2 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1 primair
hij op of omstreeks 08 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of een gebroken kaak en/of een gebroken neus en/of zwellingen en/of (snij)wonden in het gezicht en/of een of meer tanden door de lip en/of een of meer gekneusde ribben, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet (met kracht):
- eenmaal of meermalen met gebalde vuist in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam, te stompen en/of te slaan en/of
- een of meer knietjes in/op/tegen het lichaam en/of op/tegen het hoofd te geven.
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] met dat opzet (met kracht);
- eenmaal of meermalen met gebalde vuist in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- een of meer knietjes in/op/tegen het lichaam en/of op/tegen het hoofd heeft gegeven.
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 08 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht):
- eenmaal of meermalen met gebalde vuist in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam) heeft gestompt en/of geslagen en/of
- een of meer knietjes in/op/tegen het lichaam en/of op/tegen het hoofd heeft gegeven,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken oogkas en/of een gebroken kaak en/of een gebroken neus en/of zwellingen en/of (snij)wonden in het gezicht en/of een of meer tanden door de lip en/of een of meer gekneusde ribben), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Feit 2
hij op of omstreeks 07 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (aan [naam] ) en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 3,99 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of (ongeveer) 15 tabletten MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 8 april 2017 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en een gebroken kaak en een gebroken neus, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet, met kracht, meermalen met gebalde vuist tegen het gezicht te stompen;
meer subsidiair
op 8 april 2017 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer] ,
- meermalen met gebalde vuist tegen het gezicht heeft gestompt en
- knietjes tegen het lichaam heeft gegeven,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwellingen en snijwonden in het gezicht en een of meer tanden door de lip en gekneusde ribben heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Feit 2
op 7 juli 2017 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd 3,99 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 15 tabletten van een materiaal bevattende MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
9 Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair en meer subsidiair
Eendaadse samenloop van: Zware mishandeling en mishandeling.
Feit 2
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 160 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 84 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich melden bij de Reclassering Nederland op het adres [adres 1] . De duur van het reclasseringstoezicht kan evenredig zijn aan de duur van het behandeltraject. Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Behandelverplichting – ambulante behandeling
Veroordeelde wordt verplicht deel te nemen aan een behandeling bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Wijst de vordering van [slachtoffer] , domicilie kiezende op het adres van zijn advocaat, mr. C. Sent, [adres 2] , toe tot € 4.100,85, te vermeerderen met de wettelijke rente over een deel van dat bedrag, te weten: € 3.050,31, vanaf het moment van het ontstaan van de schade (8 april 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , domicilie kiezende op het adres van zijn advocaat, mr. C. Sent, [adres 2] , € 4.100,85 aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over een deel van dat bedrag, te weten: € 3.050,31, vanaf het moment van het ontstaan van de schade (8 april 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 51 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op de - geschorste - bevelen tot voorlopige hechtenis in de zaken met parketnummers 13/701598-17 en 13/702134-17.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en R. Funke Küpper, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2017.