over verblijfsrecht in Nederland beschikt alsnog verblijfsrecht te verschaffen.
4. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat geen sprake is van een rechtens relevante relatie. Eiseres verwijst hiertoe naar het onderzoek “Schijn bedriegt”. Het is in de cultuur van eiseres en referent niet ongebruikelijk dat partijen elkaar nog niet hebben ontmoet of hebben gezien voor het huwelijk. Verweerder had de bijzondere omstandigheden van deze zaak moeten beschouwen in plaats van de standaard beoordeling op de zaak los te laten. Dat eiseres en referent elkaar niet in persoon hebben gezien, speelt geen rol gezien de beperking voor referent om naar Bangladesh af te reizen. Referent heeft informatie aangevraagd bij de Indiase ambassade over het aanvragen van een visum. De Indiase ambassade heeft hem afgeraden een visumaanvraag in te dienen, omdat hij een asielstatus heeft in Nederland, moslim is en daarnaast omdat het doel van zijn verzoek niet werd geaccepteerd. Verweerder heeft niet stilgestaan bij het aspect dat referent een asielstatus heeft met de beperking “Bangladesh”. Referent heeft als bewijs dat hij via een vriend in contact is gekomen met eiseres, een verklaring van deze vriend overgelegd. Eiseres merkt verder nog op dat zij onlangs bij de Zweedse ambassade een visum heeft aangevraagd, maar dat deze aanvraag is geweigerd. Tot slot voert eiseres aan dat zij en referent ten onrechte niet zijn gehoord. Het besluit is onzorgvuldig en in strijd met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat eiseres en referent elkaar nooit in persoon hebben ontmoet en elkaar amper kennen. Het contact via Viber en/of andere sociale media bestaat slechts uit oppervlakkige gesprekken over de verblijfsprocedure. Uit de door referent toegezonden uitdraaien van de gesprekken blijkt niet dat eiseres met referent heeft gesproken over dagelijkse bezigheden, interesses en/of persoonlijke aangelegenheden. Ook hebben deze gesprekken slechts de afgelopen maanden plaatsgevonden, nadat de mvv-aanvraag is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze overwegingen verweerders conclusie, dat niet is aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie, dragen. De verwijzing naar het onderzoek “Schijn bedriegt” maakt dit niet anders. Hierbij is van belang dat dit onderzoek ziet op de aanpak van schijnhuwelijken en schijnrelaties. Verweerder heeft niet aan eiseres tegengeworpen dat sprake is van een schijnrelatie. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting aangevoerd dat dit onderzoek mede op eiseres van toepassing is, omdat het ook ziet op gearrangeerde huwelijken en de intentie van mensen om een duurzame relatie te hebben voldoende is. De rechtbank is van oordeel dat ook al zou hier sprake zijn van een gearrangeerd huwelijk, nog steeds niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent. De intentie als zodanig om tot een duurzame en exclusieve relatie te komen acht de rechtbank in het geheel niet voldoende om anders te oordelen. Ook de door eiseres in beroep en bezwaar overgelegde getuigenverklaringen leiden naar het oordeel van de rechtbank niet tot een ander oordeel. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit deze verklaringen geenszins blijkt dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent die met een huwelijk op één lijn te stellen is. De vader van eiseres meldt in zijn verklaring van 29 december 2016 dat eiseres een relatie heeft met referent. Nog daargelaten de vraag of de verklaringen van onder meer de vader objectief verifieerbaar zijn, blijkt daaruit niets over de innerlijke aard van de relatie noch op basis van welke waarnemingen de getuigen hebben verklaard. Uit de verklaring van de familieleden die in beroep is overgelegd, blijkt bovendien niet dat eiseres een relatie heeft met referent. In deze verklaring wordt enkel gesteld dat eiseres vanwege een persoonlijke zaak Nederland wil bezoeken. De beroepsgrond faalt.
5.2
Verder heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd dat het niet mogelijk was elkaar in een ander land te ontmoeten. Eiseres heeft de stellingen van referent dat het niet mogelijk voor hem was om een visum voor een ander land aan te vragen, niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt evenmin.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen redenen zijn om toepassing te geven aan artikel 4:84 van de Awb, nu niet is gebleken van bijzondere feiten en omstandigheden op grond waarvan, bij afweging van alle aan de orde komende belangen, toch aanleiding bestaat om eiseres in het bezit te stellen van een mvv.
7. Ook de beroepsgrond dat de hoorplicht is geschonden, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. De vraag of in bezwaar al dan niet een hoorplicht bestaat, wordt beheerst door het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Awb. Uitgangspunt is dat er een hoorplicht bestaat, tenzij een van de uitzonderingen van artikel 7:3 van de Awb zich voordoet. Naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de inhoud van het bezwaarschrift bezien in samenhang met hetgeen eiseres in eerste instantie heeft aangevoerd en hetgeen in de primaire beslissing daarover is overwogen, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat daarom van het horen van eiseres kon worden afgezien.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.