RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 april 2018 in de zaak tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Taste of Africa B.V., te Badhoevedorp, verzoeker
(gemachtigde: mr. J.G. Roethof),
de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. B. Vringer).
Overwegingen
1. Verzoeker exploiteert sinds 3 juni 2015 op het adres [adres] te Amsterdam een restaurant onder de naam Taste of Africa. De onderhavige exploitatievergunning heeft verweerder op 1 juni 2016 aan verzoeker verleend en is geldig tot 1 oktober 2018. Verweerder heeft hieraan voorwaarden verbonden. Zo heeft verweerder vastgesteld dat als openingstijden het restaurant op zondag tot en met donderdag geopend mag zijn van 07.00 tot 01.00 uur. Op vrijdag en zaterdag mag het restaurant tot 03.00 uur geopend zijn. Verweerder heeft als een van de voorwaarden gesteld dat het restaurant niet op andere tijden dan hierboven vermeld open mag zijn voor bezoekers.
2. Verzoeker heeft zich niet altijd gehouden aan de openingstijden zoals die door verweerder zijn vastgesteld. Verweerder heeft daarom al eerder maatregelen tegen verzoeker genomen op grond van zijn Handhavingsstrategie Horeca en slijterijen 2013 (de Handhavingsstrategie).
2.1.
Zo heeft verweerder op 6 maart 2017 een bestuurlijke waarschuwing aan verzoeker opgelegd (stap 0 van de Handhavingsstrategie), omdat verweerder heeft geconstateerd dat verzoeker op 30 januari 2017 de openingstijden heeft geschonden.
2.2.
Op 23 juni 2017 heeft verweerder, vanwege constateringen dat verzoeker in de maanden maart, april en mei 2017 zeven keer de openingstijden heeft overtreden, de exploitatievergunning van verzoeker gedurende de periode van 5 tot en met 11 juli 2017 ingetrokken (stap 2). Verweerder heeft op basis van het handhavingsbeleid en de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheid besloten stap 1 over te slaan, omdat verzoeker structureel en bewust de sluitingstijden overtreedt.
3. Op 15 maart 2018 heeft verweerder de exploitatievergunning van verzoeker op grond van artikel 3.24, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 3.12 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 gemeente Amsterdam (APV) voor onbepaalde tijd ingetrokken (het bestreden besluit, stap 3). Dit houdt in dat verzoeker met ingang van 1 april 2018 zijn restaurant heeft moeten sluiten en gesloten moet houden.
3.1.
Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat is gebleken dat verzoeker op 8 en 9 oktober 2017 de sluitingstijden wederom heeft overtreden. Uit meldingen van de politie Amsterdam-Amstelland, wijkteam Zuidoost-Bijlmermeer, komt het volgende naar voren. Op 8 oktober 2017 vond om 03.10 uur (tien minuten na sluitingstijd) een controle plaats, waarbij is geconstateerd dat ongeveer veertig mensen in de zaak aanwezig waren en dat meerdere nog een drankje hadden. Ook stond de muziekinstallatie en sfeerverlichting nog aan. Diverse klanten verklaarden net eten te hebben besteld. De beveiliger verklaarde dat hij aan verzoeker meerdere keren heeft aangegeven op tijd te stoppen, maar dat verzoeker aangaf nog even door te willen gaan. Op 9 oktober 2017 vond wederom controle plaats na sluitingstijd, om 01.10 uur. Hierbij is geconstateerd dat ongeveer vijftien mensen aanwezig waren en dat linksachter in de zaak vier mensen in de VIP-ruimte een consumptie zaten te nuttigen. De aanwezige beveiliger heeft verklaard dat dit klanten waren.
4. Verzoeker is het niet eens met de intrekking van de exploitatievergunning. Hij betwist dat hij op 8 oktober 2017 een overtreding de sluitingstijden heeft overtreden. Op het moment van controle bevonden er zich geen veertig mensen in het restaurant. Degenen die er wel waren, betroffen uitsluitend personeelsleden. Verzoeker erkent dat op 9 oktober 2017 een overtreding van de sluitingstijden heeft plaatsgevonden, maar dat ging maar om drie klanten. Het restaurant zal naar verwachting door de intrekking moeten sluiten, dit staat niet in verhouding tot deze lichte overtreding. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft verzoeker beelden van ‘zaal rechts’ van de beveiligingscamera in zijn restaurant overgelegd van de controletijdstippen op 8 en 9 oktober 2018.
4.1.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter aan de hand van een plattegrond van het restaurant geconstateerd dat de overgelegde beelden van ‘zaal rechts’ geen volledig beeld van het restaurant geven. Zo geven de beelden geen zicht op de ruimte links van de entree, de VIP-ruimte en de ruimte die op de plattegrond aangeduid is als ‘poolkamer’. Anders dan verzoeker betoogt, geven deze beelden van ‘zaal rechts’ dan ook geen totaalbeeld van de ruimte. Dat er op de door verzoeker overgelegde beelden van de beveiligingscamera ‘zaal rechts’ van 8 oktober om 03.10:13 uur, 03:10:29 en om 03:11:11 uur geen veertig mensen te zien zijn, kan daarom niet uitsluiten dat er nog meer mensen aanwezig waren links van de entree, in de VIP-ruimte en/of de poolkamer. Bovendien heeft verzoeker zelf aangegeven dat de personen die te zien zijn op de beelden van 8 oktober 2018 niet allemaal personeelsleden zijn. Naast de personeelsleden heeft verzoeker drie personen op de beelden geduid als een klant die haar jas was vergeten en deze komt ophalen, een klant die zijn telefoon was vergeten en die kwam ophalen en de vriend van een serveerster die haar kwam ophalen. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, is niet gesteld of gebleken dat hun aanwezigheid om dringende redenen noodzakelijk was, zoals is bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de APV. Verweerder heeft er ook terecht op gewezen dat op het beeld van 03.10:13 uur personen te zien zijn die verzoeker niet heeft geduid. Verzoeker heeft met de camerabeelden dan ook niet aannemelijk gemaakt dat getwijfeld kan worden aan de waarnemingen van de politie en dat op 8 oktober 2017 de openingstijden niet zijn overtreden.
4.2.
Ter zitting heeft verzoeker nog beelden van ‘zaal links’ van de beveiligingscamera getoond op zijn telefoon. Dit zijn beelden van 8 oktober 2017 om 03.13 uur. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat deze beelden van een ander tijdstip zijn dan van de overgelegde beelden van ‘zaal rechts’, zodat ook deze geen aanleiding kunnen geven om te twijfelen aan de constateringen zoals die zijn gedaan door de politie. Niet kan immers worden uitgesloten dat bezoekers zich in de tussentijd naar elders in het restaurant of buiten hebben begeven.
4.3.
Op de beelden van 9 oktober 2017 van 01:14:48, van 01:14:34 en van 01:12:39 is in ‘zaal rechts’ te zien dat, naast enkele personeelsleden, de vriend van de serveerster wederom aanwezig is, drie klanten en een klant die terugkwam om het toilet te gebruiken. Verzoeker betwist deze constatering niet.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat, gelet op het voorgaande, de camerabeelden vooralsnog geen aanleiding geven om te twijfelen aan de constateringen van de politie op 8 en 9 oktober 2017.
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de intrekking van de exploitatievergunning evenredig is aan de door verzoeker gepleegde overtredingen. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat gezien de voorgeschiedenis van waarschuwingen en opgelegde maatregelen voor dezelfde soort overtredingen, anders dan verzoeker stelt, niet kan worden geconcludeerd dat verweerder het bestreden besluit lichtzinnig heeft genomen. Dat verzoeker op 8 oktober 2017 is gecontroleerd en de dag erna wederom de openingstijden heeft overtreden, duidt er bovendien niet op dat verzoeker, zoals hij ter zitting heeft betoogd, continu op scherp staat om zich te kunnen conformeren aan de door verweerder gestelde openingstijden.
4.6.
Tot slot maakt het enkele feit dat een maatregel ingrijpend van aard is, deze niet ook een punitieve sanctie. Zie in dit verband ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP2763.
5. Uitgaande van de huidige stand van zaken heeft verzoekers bezwaar, gelet op het voorgaande, geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bode, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Journée, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: