2 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten een gebroken pols en/of een gebroken enkel en/of een gebroken neus en/of een gebroken kaak en/of een gebroken jukbeen en/of een gebroken oogkas, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet een of meermalen op tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan;
hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meermalen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen;
hij op of omstreeks 16 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] een of meermalen op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel ( een gebroken pols en/of een gebroken enkel en/of een gebroken neus en/of een gebroken kaak en/of een gebroken jukbeen en/of een gebroken oogkas), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 16 oktober 2016 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols, een gebroken enkel, een gebroken neus, een gebroken kaak, een gebroken jukbeen en een gebroken oogkas, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet meermalen tegen het hoofd te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8 De benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 1.864,23 aan materiële schadevergoeding en
€ 5.000,- aan immateriële schadevergoeding alles te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen nu het gedeeltelijk de eigen schuld van de benadeelde partij is dat hij het letsel heeft opgelopen doordat hij de confrontatie heeft opgezocht. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van de benadeelde partij niet zodanig dat daar rekening mee moet worden gehouden. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom volledig worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente ten aanzien van de immateriële schade vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd te weten 16 oktober 2016 en ten aanzien van de materiële schade vanaf 23 augustus 2017. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een dubbeltelling met betrekking tot het aantal ziekenhuisbezoeken en kunnen deze daarom allen worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 290 (tweehonderdnegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 29 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Veroordeelde mag zich gedurende de proeftijd niet bevinden binnen een straal van 100 meter van het Leidseplein te Amsterdam.
Wijst toe de vordering van [slachtoffer] en veroordeelt verdachte tot betaling van
€ 6.864,23 (zesduizendachthonderdvierenzestig euro en drieëntwintig cent) aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover ten aanzien van de immateriële schade vanaf 16 oktober 2016 en ten aanzien van de materiële schade vanaf 23 augustus 2017.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] € 6.864,23 (zesduizendachthonderdvierenzestig euro en drieëntwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.000,00 vanaf 16 oktober 2016 en over een bedrag van € 1.864,23 vanaf 23 augustus 2017, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 69 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. S. van Eunen en M. Snijders Blok - Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.