RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht - team kanton
zaaknummer: 6288529 KK EXPL 17-929
vonnis van: 21 november 2017
func.: 245
Vonnis van de kantonrechterkort geding
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres, nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. M.J.H. Ruijters (VvAA)
Stichting Parkstad Klinieken
gevestigd te Amsterdam
gedaagde, nader te noemen: PSK
gemachtigde: mr. V.C. van der Velde
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding met producties van 7 september 2017 heeft [eiseres] een voorziening gevorderd. De mondelinge behandeling is bepaald op 17 oktober 2017. Verschenen zijn [eiseres] met een belangstellende en de gemachtigde. PSK is verschenen bij de heer [naam 1] en de heer [naam 2] , met de gemachtigde en een belangstellende.
Voorafgaand aan de zitting heeft PSK een conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie ingezonden. Per abuis heeft PSK die conclusie niet (gelijktijdig) rechtstreeks naar [eiseres] gezonden. Daarop is de zitting aangehouden - mede zodat partijen een schikking nader konden onderzoeken - en is een nieuwe mondelinge behandeling bepaald. Een schikking kon niet worden bereikt.
Ter terechtzitting van 10 november 2017 is de zaak vervolgens nogmaals mondeling behandeld, alwaar dezelfde personen zijn verschenen. PSK heeft een gewijzigde conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie genomen. [eiseres] heeft nadere stukken ingediend. Ter zitting hebben beide partijen een toelichting verstrekt, [eiseres] deels aan de hand van een “reactie op de conclusie van antwoord”. De kantonrechter heeft vragen gesteld en de zaak met partijen besproken.
Na verder debat is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als uitgangspunt in dit geding geldt het navolgende:
1.1.
PSK exploiteert medische (privé) klinieken (een zorginstelling) op verschillende plekken in Amsterdam. Het bestuur van PSK bestond tot voor kort uit de heer [naam 2] (arts, verder [naam 2] ), de heer [naam 3] (verder [naam 3] ) en [eiseres] . Er is een Raad van Toezicht (verder RvT), waarin de heer [naam 1] (voorzitter, verder [naam 1] ) en mevrouw [naam 4] zitting hebben. [naam 2] heeft nog een (persoonlijke) besloten vennootschap, genaamd Aurelia BV. De echtgenoot van [naam 2] ( [naam 5] , ook arts) gebruikt PSK als voortzetting van de eigen praktijk en als declaratie-vehikel.
1.2.
[eiseres] is bij besluit van 23 december 2014 door de RvT als bestuurder benoemd. [eiseres] verricht vanaf 1 januari 2015 werkzaamheden voor PSK. De arbeidsover-eenkomst tussen partijen is door de RvT getekend op 23 juni 2015 en vermeldt 1 januari 2015 als aanvangsdatum van het dienstverband. Het salaris van [eiseres] is volgens de arbeidsovereenkomst € 104.000,- bruto per jaar inclusief vakantie-geld, voor 32 uur per week. Het salaris wordt in 12 maandelijkse termijnen van (laatstelijk) € 7.450,16 bruto per maand (exclusief vakantiegeld) uitgekeerd.
1.3.
Over de eerste 6 maanden van 2015 hebben [eiseres] en [naam 3] destijds, in verband met de liquiditeitspositie van PSK, geen salaris ontvangen. Op 29 juni 2015 heeft [eiseres] voor het eerst een deel van haar salaris ontvangen en vanaf 24 september 2015 is er regulier betaald.
1.4.
In 2016 heeft [eiseres] niet voor 4 dagen per week, maar voor 5 dagen per week salaris ontvangen, terwijl haar arbeidstijd niet is gewijzigd.
1.5.
In een bestuursvergadering van 13 juni 2017 - waarvan de notulen in de proce-dure zijn gebracht - heeft [eiseres] (onder meer) gesteld vanwege het uitblijven van overeenstemming over cijfers en de vergoeding van [naam 2] , alsmede een mogelijke benoeming van [naam 5] als bestuurder van PSK, geen bestuurlijke verantwoordelijkheid meer te kunnen dragen en geen vertrouwen meer in de samenwerking te hebben. [eiseres] heeft gevraagd om een gesprek met de RvT.
1.6.
Dit gesprek heeft plaats gevonden op 20 juni 2017. Aanwezig waren naast [eiseres] , [naam 1] en [naam 4] . Over wat er op de bespreking precies is afgesproken, verschillen [eiseres] van [naam 1] van mening.
1.7.
Op of rond 27 juni 2017 heeft [eiseres] de contante kas met € 5.000,- mee naar huis genomen. Zij heeft die dag PSK een vaststellingsovereenkomst toegestuurd, met daarin de voorwaarden voor een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst zou - volgens de tekst van de overeenkomst- op 31 juli 2017 op initiatief van PSK eindigen, met een vergoeding van 3 maanden salaris en onder nabetaling van het salaris over de maanden april en mei 2015.
1.8.
Bij e-mail van 5 juli 2017 heeft [naam 1] [eiseres] onder meer bericht:
Afgesproken was op 20 juni 2017 tussen u en [naam 4] en [naam 1] dat u uw voorwaarden voor een vrijwillige beëindiging van uw dienstbetrekking op papier zou (laten) zetten en wij dit nader zouden bespreken […].
Daarnaast heeft [naam 1] meerdere op- en aanmerkingen bij de vaststellingsovereenkomst gemaakt, waaronder de opmerking:
Allereerst is het initiatief tot het nemen van ontslag uitsluitend uitgegaan van u. De voorzitter van de Raad van bestuur, [naam 2] zag geen reden daartoe.
1.9.
[eiseres] heeft PSK op 19 juli 2017 een herziene vaststellingsovereenkomst toegezonden met een lagere vergoeding en met als reden een verschil van inzicht over de organisatie. In het document heeft [naam 1] een aantal wijzigingen doorgevoerd (met ‘wijzigingen bijhouden’). De einddatum van het dienstverband is gewijzigd in 31 augustus 2017. De vaststellingsovereenkomsten zijn niet getekend.
1.10.
[naam 2] heeft [eiseres] per 1 juli 2017 als bestuurder in het Handelsregister uitgeschreven.
1.11.
Bij brief van 15 augustus 2017 heeft de gemachtigde van [eiseres] PSK bericht dat nu geen overeenstemming was bereikt, het dienstverband werd voortgezet en [eiseres] gewoon zou doorwerken. Dit heeft de gemachtigde per e-mail en telefonisch aan [naam 2] bevestigd.
1.12.
Bij e-mail van 18 augustus 2017 heeft [naam 2] [eiseres] bericht :
Het salaris juli kan je verrekenen met het contante geld dat je onder je houdt.
Eind van de maand kun je het gebruikelijke bedrag van ongeveer 4200€ op je rekening verwachten en ben je definitief uit dienst van PSK.
1.13.
In juli 2017 heeft [eiseres] verschillende locaties van PSK bezocht, in augustus 2017 heeft zij met [naam 2] via de e-mail over zaken betreffende PSK gecorrespondeerd en in september 2017 heeft zij een aantal zaken betreffende de audit van PSK georganiseerd.
1.14.
Op 12 september 2017 heeft PSK [eiseres] afgesloten van haar account.
1.15.
[naam 4] heeft over het gesprek op 20 juni 2017 op 7 november 2017 een schriftelijke verklaring afgelegd. Deze luidt:
Hierbij bevestig ik dat de gang van zaken op 20 juni 2017 verlopen is zoals beschreven. [eiseres] (Ktr: [eiseres] ) heeft op die middag aangegeven niet op deze wijze door te willen gaan met haar werk ,maar ze heeft geen ontslag aangevraagd. [naam 1] en ik hebben haar toen gevraagd om met haar advokaat een ontslagbrief samen te stellen met daarin de door haar gewenste eisen. Daar hoopten we dan met mediation uit te kunnen komen. Daarop hebben wij een glas champagne gedronken op de goede afloop, alle in pais en vree.
1.16.
Na juni 2017 heeft PSK [eiseres] geen salaris meer uitbetaald. [eiseres] heeft het bedrag van € 5.000,- niet aan PSK geretourneerd.
Vordering en verweer in conventie
2. [eiseres] vordert - na wijziging van eis - als voorziening allereerst toelating tot de werkhervatting van haar gebruikelijke werkzaamheden en toegang tot haar werkaccount, kort gezegd op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag.
3. Daarnaast vordert [eiseres] de volgende betalingen:
a. het loon ad € 7.450,16 bruto per maand, vermeerderd met vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, vanaf juli 2017 tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst,
b. achterstallig loon c.a. van € 17.333,33 bruto over de maanden april en mei 2015,
c. de wettelijke verhoging ad 50% over deze bedragen,
d. de reiskostenvergoeding ad € 339,91 over juni en juli 2017,
e. de wettelijke rente over deze bedragen,
alles met veroordeling van PSK in de proceskosten.
4. [eiseres] stelt - verkort weergegeven - met betrekking tot haar vordering dat zij weliswaar in de vergadering van 13 juni 2017 heeft aangegeven in een verdere samenwerking geen vertrouwen te hebben, maar dat kan niet als een ontslagname aangemerkt worden. Nadien heeft [eiseres] gewoon doorgewerkt. Zij heeft haar functie niet neer-gelegd. Partijen hebben vervolgens overleg gehad over een vaststellingsovereenkomst, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen. De arbeidsrelatie loopt dus gewoon door. Dat [naam 2] [eiseres] heeft uitgeschreven uit het handelsregister maakt dat niet anders.
5. [eiseres] heeft ook nadien nog doorgewerkt, zij het vanuit huis. Dat deed zij overigens vaker. Dit heeft geduurd tot 12 september 2017. Toen is [eiseres] afgesloten van haar account, waartegen [eiseres] heeft geprotesteerd. PSK heeft op die wijze [eiseres] de mogelijkheid ontnomen tot het verrichten van werkzaamheden, hetgeen voor rekening van PSK dient te komen.
6. In 2015 heeft [eiseres] voorts te weinig salaris ontvangen; de eerste 6 maanden van het jaar is zij niet uitbetaald. Een deel daarvan is ingelopen in het jaar 2016, maar een deel staat nog open en dat vordert [eiseres] nu.
7. PSK voert - kort gezegd - als verweer aan dat het inmiddels geen standaard arbeidszaak meer betreft en de zaak dus niet geschikt is voor kort geding. Het is geen zaak van eenvoudige aard en er is geen spoedeisend belang.
8. Inhoudelijk meent PSK dat [eiseres] zelf de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. Op 13 juni 2017 heeft ze aangegeven geen basis meer te zien voor de voortzetting van haar dienstverband en heeft ze een gesprek aangevraagd met de RvT. In dat gesprek, op 20 juni 2017, heeft [eiseres] aangegeven dat er wat haar betreft een onwerkbare situatie is ontstaan en ontslag te nemen wegens een onoverkomelijk verschil van inzicht. De RvT zelf had geen intentie [eiseres] te ontslaan. [eiseres] heeft zelf de vaststellingsovereenkomst en de aangepaste tekst opgesteld en naar PSK verstuurd. Dit bewijst dat ze zelf ontslag heeft genomen. Sinds het gesprek met de RvT op 20 juni 2017 heeft [eiseres] ook geen werkzaamheden meer voor PSK verricht. [naam 2] heeft [eiseres] ook geen opdrachten meer verstrekt na die tijd. Voor zover [eiseres] wel heeft gewerkt, moet dat aangemerkt worden als werkzaamheden ter overdracht van haar functie.
9. PSK stelt voorts dat [eiseres] geen recht (meer) heeft op enige beloning over de maanden april en mei 2015. Allereerst stelt PSK in dat verband dat de arbeidsovereenkomst is ingegaan per datum ondertekening van de overeenkomst, namelijk op 23 juni 2015. Over april en mei 2015 bestaan dus geen salarisaanspraken. Ter adstructie wijst PSK op de loonstroken, waarop de datum van 23 juni 2015 staat vermeld. Daarnaast voert zij aan dat toen de jaarrekening 2015 door de RvT moest worden goedgekeurd, daar de beloning van (onder meer) [eiseres] over de eerste 6 maanden van 2015 niet op stond. [naam 1] heef toen duidelijk gezegd dat die beloning niet later ingehaald mocht worden. Achteraf blijkt dat [eiseres] dat toch heeft gedaan, door zich in 2016 voor 5 in plaats van 4 dagen te laten uit betalen. Zonder dat [naam 1] daar toestemming voor heeft gegeven.
10. PSK vordert uiteindelijk in conventie:
I. [eiseres] in al haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar vorderingen af te wijzen als zijnde onjuist of onbewezen, althans een eventuele veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren,
II. te verklaren voor recht dat [eiseres] per 1 juni 2015 in dienst is getreden
III. [eiseres] per 31 juli 2017 uit dienst is getreden,
IV. de vordering tot wedertewerkstelling af te wijzen,
V. de loonvordering en de wettelijke verhoging over juli en augustus 2017 af te wijzen,
VI. de gevorderde reiskosten af te wijzen,
VII. de dwangsom af te wijzen.
Vordering en verweer in reconventie
11. In reconventie vordert PSK veroordeling van [eiseres] tot terugbetaling van het uitbetaalde salaris ter waarde van 3 x € 7.450,16 = € 22.350,48, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag. Zij stelt daartoe als volgt.
11. Volgens PSK is door [eiseres] frauduleus gehandeld. [eiseres] heeft zich in 2016 voor 5 dagen laten uitbetalen, terwijl zij een overeenkomst heeft voor 32 uur. Door dit frauduleuze handelen van [eiseres] heeft PSK onverschuldigd aan [eiseres] uitbetaald het bedrag van
€ 22.350,48.
11. Tot haar schrik heeft PSK verder bemerkt dat [eiseres] de contante kas met € 5.000,- onder zich heeft gehouden; ze heeft dit bedrag zich wederrechtelijk toegeëigend. Mari heeft [eiseres] meerdere malen om afgifte gevraagd omdat urgente betalingen aan de belastingdienst en het pensioenfonds moesten worden gedaan. [eiseres] brengt PSK daardoor in gevaar. Dit bedrag dient [eiseres] terug te betalen.
11. [eiseres] voert als verweer aan dat het dienstverband reeds per 1 januari 2015 is aange-vangen, hetgeen ook in de arbeidsovereenkomst staat vermeld. Over de eerste 6 maanden van het dienstverband heeft [eiseres] echter geen salaris ontvangen, omdat de financiële positie van PSK dat niet toeliet. Het achterstallig loon, waarvan [eiseres] geen afstand heeft gedaan, is vervolgens in 2016 deels ingelopen. Dit is met PSK overlegd maar staat niet op papier. Het was in het belang van PSK, die anders onvoldoende liquiditeit had. Ter onderbouwing legt [eiseres] een verklaring van de accountant van PSK over. Een bedrag van € 17.333,33 staat volgens de berekening van de accountant nog open aan salaris, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering over de maanden april en mei 2015.
11. Het gebeurde vaker dat [eiseres] de contante kas mee name naar huis; dat was zelfs gebruikelijk. [eiseres] heeft de kas al jarenlang in beheer. [eiseres] kan alle kasbonnen en overzichten tonen. Doorgaans betaalde [eiseres] ook uitgaven van Aurelia, de privé vennootschap van [naam 2] , uit de kas.
Beoordeling
16. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen, dan wel of de vordering van [eiseres] in conventie dan wel PSK in reconventie, in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
16. Vooropgesteld wordt dat in deze procedure geen verklaring voor recht kan worden gegeven, nu een constitutieve beslissing niet in kort geding kan worden gegeven. De vorderingen van PSK ‘in conventie’ zullen als verweer van PSK tegen de vordering van [eiseres] worden aangemerkt, omdat zij als zelfstandige vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking komen. Voorts wordt overwogen dat de vordering van [eiseres] uit haar aard spoedeisend is; [eiseres] ontvangt immers al enige tijd geen salaris van PSK en dat zij daardoor in financiële problemen raakt, is niet onbegrijpelijk. Tot slot wordt overwogen dat ook complexe vorderingen in kort geding beslist kunnen worden, mits daar geen nader onderzoek naar de feiten voor nodig is; voor bewijslevering leent een kort geding zich niet.
16. Naar het oordeel van de kantonrechter lenen de vorderingen in conventie en in reconventie zich voor gezamenlijke beoordeling.
Salaris april en mei 2015
19. Vaststaat tussen partijen dat [eiseres] in december 2014 is benoemd tot directeur van PSK, onbetwist is gebleven dat zij vanaf januari 2015 werkzaamheden voor PSK heeft verricht en de arbeidsovereenkomst vermeldt een aanvangsdatum van het dienstverband van 1 januari 2015. Daarmee is in deze procedure voldoende aannemelijk geworden dat het dienstverband ook daadwerkelijk per 1 januari 2015 is begonnen en dat [eiseres] vanaf die datum recht heeft gehad op het overeengekomen salaris met emolumenten.
19. Dat [eiseres] afstand heeft gedaan van de uitbetaling van haar salaris over 2015 is niet alleen onwaarschijnlijk, maar door PSK ook niet onderbouwd. De stelling dat [naam 1] op enig moment heeft gesteld dat de loonaanspraken van [eiseres] en [naam 3] niet meer op de jaarrekening van 2015 mochten worden gezet, is daartoe in elk geval onvoldoende. Dat houdt in dat PSK vooralsnog gehouden kan worden het loon uit 2015 aan [eiseres] te voldoen. Het door de accountant berekende bedrag is in hoogte niet weersproken, zodat - vooruitlopend op de bodemprocedure - aan [eiseres] toegewezen zal worden het bedrag van € 17.333,33 bruto, met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging, zij het beperkt tot 10% .
Ontslagname [eiseres]
21. In deze procedure is onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] het dienstverband heeft opgezegd. Dat [eiseres] in de vergadering van 13 juni 2017 om een gesprek met de RvT heeft gevraagd omdat er voor haar een onwerkbare situatie was, of dreigde te ontstaan, is onvoldoende. Dat [eiseres] (ondubbelzinnig en eenduidig) ontslag heeft genomen in het gesprek met de RvT op 20 juni 2017 is - tegen de achtergrond van de verklaring van [naam 4] en het gebrek aan onderbouwing zijdens PSK - niet aannemelijk geworden. Ook de uitschrijving van [eiseres] uit het handelsregister brengt niet mee dat het dienstverband geëindigd is. En zo er al een onduidelijkheid aan de zijde van de RvT van PSK ontstond over de wens van [eiseres] het dienstverband te beëindigen, dan moet deze onduidelijkheid met de toegezonden concept-vaststellingsovereenkomst en de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 15 augustus 2017 opgeheven zijn.
Recht op loon [eiseres]
22. Bij voortduring van het dienstverband heeft [eiseres] in beginsel recht op salaris. Dat is anders, indien zij zich niet beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van werkzaamheden of werk geweigerd heeft. Dit is door PSK niet gesteld of onderbouwd. Uit hetgeen door partijen naar voren is gebracht en de ingediende stukken wordt eerder aannemelijk dat [eiseres] tot de afsluiting van haar account op 12 september 2017, ook daadwerkelijk werkzaamheden voor PSK heeft verricht.
22. Daarna was het door toedoen van PSK niet mogelijk. Dit is een aan haar zijde vallende verhindering, die niet impliceert dat het recht op loon van [eiseres] vervalt. Dat de financiële positie van PSK precair is, is vervelend maar brengt niet mee dat de vordering van [eiseres] afgewezen dient te worden. PSK had met de salarisaanspraken van [eiseres] rekening behoren te houden bij haar bestedingen.
Wedertewerkstelling
24. Gelet op de bijzondere (vertrouwens)positie van [eiseres] als directeur van PSK en gelet op hetgeen inmiddels tussen partijen is voorgevallen, zal de kantonrechter de gevorderde wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom niet toewijzen. Het komt de kantonrechter zinnig voor dat alvorens PSK gedwongen wordt [eiseres] haar werkzaamheden te laten hervatten, eerst haar financiële verplichting nakomt en er een gesprek wordt gearrangeerd om een en ander in goede banen te leiden. De doorlopende salarisverplichting lijkt voor PSK daarbij voldoende drukmiddel om een werkhervatting (of een einde van de arbeidsovereenkomst) spoedig te realiseren. Dat betekent dat de vordering van de vordering tot wedertewerkstelling van [eiseres] wordt afgewezen.
Reiskosten
25. Voldoende staat vast dat [eiseres] in juni en juli 2017 werkzaamheden voor PSK heeft verricht en in dat verband is haar vordering met betrekking tot de reiskosten onvoldoende betwist. Het zijdens [eiseres] gevorderde bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Contante kas
26. Hoewel PSK heeft nagelaten een vordering in te stellen met betrekking tot de terug-gave van de contante kas, wordt overwogen dat nu [eiseres] het onder zich houden van de kas heeft erkend, PSK het bedrag van € 5.000,- desgewenst mag verrekenen met hetgeen zij nog aan [eiseres] dient te voldoen.
Vordering PSK tot terugbetaling
27. Uit het eerder overwogene volgt dat fraudeuleus handelen van [eiseres] niet aannemelijk is geworden en dus de vordering van PSK in reconventie - tot terugbetaling van het bedrag van € 22.350,48 - zal worden afgewezen.
Slotsom
28. Dit alles betekent dat de vordering van [eiseres] in conventie wordt toegewezen, zoals hieronder bepaald, en de vordering van PSK in reconventie wordt afgewezen. Voor het achterwege laten van een uitvoerbaar bij voorraad-verklaring ziet de kantonrechter gelet op alle omstandigheden waaronder de aard van de procedure, geen aanleiding.
29. PSK wordt in het ongelijk gesteld en wordt daarom veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiseres] , daaronder de salariskosten voor twee zittingen.
BESLISSING
In conventie en reconventie
veroordeelt PSK tot betaling aan [eiseres] als volgt:
a. het loon ad € 7.450,16 bruto per maand, vermeerderd met vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, vanaf 1 juli 2017 tot aan het einde van de arbeidsovereen-komst,
b. het achterstallig loon c.a. van totaal € 17.333,33 bruto over de maanden april en mei 2015,
c. de wettelijke verhoging ad (maximaal) 10% over het bedrag onder a, voor zover verschuldigd, en over het bedrag onder b,
d. de reiskostenvergoeding ad € 339,91 over juni en juli 2017,
e. de wettelijke rente over de bedragen onder a, b, c en d vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarop het loon c.q. de onkosten betrekking hadden, tot aan de dag der voldoening;
wijst de vorderingen in conventie en reconventie voor het overige af;
veroordeelt PSK in de kosten van het geding aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op €103,11 aan explootkosten, € 470,00 aan griffiegeld en € 600,00 voor zover verschuldigd inclusief BTW, aan salaris van haar gemachtigde;
veroordeelt PSK tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en PSK niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander indien van toepassing inclusief BTW;
verklaart de betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.