RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/650598-16 (Promis)
Datum uitspraak: 18 april 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen (met kracht) met een (gebroken) fles en/of glas, in elk geval een voorwerp, in/op het hoofd heeft geslagen en/of gesneden en/of gestoken en/of eenmaal of meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
getrapt en/of geschopt en/of geduwd (ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen ten val is gekomen);
hij op of omstreeks 2 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een (gebroken) fles en/of glas, in elk geval een voorwerp, in/op het hoofd heeft geslagen en/of gesneden en/of gestoken en/of eenmaal of meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt en/of geduwd (ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen), waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 2 oktober 2016 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] met kracht met een glas, op het hoofd heeft geslagen
op 2 oktober 2016 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6 De strafbaarheid van het feit
Noodweer
De raadsman heeft zich ten aanzien van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat sprake is van een noodweersituatie. Bij het feit zou verdachte niet de agressor zijn geweest, maar [slachtoffer] . Nadat er een woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, zou [slachtoffer] geïrriteerd zijn geworden. Uit de camerabeelden zou blijken dat [slachtoffer] steeds in de richting van verdachte kijkt en wijst. Nadat verdachte terugkeert naar de bar zou [slachtoffer] verdachte hebben aangevallen waarna een schermutseling heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft zich hierbij moeten verdedigen. Verdachte moet om die reden worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich eveneens op het standpunt gesteld dat er sprake is van een noodweersituatie. Verdachte is rustig naar buiten gelopen. Verdachte is buiten op een agressieve wijze door [slachtoffer] benaderd waarna zij weer in een schermutseling zijn geraakt. Verdachte heeft zich weer tegen [slachtoffer] moeten verdedigen en dient om die reden te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt het verweer op noodweer nu feitelijke grondslag hiertoe ontbreekt. De rechtbank verwijst hierbij naar de bewijsmiddelen waaruit volgt dat verdachte zowel binnen als buiten het café [naam café] de agressor was en er geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
9 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10 Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde:
poging tot zware mishandeling.
ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 150 (honderdvijftig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 (vijfenzeventig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. N.A.J. Purcell en J.M.L.I. van Hommerich, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Todorov, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2018.