ABN AMRO was de bank van rekeninghouders [eisers] Vaststaat dat mevrouw [eiser 1] de onderhavige betaalopdrachten bevoegd en welbewust heeft verricht. ABN AMRO is verplicht gevolg te geven aan een ten laste van haar rekeninghouder gegeven betaalopdracht. Uitgangspunt is dat banken (geautomatiseerde) overboekingen niet controleren en dat zij dat ook niet hoeven te doen (vgl. artikel 7:542 BW).
De stelling van [eisers] dat ABN AMRO een verdergaande zorgplicht ten aanzien van de monitoring van het betalingsverkeer had dan voornoemd, namelijk uit hoofde van de Wft en de daarop gebaseerde regelgeving, kan niet slagen. De Wft bevat een aantal normen voor zorgvuldige dienstverlening welke voor een deel van toepassing zijn op financiële dienstverleners. Deze normen hebben met name betrekking op de advisering over en de aanbieding van producten van de bank. De daarop geschreven specifieke regels uit de Wft en de daarop berustende nadere regelgeving, daaronder begrepen het ‘ken uw cliënt’-principe in artikel 4:23 Wft en de uitwerking daarvan in artikel 14 Brp, zijn in de onderhavige situatie evenwel niet van toepassing. Vaststaat immers dat ABN AMRO jegens haar cliënten [eisers] slechts heeft opgetreden als betaaldienstverlener, ter uitvoering van betalingstransacties als bank van de opdrachtgevende rekeninghouder.
Anders dan [eisers] aanvoeren doet de omstandigheid ABN AMRO dat [eisers] had aangemerkt als “preferred banking relatie” hier niet aan af. ABN AMRO heeft immers onbetwist aangevoerd dat deze kwalificatie in het onderhavige geval niet meebracht dat de dienstverlening van ABN AMRO verder reikte dan die van betaaldienstverlener.
Hieruit volgt dat [eisers] geen beroep kunnen doen op bedoelde specifieke zorgplichten (vgl rechtbank Amsterdam ECLI:NL:RBAMS:2015:9493, gerechtshof Den Bosch ECLI:NL:GHSHE:2016:3435). Indien specifieke regels uit de Wft niet van toepassing zijn, fungeert de generieke zorgplichtbepaling van artikel 4:24a Wft, welke uitsluitend van toepassing is op financiële dienstverleners, als vangnetbepaling. De wetgever heeft met deze open norm geen uitgebreidere zorgplicht beoogd dan de reeds bestaande civielrechtelijke zorgplicht, die in de relatie tussen een bank en haar rekeninghouder moet worden gebaseerd op de zorg van een goed opdrachtnemer, de algemene bankvoorwaarden en de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. De zorgplicht van de bank in dit verband houdt derhalve in dat zij, zoals in artikel 4:24a Wft staat, rekening dient te houden met de gerechtvaardigde belangen van haar rekeninghouder (vgl ECLI:NL:RBAMS: 2015:9493).
Nu de rol van ABN AMRO in de onderhavige cliëntrelatie beperkt was tot die van betaaldienstverlener, was de zorgplicht waartoe ABN AMRO jegens [eisers] in beginsel beperkt tot het optimaliseren van het betalingsverkeer op hun rekening als hiervoor is omschreven. Anders dan [eisers] stelt, valt ABN AMRO ten aanzien van uitvoeren van de betaalopdrachten zonder nadere monitoring in beginsel dus geen verwijt te maken.