Overwegingen
1. De voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Feiten en besluitvorming verweerder
2. Het hotel van eiseres betreft een 5-sterrenhotel dat gevestigd is in de binnenstad van Amsterdam aan de Nieuwe Doelenstraat 2-14, gelegen ten noordoosten van het Amsterdamse Muntplein. Eiseres biedt aan haar hotelgasten de service ‘valet parking’2 aan en maakt daarvoor gebruik van circa vijftien door eiseres gehuurde parkeerplaatsen in een parkeergarage aan de [adres] in Amsterdam, gelegen ten zuiden van het Muntplein.
3. Bij besluit van 8 oktober 2015, gepubliceerd in de Staatscourant3, heeft verweerder het verkeersbesluit ‘Verkeersmaatregelen Muntplein’ genomen.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verkeersbesluit ‘Verkeersmaatregelen Omgeving Muntplein’ (hierna: het verkeersbesluit VOM) genomen. Als gevolg van de daarin opgenomen verkeersmaatregelen is de verkeerscirculatie in de omgeving van het Muntplein aangepast, met als doel het bieden van ruimte aan voetganger, fietser en openbaar vervoer, het weren van doorgaand verkeer in de binnenstad, het verbeteren van de doorstroming op het Muntplein en het tegengaan van sluipverkeer. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 22 september 2016, het bezwaar van eiseres voor zover dit is gericht tegen de besluitonderdelen 7a4, 7c5 en 7p6 van het verkeersbesluit VOM
niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard. Eiseres heeft het bestreden besluit in beroep gemotiveerd betwist.
Oordeel rechtbank: de gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres
6. Ten aanzien van de door eiseres betwiste niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar voor zover dit is gericht tegen de besluitonderdelen 7a, 7c en 7p van het verkeersbesluit VOM, oordeelt de rechtbank als volgt. De verkeersmaatregelen zoals neergelegd in de besluitonderdelen 7a, 7c en 7p van het verkeersbesluit VOM waren reeds, in exact dezelfde formulering, neergelegd in de besluitonderdelen 1, 3 en 18 van het verkeersbesluit ‘Verkeersmaatregelen Muntplein’ van 8 oktober 2015. Tegen laatstgenoemd verkeersbesluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor dit verkeerbesluit in rechte vaststaat. Nu evenmin gebleken is dat het verkeersbesluit ‘Verkeersmaatregelen Muntplein’ – voor zover het de daarin neergelegde besluitonderdelen 1, 3 en 18 betreft – bij het verkeersbesluit VOM of anderszins is ingetrokken, worden er met de besluitonderdelen 7a, 7c en 7p van het verkeersbesluit VOM geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven geroepen. Deze rechtsgevolgen zijn immers al in het leven geroepen door de besluitonderdelen 1, 3 en 18 van het eerder genomen verkeersbesluit ‘Verkeersmaatregelen Muntplein’. Het gevolg hiervan is dat het verkeersbesluit VOM voor zover het de besluitonderdelen 7a, 7c en 7p betreft niet als besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt, zodat tegen die besluitonderdelen van het verkeersbesluit VOM geen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.7Gelet hierop heeft verweerder het bezwaar van eiseres, voor zover dit is gericht tegen de besluitonderdelen 7a, 7c en 7p van het verkeersbesluit VOM, in het bestreden besluit dan ook terecht
niet-ontvankelijk verklaard. De op de zitting door eiseres opgeworpen stelling dat – samengevat – het bevoegd gezag tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase heeft toegezegd het gehele verkeersbesluit VOM inhoudelijk te willen behandelen, kan, wat hier ook van zij, niet tot een ander oordeel leiden. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Oordeel rechtbank: (on)duidelijkheid verkeersbesluit VOM
7. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat de formulering en de opbouw van het verkeersbesluit VOM niet deugdelijk is, in de zin van dat het verkeersbesluit VOM niet goed leesbaar is en dat uit het verkeersbesluit VOM niet duidelijk blijkt wat de gevolgen en de reikwijdte van dat verkeersbesluit zijn. De rechtbank overweegt daarbij dat eiseres niet nader heeft onderbouwd, ook desgevraagd ter zitting niet, waarom en op welk (besluit)onderdeel het verkeersbesluit VOM volgens haar onduidelijk is. Reeds hierom slaagt deze beroepsgrond niet.
Oordeel rechtbank: (on)zorgvuldige voorbereiding verkeersbesluit VOM
8. De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar betoog dat het verkeersbesluit VOM in strijd met artikel 3:2 van de Awb onzorgvuldig is voorbereid. De rechtbank overweegt daartoe dat eiseres ter onderbouwing van haar betoog enkel heeft gesteld dat het verkeersbesluit VOM een complex verkeersbesluit betreft met een grote impact voor de omgeving, zodat er aan de zijde van verweerder extra zorgvuldigheid is vereist. Een dergelijke zorgvuldigheid is volgens eiseres door verweerder niet betracht bij het nemen van het verkeersbesluit VOM. Echter, eiseres heeft deze algemene stelling op geen enkele wijze nader onderbouwd, door bijvoorbeeld te concretiseren op welke fase of op welk onderdeel van de voorbereiding van het verkeersbesluit VOM zij specifiek doelt en door daarbij te motiveren waarom er volgens haar in die fase of op dat onderdeel sprake was van een onzorgvuldigheid aan de zijde van verweerder. Ook deze beroepsgrond slaagt enkel al niet vanwege het ontbreken van een nadere onderbouwing of concretisering.
Oordeel rechtbank: belangenafweging
9.1.
Gelet op hetgeen onder 6. is overwogen, zal in deze zaak de door verweerder bij het verkeersbesluit VOM gemaakte belangenafweging niet afzonderlijk per besluitonderdeel 7a, 7c en 7p worden beoordeeld, maar zal de rechtbank de door verweerder gemaakte belangenafweging in het kader van het verkeersbesluit VOM als geheel beoordelen.
9.2.
Eiseres voert aan dat haar belangen zwaarder wegen dan de met het verkeersbesluit VOM gediende belangen, waardoor er sprake is van strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Daartoe voert eiseres allereerst aan dat zij, in de hoedanigheid van 5-sterrenhotel, belang heeft bij het aan haar gasten aanbieden van de service ‘valet parking’, waarbij de auto’s van gasten snel van het hotel naar de parkeergarage aan de Reguliersdwarsstraat kunnen worden weggebracht en vice versa. Volgens eiseres mag dit ophalen en wegbrengen niet veel tijd in beslag nemen, vanwege het behouden van het gewenste serviceniveau van een 5-sterrenhotel, de veiligheid van de gasten (indien deze acuut/ongepland het hotel moeten verlaten) en om te voorkomen dat eiseres genoodzaakt is vier extra portiers in dienst te nemen. Door het verkeersbesluit VOM kan eiseres de ‘valet parking’ naar eigen zeggen niet meer aanbieden zoals gewenst, omdat het dan niet meer mogelijk is om met een auto de route Nieuwe Doelenstraat – Doelensluis – Muntplein – Vijzelstraat – Reguliersdwarsstraat (en vice versa) te rijden. Het gevolg hiervan is dat het thans ongeveer 40 minuten vergt om een auto in het kader van de ‘valet parking’ weg te brengen, terwijl dit vóór het verkeersbesluit VOM slechts een paar minuten in beslag nam. Daarbij komt dat eiseres de mogelijkheid om de parkeerplaatsen bij het Bastion, dat is gelegen nabij het hotel, te gebruiken dreigde kwijt te raken. Eiseres wenst een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) (hierna: een ontheffing) te krijgen voor het wegbrengen van auto’s, waarmee haar wordt toegestaan om de route Doelensluis - Muntplein - Vijzelstraat af te leggen. Daarbij acht eiseres van belang dat er voor het doorkruisen van het Muntplein vele honderden ontheffingen aan andere partijen zijn verstrekt en dat het in het geval van eiseres slechts zou gaan om gemiddeld vijf auto’s per dag. Daarnaast voert eiseres ter zitting aan dat zij belang heeft bij een goede bereikbaarheid van het hotel voor het aanbieden van lunches. Eiseres stelt dat het hotel als gevolg van de in het verkeersbesluit VOM opgenomen verkeersmaatregelen minder goed bereikbaar is, waardoor haar lunchinkomsten fors zijn gedaald. Volgens eiseres ligt de verklaring hiervoor in het feit dat een lunch bij het hotel in totaal (inclusief de daarmee gepaard gaande reistijd) meer tijd in beslag neemt, waardoor gasten, gelet op de over het algemeen beperkte tijd om te lunchen, niet meer voor het hotel als lunchlocatie (kunnen) kiezen.
9.3.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) komt het bevoegd gezag bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge/-vrijheid toe en is het aan het bevoegd gezag om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bevoegd gezag niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. Volgens eveneens vaste rechtspraak van de Afdeling8 hoeft de absolute noodzaak van een verkeersbesluit niet te worden aangetoond. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de daaraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen. Daarbij is het eveneens vaste rechtspraak dat verweerder beoordelingsruimte toekomt bij de uitleg van de begrippen zoals genoemd in artikel 2 van de WVW 1994.9
9.3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat er aan het verkeersbesluit VOM belangen ten grondslag zijn gelegd die passen binnen de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 neergelegde belangen. De rechtbank overweegt daartoe dat in het bestreden besluit staat dat de in het verkeersbesluit VOM opgenomen verkeersmaatregelen strekken tot de volgende belangen uit artikel 2 van de WVW 1994: het verzekeren van de veiligheid op de weg, het beschermen van weggebruikers en passagiers, het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan, het voorkomen van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden, het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer voor (brom)fietsers en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast of hinder. Hiermee worden volgens verweerder de volgende doelen beoogd: het bieden van ruimte aan voetganger, fietser en openbaar vervoer, het weren van doorgaand verkeer in de binnenstad, het verbeteren van de doorstroming op het Muntplein en het tegengaan van sluipverkeer.
9.3.3.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verweerder inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze hij de onder 9.3.2. genoemde belangen heeft afgewogen tegen de belangen van eiseres en of deze belangenafweging voor eiseres niet zodanig onevenwichtig is, dat verweerder niet in redelijkheid het verkeersbesluit VOM heeft kunnen nemen.
9.3.4.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat bij het verkeersbesluit VOM ook de door eiseres naar voren gebrachte belangen – ook vanuit het perspectief van eiseres – in voldoende mate worden behartigd. Het feit dat verweerder de met het verkeersbesluit VOM gediende belangen zwaarder heeft laten wegen dan de door eiseres naar voren gebrachte belangen, maakt niet dat de belangen van eiseres op een onaanvaardbare wijze worden doorkruist. Zo is het uitgangspunt dat alle adressen in het gebied voor gemotoriseerd verkeer bereikbaar blijven, zij het op sommige locaties voor leveranciers in venstertijden of door het afleggen van andere en/of langere routes om een bestemming te bereiken. Hoewel enkele gevolgen van het verkeersbesluit VOM nadelig zijn voor eiseres, is er geen sprake van onevenredigheid, gelet op de gegarandeerde bereikbaarheid van bestemmingen voor gemotoriseerd verkeer en gelet op de (ook voor eiseres) positieve gevolgen van het verkeersbesluit VOM dat bestaat uit een rustiger straatbeeld, een betere doorstroming en afwikkeling van het verkeer. Ten aanzien van specifiek de door eiseres aangeboden service ‘valet parking’ heeft verweerder in het bestreden besluit het volgende opgemerkt: “De nadelige gevolgen voor de valetparking van de maatregelen voor [eiseres], omdat gasten langer op hun auto zouden moeten wachten vanwege de langere aanrijroute, worden ondervangen door [eiseres] een ontheffing te verlenen om vanuit de Reguliersdwarsstraat, waar de garage zich bevindt, toe te staan linksaf te slaan om via de oostelijke zijde van het Rembrandtplein en Amstelstraat de Amstel te bereiken. Zo wordt de aanrijtijd aanmerkelijk bekort en komt het serviceniveau van de valetparking niet in gevaar. Dat de route om de auto’s weg te brengen door de maatregelen langer wordt en dat dat betekent dat de portier die dit als taak heeft, langer weg is, is iets dat de bedrijfsvoering van [eiseres] betreft en daarom minder zwaar weegt dan de grote belangen die met het verkeersbesluit gediend worden (…).” Ter zitting heeft verweerder daarbij opgemerkt dat het met een auto afleggen van de snelst mogelijke route van het hotel van eiseres naar de parkeergarage aan de Reguliersdwarsstraat niet meer dan circa 20 minuten reistijd in beslag neemt. Bovendien mag en kan eiseres momenteel gebruik maken van vier parkeerplaatsen bij het Bastion als ‘buffer’, waarbij auto’s maximaal 20 minuten op deze parkeerplaatsen mogen staan. Ten aanzien van specifiek de door eiseres gewenste ontheffing – voor het mogen rijden van de route Doelensluis - Muntplein - Vijzelstraat – heeft verweerder ter zitting opgemerkt dat er aan geen enkele partij een dergelijke ontheffing of een andersoortige vrijstelling is verleend voor het oversteken van het Muntplein zoals eiseres dat wenst. Het verlenen van een dergelijke ontheffing of vrijstelling is volgens verweerder, gelet op de verkeersveiligheid, ook geen optie, omdat er in dat geval een drukke fietsroute en een van de drukste tramroutes van Amsterdam zouden moeten worden doorkruist. Dat is onwenselijk, temeer nu daarbij het risico bestaat dat een (deel van de) auto stil komt te staan op een van deze routes, aldus verweerder ter zitting. Bovendien heeft het middels een dergelijke ontheffing oversteken van het Muntplein volgens verweerder een ongewenste aanzuigende werking op de rest van het verkeer.
9.3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet op het bovenstaande voldoende inzicht gegeven in de wijze waarop verweerder de aan het verkeersbesluit VOM ten grondslag gelegde belangen heeft afgewogen tegen de concrete belangen van eiseres en heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten dat de belangen die gediend zijn met het verkeersbesluit VOM als geheel zwaarder wegen dan de door eiseres gestelde belangen. De beroepsgrond slaagt niet.
9.4.1.
Ten aanzien van het op de zitting gehouden betoog van eiseres dat zij te maken heeft met een derving van lunchinkomsten als gevolg van het verkeersbesluit VOM, doordat– kort gezegd – het hotel minder goed bereikbaar is, merkt de rechtbank op dat eiseres deze inkomstenderving niet voldoende concreet heeft onderbouwd. Reeds daarom leidt deze gestelde inkomstenderving niet tot het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het verkeersbesluit VOM heeft kunnen komen.
9.4.2.
Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel, waartoe zij – samengevat – betoogt dat er door verweerder een groot aantal ontheffingen voor het doorkruisen van het Muntplein aan diverse partijen zijn of worden verleend, kan reeds niet slagen omdat er in deze zaak geen ontheffing voorligt, maar enkel het verkeersbesluit VOM. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat verweerder desgevraagd ter zitting heeft toegelicht dat er voor het oversteken van dat deel van het Muntplein – de route Doelensluis - Muntplein - Vijzelstraat – aan geen enkele partij een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het RVV 1990 is of wordt verleend.
9.4.3.
Ten aanzien van het betoog van eiseres dat door verweerder in de belangenafweging ten onrechte geen rekening is gehouden met de in 2018 of 2019 te nemen verkeersmaatregelen in de Paleisstraat, merkt de rechtbank op dat het verkeerbesluit waarin deze mogelijk in de toekomst te nemen verkeersmaatregelen zullen worden neergelegd, in deze zaak niet voorligt. Dit leidt dan ook niet tot het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het verkeersbesluit VOM heeft kunnen komen. De rechtbank merkt daarbij op dat eiseres tegen een toekomstig verkeersbesluit, welke mogelijk (onder meer) verkeersmaatregelen in de Paleisstraat omvat, afzonderlijk rechtsmiddelen kan aanwenden zodra een dergelijk verkeerbesluit daadwerkelijk is genomen.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
Artikel 87
Door het bevoegd gezag kan ontheffing worden verleend van de artikelen 3, eerste lid, 4, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste, tweede en derde lid, 8, 10, 23, eerste lid, 24, 25, 26, 42, 43, 46, 53, 61b, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, C22a, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3, F7 en de verkeerstekens genoemd in de artikelen 73, 76, 77, 78, 81 en 98.
Wegenverkeerswet 1994
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
(…)
1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.