5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode 22 mei 2016 tot en met 7 november 2016 te Zaandam,
tezamen en in vereniging met anderen,
1. [naam 4] en
2. [naam 3] en
3. [naam 1] en
4. [naam 5] en
5. [naam 2] en
6. [naam 6]
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven en/of gehuisvest,
met het oogmerk van uitbuiting van die personen,
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, bovengenoemde personen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die personen,
immers hebben verdachte en zijn mededaders, bovengenoemde personen
- laten slapen op planken in lege plekken in schappen en/of stellingen en/of op tafels en voor die slaapplaatsen geen matrassen gegeven en voor die slaapplaatsen laten werken en/of
- instructies gegeven indien er een controle zou plaatsvinden en opgelegd dat in geval van een controle bovengenoemde personen moesten verklaren dat zij:
• 10 euro per uur verdienen en
• 2 uur per dag in de wasserij werken en
• maximaal 20 uur aan het werk zijn in de wasserij en
- geen arbeidscontract verstrekt, terwijl dit wel is beloofd door verdachte of zijn mededaders en
- geen loon en/of te weinig loon uitbetaald en
- lange werkdagen laten maken en/of ook ‘s nachts laten werken en
- onder hoge temperatuur laten werken en/of slapen en
- laten werken met (een) niet goed werkende machine(s),
- terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat die bovengenoemde personen de Nederlandse taal niet machtig zijn en
- terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat die bovengenoemd(e) perso(o)n(en) geld nodig heeft/hebben om diens/dier gezin(nen) te onderhouden en/of voor vliegtickets om diens/dier gezin(nen) naar Nederland te laten komen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding partieel nietig, voor zover het onder 1 ten laste gelegde ziet op andere dan de zes expliciet genoemde personen.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van [naam 6] toe tot € 1.300,- (dertienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 november 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 6] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 6] € 1.300,- (dertienhonderd euro) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 november 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 23 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [naam 4] toe tot € 1.380,06 (dertienhonderd en tachtig euro en zes cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 november 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 4] € 1.380,06 (dertienhonderd en tachtig euro en zes cent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 november 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 23 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [naam 3] toe tot € 1.445,10 (veertienhonderd en vijfenveertig euro en tien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 november 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 3] € 1.445,10 (veertienhonderd en vijfenveertig euro en tien cent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 november 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 24 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. N.A.J. Purcell en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 maart 2018.