5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
in de periode van 27 september 2013 tot en met 30 juni 2016 op meerdere plaatsen in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij toen en daar op tijdstippen in voormelde periode telkens van een aantal geldbedragen, te weten: 201 contant gestorte geldbedragen bij BP-post in België voor een totaalbedrag van 10.024.790,00 euro, de herkomst verhuld en verhuld wie de rechthebbende van die geldbedragen was en voornoemde geldbedragen voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
dat anderen in de periode van 8 oktober 2012 tot en met 6 maart 2017 op meerdere plaatsen in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt,
immers hebben die anderen, toen en daar op tijdstippen in voormelde periode, van een aantal geldbedragen, te weten: 97 contante geldbedragen voor een totaalbedrag van € 9.658.150,00, ten behoeve van de aankoop van auto’s, de herkomst verhuld en verhuld wie de rechthebbende van die geldbedragen was en voornoemde geldbedragen voorhanden gehad en overgedragen, terwijl zij wisten dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
tot het plegen van dit misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest, en opzettelijk middelen en inlichtingen heeft verschaft, bestaande uit het volgende:
- verdachte is naar autobedrijven gereisd en
- verdachte heeft bij autobedrijven volmachten overhandigd/afgegeven waaruit zou
blijken dat hij, verdachte, gemachtigd is om namens buitenlandse vennootschappen
auto’s aan te kopen en
- verdachte heeft identiteitsbewijzen en buitenlandse bedrijfsgegevens beschikbaar gesteld en
- verdachte heeft bij autobedrijven papieren/documenten ondertekend en
- verdachte is met personeel van een autobedrijf op de foto gegaan.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 6 maart 2017 te Boxmeer telkens in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand en artikel 17 van de Participatiewet, opgelegde verplichtingen, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk verzwegen voor en/of nagelaten te melden aan het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Boxmeer dat hij, verdachte, in voornoemde periode:
- vermogen bezat en over vermogen beschikte, namelijk:
* een groot aantal verstuurde contante geldbedragen aan het buitenland, en
* een aantal contante geldbedragen ontvangen vanuit het buitenland en,
- op geld waardeerbare arbeid heeft verricht, namelijk grootschalige aankoop van auto's, al dan niet als gevolmachtigde van buitenlandse ondernemingen,
zulks terwijl deze feiten konden strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, krachtens de Wet werk en bijstand en/of de Participatiewet en/of voor de hoogte en/of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming;
op 6 maart 2017 te Boxmeer in het bezit was van een reisdocument als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Frans paspoort
ten name van [naam 6] voorzien van documentnummer [nummer] en
afgegeven op 19 juni 2012, waarvan hij wist dat het reisdocument vals was, bestaande de valsheid hieruit:
- afwijkende en onjuiste reflectie bij het aanstralen van de houderpagina
en visapagina's en binddraad van voornoemd reisdocument onder UV-licht en
- afwijkende kenmerken aan imitatie watermerk in visapagina's en
- afwijkende druktechniek en
- niet leesbare microtekst in ondergrondbedrukking en
- afwijkend optisch variabel beeld en
- ontbreken van het documentnummer aan de binnenzijde van het schutblad, en
- ontbreken tweede foto op houderpagina en
- ontbreken van het OCR-B in de machine leesbare strook;
ten aanzien van feit 4 (eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde)
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 6 maart 2017 te Boxmeer, vijf reisdocumenten en/of identiteitskaarten, te weten:
- een Nederlands paspoort op naam van [naam 7] voorzien van
documentnummer [nummer] en afgegeven op 26 januari 2015), en
- een Nederlandse identiteitskaart op naam van [naam 8]
voorzien van documentnummer [nummer] en afgegeven op 17 juni 2011 en
- een Nederlands paspoort op naam van [naam 9] voorzien van
documentnummer [nummer] en afgegeven op 24 september 2008 en
- een Nederlands paspoort op naam van [naam 10]
voorzien van documentnummer [nummer] en afgegeven op 10 april 2012 en
- een Bulgaarse identiteitskaart op naam van [naam 11] voorzien van
documentnummer [nummer] en afgegeven op 10 november 2010,
voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die Nederlandse
paspoorten en identiteitsbewijzen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
op tijdstippen in de periode van 1 april 2013 tot en met 6 maart 2017 te Boxmeer en Ter Apel anders dan door valsheid in geschrift, opzettelijk niet naar waarheid gegevens heeft verstrekt aan medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de regiopolitie Groningen unit vreemdelingenpolitie, zijnde degenen door wier tussenkomst een verstrekking, te weten een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, werd verleend, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk valselijk verklaard
- dat hij alleen Arabisch en een beetje Engels spreekt, dit terwijl
verdachte ook de Griekse taal machtig is, en
- dat hij niet eerder een visum voor een Europees land verstrekt heeft
gekregen en niet eerder voor een langere periode in een ander Europees
land heeft verbleven, dit terwijl uit het paspoort van hem, verdachte, blijkt
dat hij voor verschillende periodes verschillende soorten visums heeft
gekregen en (vervolgens) voor langere periodes in die landen heeft verbleven en
- dat hij geen andere identiteitspapieren bij zich had dan zijn zogenaamde
zeemansboekje en militair zakboekje, dit terwijl verdachte ook de
beschikking had over zijn Syrisch paspoort, en
- dat zijn laatste woon- en/of verblijfadres in Syrië was, dit terwijl uit het
paspoort van hem, verdachte, blijkt dat dit Griekenland was,
zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte wist
dat de verstrekte gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes
recht op die verstrekking;
in de periode van 8 februari 2011 tot en met 6 maart 2017 te Boxmeer
geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk:
- een verklaring aanvang activiteiten van natuurlijk persoon,
ondernemer opgesteld in de Griekse taal;
- een in het Duits vertaalde Griekse volmacht van [naam 5] (volmachtgever);
- een Griekse volmacht van [naam 2] (volmachtgever);
opzettelijk deze vervalste geschriften voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist
dat deze geschriften bestemd waren voor gebruik, als ware deze echt en onvervalst, bestaande de vervalsing hieruit:
- persoonsnamen, geboortedata en andere identificerende gegevens, stukken
tekst/verklaringen, stempels en handtekeningen zijn vanuit andere geschriften
geknipt/gekopieerd en geplakt in de valselijk opgemaakte/vervalste documenten;
- met behulp van tipp-ex en het herhaaldelijk kopiëren is bovenstaand knip/plakwerk verborgen of geprobeerd te verbergen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 onder A, 1 onder B subsidiair, 2, 3 en 4 (eerste cumulatief alternatief ten laste gelegde,) en 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 onder A
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
ten aanzien van feit 1 onder B subsidiair
medeplichtigheid bij het plegen van witwassen een gewoonte maken;
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of de hoogte of duur van de verstrekking;
een reisdocument voorhanden hebben, waarvan hij weet dat het vals is;
anders dan door valsheid in geschrift opzettelijk niet naar waarheid gegevens verstrekken aan degenen door wie of door wiens tussenkomst enig verstrekking wordt verleend, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf en terwijl hij weet dat de verstrekte gegevens van belang zijn voor de vaststelling van recht op die verstrekking of de duur van een dergelijk verstrekking;
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voorhanden hebben, terwijl hij weet dat of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
23 1.00 STK Zaktelefoon
IPHONE 6
BE05.02.01.001 iPhone 6 zwart hoesje
24 1.00 STK Zaktelefoon
IPHONE 6
BE05.02.01.002 iPhone 6 met geel hoesje
Gelast de teruggave aan verdachte van:
25 1.00 STK Computer
IPAD AIR
be05.02.02.001 IPad air
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 maart 2018.