Overwegingen
1. Bij Koninklijk Besluit van 21 juli 2014 is aan eiseres het Nederlanderschap verleend. Dit besluit is op 13 juli 2015 aan de (toenmalige) strafrechtadvocaat van eiseres,
mr. H.H. Feenstra, uitgereikt.
2. Eiseres heeft sinds 12 juni 2014 in voorarrest gezeten in de Penitentiaire Inrichting te [plaats] . Op 10 juni 2015 is eiseres door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk, in verband met diverse misdrijven (diefstal met geweld, woningoverval).
Grondslag bestreden besluit
3. Verweerder heeft het Nederlanderschap van eiseres ingetrokken, omdat eiseres in haar naturalisatieprocedure relevante feiten heeft verzwegen waarvan zij wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat deze van groot belang waren voor haar verzoek om naturalisatie. Indien het feit van haar strafrechtelijke vervolging tijdig bekend was geweest bij de Nederlandse autoriteiten, zou aan eiseres nimmer het Nederlanderschap zijn verleend.
4. Eiseres voert aan dat zij aan het begin van haar detentieperiode niet op de hoogte was van het besluit tot naturalisatie, omdat verweerder het besluit niet naar haar detentieadres heeft gezonden maar naar het adres van haar moeder. In die periode had eiseres geen contact met haar moeder. Zij was daarom niet op de hoogte van het bestaan van de beschikking. Toen eiseres eenmaal op de hoogte was van het besluit tot naturalisatie, heeft zij verweerder bij brief van 7 juli 2015 per omgaande geïnformeerd over de strafrechtelijke vervolging. Primair stelt eiseres zich daarom op het standpunt dat zij geen informatie heeft achtergehouden. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat zij geen intentie heeft gehad om informatie achter te houden. Dit volgt ook uit de brief van 7 juli 2015 waarin zij vraagt naar de mogelijkheden om de naturalisatieceremonie in de Penitentiaire Inrichting te laten plaatsvinden, omdat zij anders niet aanwezig kan zijn.
5.1
Op grond van artikel 14, eerste lid, van de Rijkswet Nederlanderschap (RWN), kan verweerder de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap intrekken, indien zij berust op een door de betrokken persoon gegeven valse verklaring of bedrog, dan wel op het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening relevant feit.
5.2
Gelet op artikel 7, aanhef en onder b, van het Europees Verdrag inzake nationaliteit (EVN) en daarbij behorende Toelichtend Rapport moet het bij het verzwijgen van enig relevant feit gaan om opzettelijk handelen of nalaten van de aanvrager (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 25 augustus 20042).
5.3
Volgens de Handleiding Nederlanderschap (Handleiding), waarin het door verweerder gehanteerde beleid is vastgelegd, moet worden gedacht aan het verzwijgen van feiten, waarvan de betrokkene weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat ze van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het verzoek om naturalisatie. Intrekking zal volgens de Handleiding slechts worden overwogen indien de betrokkene, ware de verzwijging van de relevante feiten tijdig bekend geweest, niet voor verlening van het Nederlanderschap in aanmerking zou zijn gekomen.
5.4
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN wordt – voor zover van belang – het verzoek van een vreemdeling afgewezen, indien op grond van het gedrag van de verzoeker ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde. Volgens de Handleiding doet deze situatie zich onder meer voor, indien op het moment van de indiening van het verzoek of de beslissing daarop serieuze verdenkingen bestaan dat betrokkene een misdrijf heeft begaan waarop nog een sanctie kan volgen, tegen betrokkene een strafzaak wegens misdrijf openstaat, of in de vier jaar voorafgaande aan de beslissing een sanctie ter zake van een misdrijf is opgelegd of ten uitvoer gelegd.
6.1
Niet in geschil is dat eiseres onderworpen is geweest aan een strafrechtelijke vervolging terwijl haar naturalisatieaanvraag nog in behandeling was. Ter beoordeling staat of eiseres feiten, waarvan zij wist of redelijkerwijze moest vermoeden dat ze relevant zijn voor de verlening van het Nederlanderschap, opzettelijk heeft verzwegen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat een strafrechtelijke vervolging een voor de verkrijging van het Nederlanderschap relevant feit is en dat indien eiseres destijds de strafrechtelijke vervolging zou hebben gemeld, dit zou hebben gemaakt dat haar het Nederlanderschap niet zou zijn verleend.
6.2
Voorop staat dat het besluit tot intrekking een belastend besluit is en dat de bewijslast dat eiseres bepaalde feiten opzettelijk heeft verzwegen daarom bij verweerder ligt.
6.3
De rechtbank stelt vast dat eiseres op 24 februari 2014 heeft verzocht om haar het Nederlanderschap te verlenen. Op die datum heeft zij een formulier ondertekend, waarop staat dat zij verklaart voor de verlening van het Nederlanderschap benodigde gegevens naar waarheid te hebben verstrekt en geen voor de beoordeling van dit verzoek relevante gegevens te hebben verzwegen. Bovendien heeft zij bij haar aanvraag eveneens een Verklaring omtrent verblijf en gedrag ondertekend, waarin zij verklaart (onder c) dat zij het onmiddellijk aan de gemeente zal doorgeven als zij na de indiening van het verzoek in of buiten Nederland strafrechtelijk wordt vervolgd vanwege het plegen van een misdrijf.
6.4
In strijd met deze door eiseres getekende verklaringen heeft zij niet gemeld dat er, nadat zij haar naturalisatieverzoek had ingediend, een strafrechtelijke vervolging tegen haar liep. Het feit dat zij aan het begin van haar detentie mogelijk niet op de hoogte was van de stand van zaken van haar naturalisatieproces doet daar aan niet af. Eiseres heeft immers zelf de aanvraag ingediend en de verklaringen ondertekend, dus zij was er van op de hoogte dat de naturalisatieprocedure liep en dat zij relevante feiten diende te melden. Aan dit oordeel doet evenmin af dat zij ten tijde van de strafrechtelijke vervolging, zoals haar gemachtigde ter zitting heeft verklaard, gedestabiliseerd was en dat sprake was van alcohol- en drugsmisbruik, en dat zij om die reden niet gedacht heeft aan het doorgeven van de strafrechtelijke vervolging aan verweerder. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit de eigen verantwoordelijkheid waar eiseres voor heeft getekend onverlet laat en dat dit dan ook voor haar rekening en risico dient te komen. Het lag op de weg van eiseres om zich op de hoogte te stellen van de vreemdelingrechtelijke consequenties van de strafrechtelijke vervolging. Daartoe had zij zo nodig de toenmalige rechtsbijstandsverlener om deskundige (juridische) bijstand en om nadere uitleg kunnen vragen.3
6.5
Tenslotte overweegt de rechtbank dat niet is gebleken van dusdanig bijzondere omstandigheden dat verweerder in het onderhavige geval had moeten afzien van intrekking van het naturalisatiebesluit. De rechtbank acht daarbij van belang dat verweerder een belangenafweging heeft gemaakt en gemotiveerd heeft geconcludeerd dat van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan van intrekking afgezien moeten worden, niet is gebleken. Verweerder heeft daarom bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid het naturalisatiebesluit kunnen intrekken.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.