5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de wettige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 26 mei 2016 te Nederland en België
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om deel te nemen aan een organisatie, genaamd IS, welke tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht, te weten (onder meer)
- -
doodslag, te plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- -
moord (zoals bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk, en/of
- -
opzettelijke brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, te plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht),
a. een of meer reisbescheiden voor een reis richting Turkije voorhanden heeft gehad en
zich heeft begeven op een reis via België naar Turkije met als eindbestemming Syrië,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
8 Gevangenisstraf, deels voorwaardelijk
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte primaire feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar.
De raadsman acht die strafeis buitenproportioneel gelet op de straffen die in gelijksoortige zaken zijn opgelegd. Hij heeft er verder op gewezen dat verdachte reclasseringscontact niet nodig acht, maar dat verdachte daar wel aan zal voldoen als de rechtbank dat oplegt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf aandacht besteed aan het soort feit, de ernst ervan en de omstandigheden waaronder het is begaan. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon van verdachte, al is daarover weinig bekend. De hieronder opgenomen overwegingen zijn verder gebaseerd op:
- -
straffen die in gelijksoortige zaken zijn opgelegd;
- -
een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 31 mei 2017;
- -
een PBC-rapport van 21 juni 2017 opgemaakt door D. Harari, psychiater, en R. Haveman, psycholoog;
- -
een reclasseringsrapport van 14 juni 2017 opgemaakt door P. Rauf en T. Koopmans;
- -
de verklaring van verdachte ter zitting op 13 september 2017.
De rechtbank overweegt over de straf als volgt.
Verdachte is op reis gegaan om zich als strijder aan te sluiten bij IS. IS betreft een organisatie die een gewapende strijd voert waarin dagelijks gruweldaden worden verricht, mensenrechten grof en op grote schaal worden geschonden en onschuldigen en hun vrijheden worden onderdrukt of anderszins geweld worden aangedaan. Die gewapende strijd verspreidt zich, op aanmoediging van IS, over een groot deel van de wereld, zo leert het stijgende aantal locaties waarop aanslagen uit naam van IS worden gepleegd of door IS worden opgeëist. Kennelijk hebben IS en die gewapende strijd een verontrustende aantrekkingskracht, onder andere op verdachte. Terrorisme en terroristische organisaties bedreigen fundamentele vrijheden als het recht op leven, het recht op vrijheid van gedachten en het recht op vrijheid van geloof. De rechtbank is gehouden die vrijheden, de rechtsstaat en de maatschappij te beschermen.
Een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf is daarom gerechtvaardigd. Dat is ook overeenkomstig uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken. De rechtbank volgt echter niet de eis van de officier, maar zal verdachte een lagere straf opleggen vanwege het volgende.
Voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden
Op enig moment zal verdachte vrijkomen en weer een plek in de maatschappij moeten vinden. Om de maatschappij te beschermen tegen eventuele recidive door verdachte en om verdachte de beste kans van slagen te geven in het vinden van zijn plek (waarmee de maatschappij eveneens is gediend), moet verdachte bij het proces van terugkeer in de maatschappij worden geholpen. Dat kan in het kader van een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank heeft nagedacht over hoe dat voorwaardelijk strafdeel dan moet worden ingekleed. Meest van belang is daarbij het volgende.
De rechtbank heeft weinig inzicht gekregen in de persoon van verdachte omdat hij – op advies van zijn raadsman – heeft geweigerd mee te werken aan enig persoonsonderzoek. Voor de rechtbank waren uitsluitend verdachtes strafblad (wel eerder veroordeeld, maar niet relevant voor de beoordeling van deze zaak) en de “weigerrapporten” van de reclassering en het Pieter Baan Centrum beschikbaar. Ter zitting heeft verdachte vragen van de rechtbank over zijn persoon wel beantwoord. Hij heeft onder meer verklaard:
“De jongste rechter vraagt mij of ik mijzelf makkelijk beïnvloedbaar vind en of ik zelfkennis heb. Nee, ik ben niet makkelijk beïnvloedbaar. Ik heb zelfkennis. Natuurlijk. Ik beloof u dat het niet weer gaat gebeuren. (…) Als ik vrijkom, kan ik terecht bij mijn vader. Ik wil wel mijn eigen huis, want ik heb een kleine. Ik heb altijd goed contact met mijn broers. Tot nu toe heb ik ontkend ten overstaan van mijn familie. Zij weten niet dat ik vandaag dit verhaal vertel. Ik weet zeker dat zij mij wel zullen accepteren als ik vrijkom. (…) Wanneer ik uit detentie kom, ga ik weer een baan zoeken. Ik heb geen afstand genomen van mijn geloof. Ik ben wel gewoon moslim. Ik ga het doen zoals mijn vader het doet. Mijn vader was het niet met me eens en nu begrijp ik ook waarom. De jongste rechter zegt mij dat hij mij heeft horen zeggen dat ik hier niet een potje ga zitten huilen en vraagt mij of ik er wel eens om heb zitten huilen. Ik heb hier veel om gehuild, natuurlijk, als ik alleen ben. De jongste rechter zegt mij dat de rechtbank mij alleen vriendelijk ziet lachen. Ja, soms lach ik, maar huil ik van binnen. (…) Psychische hulp is niet nodig. Ik voel me top. Ik voel niet de behoefte om te praten met iemand over mijn persoon. Ik heb ook geen hulp nodig bij het praten met mijn familie. De jongste rechter zegt mij dat ik hen nog wel veel moet vertellen. Ik weet zeker dat ze het zullen begrijpen. Mijn vader heb ik gisteren nog gesproken. Hij zal geen afstand van mij nemen, zo is mijn vader niet. (…) De voorzitter zegt mij dat ik eerder niet heb willen meewerken aan persoonsonderzoeken en vraagt mij of ik na het strafproces mee zou willen werken aan onderzoek. Dat is niet nodig. Dat weet ik zeker, er is niets mis met me. De oudste rechter zegt mij dat het lastig te begrijpen is dat een volwassen man met weinig grote problemen, gaat flirten met het gedachtengoed van IS. Alles viel terug. Mijn oude vrienden gebruiken nog steeds. De oudste rechter zegt mij dat als ik vrijkom, allerlei praktische problemen weer op mij afkomen. Ja, dat klopt, misschien ga ik buiten Amsterdam een huis zoeken.”
Op grond van de verklaringen van verdachte ter zitting en het beeld over verdachte dat verder uit het dossier naar voren komt, leidt de rechtbank af dat verdachte een kwetsbaar persoon is, in een – wanneer hij vrijkomt uit detentie – kwetsbare situatie. De rechtbank realiseert zich dat verdachte dat zelf anders ziet, maar benadrukt dat hij voor zijn detentie kennelijk al moeite had om niet terug te vallen in drugsgebruik of ander gevaarlijk en onwenselijk gedrag. Na detentie moet verdachte (opnieuw) stabiliteit, waaronder werk, zien te vinden. Een veroordeling voor een terroristisch misdrijf zal hem daarbij niet helpen.
Of verdachte werkelijk zelfinzicht heeft, betwijfelt de rechtbank. Hij heeft niet duidelijk kunnen maken wat hem heeft gebracht tot zijn keus en waarom hij, toen al wereldwijd bekend was welke gruwelijkheden door IS zijn begaan, flirtte met hun gedachtengoed en de wens had zich als strijder aan te sluiten. Dat hij ter zitting stellig verklaart dat hij niet makkelijk te beïnvloeden is, komt de rechtbank niet heel waarschijnlijk voor.
Uiteraard is het aan verdachte om te bepalen of, welk en hoe hij geloof belijdt. Verdachte heeft echter geprobeerd zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. De rechtbank wil dat hij met anderen in gesprek gaat, zodat hij niet alleen buiten zichzelf – namelijk door strafbedreiging – maar ook zelf als persoon redenen vindt om zich niet in te laten met gewelddadig extremisme. Verder is het zorgelijk dat verdachte ervan uitgaat dat hij hulp zal krijgen van zijn familie, terwijl hij nog niet in staat is geweest om ten overstaan van hen toe te geven wat hij heeft gedaan en waar hij mee “flirtte”.
Dit alles is reden voor de rechtbank om de reclassering op te dragen hulp en steun te verlenen aan verdachte. De reclassering kan verdachte helpen bij het vinden van een woning of werk, zoals verdachte heeft gevraagd, maar heeft als hoofdtaak om toezicht op hem te houden ter beperking van het recidivegevaar. De rechtbank geeft verdachte uitdrukkelijk mee dat zij de reclassering om díe reden met toezicht belast. Dat betekent dat de reclassering bepaalde eisen kan stellen aan verdachte, waaronder psychologisch of psychiatrisch onderzoek en behandeling, en met hem afspraken kan maken. Als de reclassering het ter beperking van het recidivegevaar noodzakelijk vindt dat verdachte in gesprek gaat met een religiedeskundige dan kan ook die eis gesteld worden. Verdachte dient aan de aanwijzingen te voldoen en die afspraken na te komen. Doet hij dat niet, dan kan de officier van justitie de rechtbank vragen het restant van de gevangenisstraf ten uitvoer te laten leggen.
Dat is echter niet wat de rechtbank met het opleggen van de voorwaarden beoogt. Het doel daarvan is dat verdachte in gesprek gaat met deskundigen over zijn persoon en de redenen die hem ertoe hebben bewogen uit te reizen. De reclassering en eventuele door de reclassering aangewezen deskundigen kunnen verdachte helpen meer inzicht in zichzelf te krijgen en zijn verdere leven zinvol in te vullen. Het streven is dat te laten lukken in goed overleg met verdachte, maar verdachte zal zich zo nodig moeten schikken naar de instructies van de reclassering.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank acht bewezen dat verdachte heeft geprobeerd zich aan te sluiten bij een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. Terrorisme vormt een gevaar voor onze en andere samenlevingen en gaat gepaard met gruwelijk geweld tegen (groepen van) personen. Een terroristisch misdrijf is dus een misdrijf dat een ernstig gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zoals vereist in artikel 14e Sr. De bescherming van de veiligheid en lichamelijke integriteit van personen rechtvaardigt in dit geval dan ook de beslissing om af te wijken van het uitgangspunt dat een straf pas wordt ten uitvoer gelegd na het onherroepelijk worden van een veroordeling. Het risico dat verdachte nogmaals zo’n feit zal begaan moet zoveel mogelijk worden beperkt. Nu de rechtbank weinig zicht heeft gekregen in de psychische gesteldheid van verdachte terwijl hij een bijzonder ernstig misdrijf met een ideologisch karakter heeft begaan, is het risico dat verdachte nogmaals een soortgelijk misdrijf zal begaan groot. Of, zoals de wet voorschrijft in artikel 14e Sr: de rechtbank houdt er ernstig rekening mee dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Die waardering van het recidivegevaar is onveranderd ten opzichte van de waardering daarvan in het kader van genomen beslissingen over de voorlopige hechtenis.
De rechtbank zal dan ook ambtshalve bevelen dat de in het dictum genoemde bijzondere voorwaarden ex artikel 14c Sr en het door de reclassering uit te oefenen toezicht ex artikel 14d Sr, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verzoek voorlopige hechtenis
De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis – gelet op de inhoud
van dit vonnis – af, nu zij daartoe geen termen aanwezig acht. Gelet op de in het dictum te noemen strafoplegging is er geen sprake van een geval als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering en de rechtbank ziet ook overigens geen reden om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
11 Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert de volgende kwalificatie op:
poging tot deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, namelijk 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren niet aan de volgende algemene en bijzondere voorwaarden houdt.
Stelt de volgende algemene voorwaarden:
1. Veroordeelde dient zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde dient ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden;
3. Veroordeelde dient medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel l4d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt de volgende bijzondere voorwaarden:
4 Meldplicht en andere voorwaarden
Veroordeelde dient zich binnen 24 uur na invrijheidsstelling te melden bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam en zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode te blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering nodig acht;
Veroordeelde dient zich verder te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, ook als dat inhoudt:
- -
contactverboden ten aanzien van bepaalde personen, bijvoorbeeld, maar niet beperkt tot, personen met wie veroordeelde op de terroristenafdeling gedetineerd heeft gezeten;
- -
locatiegeboden en/of -verboden, welke verboden kunnen worden gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel en waartoe veroordeelde zich dan onder elektronisch toezicht dient te stellen;
- -
medewerking verlenen aan psychologisch en/of psychiatrisch (vervolg)onderzoek en/of deelnemen aan een door de reclassering/psycholoog/psychiater geïndiceerd behandeltraject, waaronder begrepen gesprekken gedurende een door de reclassering te bepalen periode met een psycholoog en/of psychiater en/of religiedeskundige.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: Samsung Galaxy (nummer: 10)