2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging ter terechtzittingen van 13 en 14 november 2017 – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis (inhoudende een tot op heden onbekend geldbedrag) en/of een of meer sleutels en/of een of meer mobiele telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Brasserie [naam Brasserie] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren en/of
- met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een kluis (inhoudende een tot op heden onbekend geldbedrag) en/of een of meer sleutels en/of een of meer mobiele telefoon(s), in elk geval van enig goed geheel of ten dele toebehorende aan Brasserie [naam Brasserie] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- ( een op) een (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) heeft/hebben gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- ( daarbij) heeft/hebben gezegd: "Ik maak jullier dood" en/of "Waar is de kluis" en/of "Waar is het geld", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in een kast heeft/hebben opgesloten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 april 2015 tot en met 23 april 2015 te Almere, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;
3.
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te Amsterdam een of meer wapens van categorie II, te weten een aanvalsgeweer, merk Zastava, kaliber 7.62x39 millimeter, en/of munitie van categorie II , te weten 27 pantserdoorborende en/of brandstichtende patronen en/of munitie van categorie III, te weten 281 stuks, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 10 mei 2015 te Amsterdam (in een boxengang) van perceel [perceeladres] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of 2 bankpassen en/of een geldbedrag van 25 euro en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren en/of
- met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of 2 bankpassen en/of een geldbedrag van 25 euro en/of een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- die [naam 2] naar perceel [perceeladres] heeft/hebben gelokt en/of
- ( vervolgens) toen en/of nadat de [naam 2] het perceel was binnengegaan (een op) en (vuur)wapen (gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op en/of getoond aan die [naam 2] en/of
- ( daarbij tegen die [naam 2] heeft/hebben gezegd dt hij zou worden neergeschoten en/of
- met dat (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op/tegen het hoofd van die [naam 2] heeft/hebben geslagen en/of
- één of meer knietje(s) tegen het lichaam heeft/hebben gegeven;
1.
hij op of omstreeks 23 april 2015 te Almere, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen één of meer kogels in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 23 april 2015 te Almere, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen één of meer kogels in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] geschoten;
2.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2014 tot en met 31 juli 2015 te Amsterdam en/of Almere en/of Ouderkerk aan de Amstel en/of Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam 3] en/of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van diefstallen met geweld en/of afpersingen en/ofdiefstallen door middel van braak en/of verbreking en.of valse sleutel en/of het voorhanden hebben van (vuur)wapens en/of het plegen van valsheid in geschrift en/of het witwassen van crimineel vermogen, welke deelneming (onder meer) bestaat uit het uitvoeren van bovengenoemde misdrijven en/of het onderhouden van (telefonische) contacten met zijn mededader(s) en/of het maken van afspraken met zijn mededader(s) en/of het doorgeven van berichten aan zijn mededader(s) en/of verrichten van (voor)verkenning(en);
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 23 april 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis inhoudende een tot op heden onbekend geldbedrag, toebehorende aan Brasserie [naam Brasserie] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren en met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van sleutels en mobiele telefoons, toebehorende aan Brasserie [naam Brasserie] en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat verdachte en zijn mededader
- ( een op) een (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en die
[slachtoffer 2] en dat verdachte en/of zijn mededader
- daarbij telkens woorden van gelijke dreigende aard en strekking heeft gezegd als: "Ik maak
jullie dood" en "Waar is de kluis" en "Waar is het geld" en dat verdachte en zijn mededader
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in een kast hebben [slachtoffer 2] ;
3.
op 30 juni 2015 te Amsterdam een wapen van categorie II, te weten een aanvalsgeweer, merk Zastava, kaliber 7.62x39 millimeter, en munitie van categorie II, te weten 27 pantserdoorborende en/of brandstichtende patronen en munitie van categorie III, te weten 281 stuks, voorhanden heeft gehad;
4.
op 10 mei 2015 te Amsterdam in een boxengang van perceel [perceeladres] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en 2 bankpassen en een geldbedrag van 25 euro en een mobiele telefoon, toebehorende aan [naam 2] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en zijn mededader
- die [naam 2] naar perceel [perceeladres] hebben gelokt en dat hij, verdachte,
- vervolgens toen die [naam 2] het perceel was binnengegaan (een op) een vuurwapen (gelijkend
voorwerp) heeft gericht op die [naam 2] en
- daarbij tegen die [naam 2] heeft gezegd dat hij zou worden neergeschoten en
- met dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [naam 2] heeft
geslagen en
- knietjes tegen het lichaam heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
11 De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert de vergoeding van € 170,48 aan materiële schade vanwege het eigen risico bij zijn zorgverzekering en een voorschot op de vergoeding van de immateriële schade van € 15.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat bij de vordering een tweetal declaratieoverzichten en een aantal stukken zijn gevoegd waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] kort na de overval is uitgevallen voor zijn werk en inmiddels in ieder geval deels arbeidsongeschikt is bevonden. Uit de declaratieoverzichten blijkt echter niet welke, wanneer, of waarvoor zorg is verleend. Gelet hierop is de vordering onvoldoende onderbouwd om voor volledige toewijzing in aanmerking te komen, terwijl het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank acht wel voldoende aannemelijk geworden dat enige immateriële schade is geleden die in direct verband staat met het door [medeverdachte 1] gepleegde feit en die verder gaat dan een enkel onbehagen of zich gekwetst voelen. De rechtbank waardeert die schade op € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank zal dit toe te wijzen bedrag aan immateriële schade niet bij wijze van voorschot opleggen, zoals gevorderd, nu dit niet past in het wettelijk systeem, maar zal dit bedrag als schadebedrag vaststellen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Voor het overige is de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan dat deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] vordert vergoeding van € 2.003,93 aan materiële schade en van € 2.285,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schade ziet op een portemonnee van € 380,-, een ov-chipkaart met saldo van € 40,-, een creditcard van € 12,50, een paspoort van € 119,80, een pasfoto voor het paspoort van € 12,50, kleding en schoenen van € 595,56, boodschappen van € 19,57, een geldbedrag van € 25,- en een mobiele telefoon van € 799,-.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding van de immateriële schade moet worden gematigd en dat vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor wat betreft de portemonnee, het paspoort, de kleding en de schoenen, de boodschappen en de telefoon. Daartoe is het volgende aangevoerd. Anders dan uit de vordering van de benadeelde partij, blijkt niet dat een dure portemonnee van het merk Prada is weggenomen. Volgens de aangifte is een identiteitskaart weggenomen, zodat niet een duurder paspoort in rekening mag worden gebracht. De benadeelde partij wil de kleding en schoenen niet meer dragen omdat daar zijn bloed op zou zitten en het hem aan het misdrijf zou doen herinneren. Dat is een keuze van de benadeelde partij, die niet voor rekening van de dader zou moeten komen. Niet blijkt dat de benadeelde partij de boodschappen moest meebrengen van de verdachten. De schade vanwege de mobiele telefoon dient te worden gematigd gelet op de ouderdom daarvan.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat aan de benadeelde partij [naam 2] door het in zaak A, onder 1, bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
De rechtbank begroot de materiële schade op € 1,915,21, en overweegt daartoe het volgende.
De vordering betreffende de portemonnee moet worden toegewezen, nu de rechtbank geen aanleiding ziet om te betwijfelen dat een dure portemonnee van het merk Prada is weggenomen. [verdachte] heeft ook niet gemotiveerd betwist dat de portemonnee van een ander merk is, terwijl dat wel op zijn weg lag. Ook de schade in verband met de inhoud van de portemonnee (ov-chipkaart, creditcard) kan worden toegewezen. De vordering betreffende het paspoort kan worden toegewezen voor zover deze de kosten van een identiteitskaart niet overstijgt. De gemeente Amsterdam brengt blijkens haar website € 50,65 in rekening voor een nieuwe identiteitskaart, zodat de rechtbank daar vanuit zal gaan. Ook de kosten in verband met de foto voor het paspoort kunnen worden toegewezen. De schadebeperkingsplicht voert niet zover dat van een slachtoffer van een overval gevergd kan worden dat hij zijn bebloede kleding schoonmaakt en blijft gebruiken. De vordering betreffende de kleding en schoenen kan dan ook worden toegewezen. De schade vanwege de boodschappen komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu de rechtbank geen rechtstreeks verband ziet tussen die kosten en het misdrijf. De rechtbank ziet geen aanleiding om het gevorderde bedrag voor de mobiele telefoon te matigen, nu de telefoon, blijkens de overgelegde factuur, op 18 november 2014 is aangeschaft en daarmee nog geen zes maanden oud was ten tijde van het feit.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij [naam 2] recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht het aannemelijk dat sprake is van meer dan een enkel psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van roofovervallen, waarbij een wapen en geweld is gebruikt, zwaardere psychische gevolgen ervaren. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 1.000,-, nu de immateriële schade niet verder is onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering van [naam 2] dan ook toewijzen tot een bedrag van € 2,915,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A, onder 1, bewezen geachte feit is toegebracht.
De benadeelde partij [naam 2] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partijen [naam 5] , [naam 1] en [naam 6]
De benadeelde partijen [naam 5] en [naam 1] zullen niet-ontvankelijk in hun vorderingen worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast met betrekking tot de misdrijven waarbij hen schade is toegebracht.
De benadeelde partij [naam 6] zal niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard, omdat niet is gebleken dat de benadeelde partij nog schade heeft van de overval op de golfbaan, aangezien alle in de vordering genoemde schadeposten door de verzekeraar zijn vergoed.
13 Beslissingen
Verklaart het in zaak A, onder 2, en het in zaak B, onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A, onder 1, 3 en 4, ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Voortgezette handeling van
- diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit
van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
- medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd;
Handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, onder a, van de Wet wapens en munitie;
en
handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1, van de Wet wapens en munitie;
Medeplegen van afpersing.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Patroon
OZKURSAM
5004979 (bevat dna AAID6270NL);
8 1.00 STK USB-stick (memorykaart)
9 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
12 1.00 STK Zaktelefoon Kl: zwart
14 1.00 STK Tas
15 1.00 STK Tas
16 1.00 STK Mitrailleur
AK 47
4004945 (BLIJFT BIJ WME GEDEPONEERD ZIT HIT OP)
29 1.00 STK Sporttas
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van:
3 1.00 STK Tas Kl: zwart
4 1.00 STK Bril Kl: oranje
32 17.00 STK Papier
-
Diverse kopieën identiteitsbewijzen 5004940
33 1.00 STK Briefpost
34 1.00 STK Foto
Gelast de teruggave aan verdachte van:
19 1.00 STK Horloge Kl: blauw
Wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] , toe tot € 1.500,- (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 23 april 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] , € 1.500,- (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 23 april 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 25 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover door of namens verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen is voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [naam 2], wonende te [woonplaats] , toe tot € 2,915,21 (tweeduizendnegenhonderdvijftien euro en eenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 10 mei 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [naam 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 2] , € 2,915,21 (tweeduizendnegenhonderdvijftien euro en eenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 10 mei 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 39 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover door of namens verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam 2] en [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in hun vorderingen zijn.
Verklaart de benadeelde partijen [naam 5] , [naam 1] en [naam 6] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en F.W. Pieters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2017.