4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de als bijlage II aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1
hij in de periode van 8 juli 2016 tot en met 12 juli 2016 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een grote hoeveelheid kleding ter waarde van ongeveer 15.048,69 euro, toebehorende aan winkelbedrijf [naam winkel] , waarbij hij, verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot voornoemd bedrijfspand hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een ruit van voornoemd bedrijfspand;
Ten aanzien van feit 2
hij in de periode van 9 juli 2016 tot en met 16 juli 2016 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een grote hoeveelheid flessen parfum ter waarde van ongeveer 10.368,44 euro, toebehorende aan winkelbedrijf DA Drogist, waarbij hij, verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot voornoemd bedrijfspand hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een ruit van de voordeur van voornoemd bedrijfspand;
Ten aanzien van feit 3
hij op 20 juli 2016 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen een grote hoeveelheid zonnebrillen ter waarde van (ongeveer) 41.696,95 euro, toebehorende aan winkelbedrijf Optiek [naam Optiek] , waarbij hij, verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot voornoemd bedrijfspand hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een ruit van de deur van voornoemd bedrijfspand;
Ten aanzien van feit 4
hij in de periode van 2 mei 2016 tot en met 24 juli 2016 te Amsterdam, een motorscooter merk Aprillia Sportcity 250 CC (framenummer: [framenummer] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
9 Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
Vordering benadeelde partij [naam aangever] Detail B.V. (feit 1)
De benadeelde partij [naam aangever] Detail B.V. vordert € 4.376,03 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [naam aangever] Detail B.V. geheel wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijk rente, en dat daarnaast de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De vordering is met stukken onderbouwd.
Ontvankelijkheid
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat [naam aangever] namens de B.V. is gemachtigd om de vordering in te dienen. Een uittreksel van de Kamer van Koophandel daartoe ontbreekt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het feit dat [naam aangever] is gemachtigd om namens [naam aangever] Detail B.V. de vordering in te dienen. De rechtbank acht de benadeelde partij daarom ontvankelijk in de vordering.
Vliegticket
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de gevorderde reiskosten op een later tijdstip niet zouden hoeven te worden betaald. De reiskosten zijn daarom geen extra kosten. De raadsman heeft daarom verzocht dit gedeelte af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde reiskosten die zien op het vliegticket toewijzen, nu uit de toelichting bij de bijlage blijkt dat de benadeelde partij eerder van zijn vakantie heeft moeten terugkeren om de gevolgen van de inbraak op te vangen. Deze kosten zijn een rechtstreeks gevolg van de inbraak.
Bedrijfsschade
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de bedrijfsschade om twee redenen moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten eerste is de b.v. akkoord gegaan met het voorstel van de verzekeringsmaatschappij. Er is niet inzichtelijk gemaakt waar de gevorderde hogere kosten vandaan komen. Ten tweede moet de bedrijfsschade worden verminderd met de waarde van de goederen die aan de benadeelde partij zijn teruggegeven door de politie.
De benadeelde partij zal ten aanzien van de gevorderde bedrijfsschade niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De rechtbank is – met de raadsman – van oordeel dat uit de vordering niet is gebleken of, en zo ja, welke goederen aan de benadeelde partij zijn teruggegeven. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Eigen risico, overige reiskosten, tijdelijke voorzieningen
Het eigen risico, de overige reiskosten en de factuur voor de tijdelijke voorzieningen zijn niet betwist en zijn voldoende onderbouwd. Deze posten zullen daarom worden toegewezen.
De vordering van benadeelde partij [naam aangever] Detail B.V. zal dus worden toegekend tot een totaalbedrag van € 1.877,99. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 juli 2016 tot aan de dag dat de hele vordering is voldaan.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De schadevergoedingsmaatregel is een zelfstandige strafrechtelijk maatregel die beoogt een door een strafbaar feit benadeelde te versterken in zijn positie tot herstel van de rechtmatige toestand. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag de benadeelde de inspanningen om dat herstel te bereiken zoveel mogelijk uit handen te nemen. Die inspanningen worden door het opleggen van de maatregel in handen gelegd van het openbaar ministerie (de Staat). Nu de benadeelde in de onderhavige zaak evenwel een commerciële onderneming van enige omvang betreft, verhoudt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zich niet met het voormeld doel van die maatregel. Om die reden zal de schadevergoedingsmaatregel niet aan de verdachte worden opgelegd.
Voor het overige zal [naam aangever] Detail B.V. niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vordering benadeelde partij DA Drogisterij Buitenhof (feit 2)
De benadeelde partij DA Drogisterij Buitenhof vordert € 17.227,77 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel en hoofdelijk wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en dat daarnaast de schade- vergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De vordering is goed onderbouwd.
Ontvankelijkheid
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat [naam 2] namens DA Drogisterij Buitenhof de vordering heeft ingediend, terwijl niet is gebleken dat namens die DA Drogisterij aangifte van inbraak is gedaan. Ook kan niet worden vastgesteld dat [naam 2] namens die DA Drogisterij is gerechtigd de vordering in te dienen. Het uittreksel van de Kamer van Koophandel is daartoe te gedateerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het feit dat [naam 2] namens DA Drogisterij Buitenhof aangifte heeft gedaan. [naam 2] heeft in de aangifte verklaard dat hij eigenaar is van DA Drogist. [naam 2] heeft daarnaast ter terechtzitting verklaard dat het uittreksel van de Kamer van Koophandel weliswaar is gedateerd, maar dat in de feitelijk situatie niets is veranderd. De rechtbank ziet geen aanleiding die verklaring voor onjuist te houden, en acht de benadeelde partij ontvankelijk in de vordering.
Vermindering vordering teruggegeven goederen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden verminderd met de waarde van de goederen die aan de benadeelde partij zijn teruggegeven door de politie. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat een opgave van de teruggegeven goederen ontbreekt en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De vordering moet daarom voor dit gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tot een vermindering te komen. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat de politie met een aantal flessen parfum bij de winkel langs is geweest ter identificatie van de goederen. Het kleine aantal flessen dat is teruggegeven aan de benadeelde partij kon niet meer worden verkocht en is weggegooid. De verpakkingen ontbraken, waren stuk of waren voorzien van stickers door de politie.
Inkoopwaarde weggenomen goederen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het gedeelte van de vordering dat ziet op de inkoopwaarde van de weggenomen goederen moet worden afgewezen, omdat daarvan geen bewijsstukken zijn overgelegd en dus onvoldoende is onderbouwd.
Uit het overzicht inventarisatie resultaten dat als bijlage bij de aangifte en de vordering is gevoegd, maakt de rechtbank op dat de ‘voorraadwaarde’ gelijk is aan de inkoopwaarde. Met dit overzicht acht de rechtbank deze post voldoende onderbouwd en zal deze post worden toegewezen.
De vordering van benadeelde partij DA Drogisterij Buitenhof zal dus worden toegekend tot een totaalbedrag van € 17.227,77. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juli 2016 tot aan de dag dat de hele vordering is voldaan.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken
De schadevergoedingsmaatregel is een zelfstandige strafrechtelijk maatregel die beoogt een door een strafbaar feit benadeelde te versterken in zijn positie tot herstel van de rechtmatige toestand. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag de benadeelde de inspanningen om dat herstel te bereiken zoveel mogelijk uit handen te nemen. Die inspanningen worden door het opleggen van de maatregel in handen gelegd van het openbaar ministerie (de Staat). Nu de benadeelde in de onderhavige zaak evenwel een commerciële onderneming van enige omvang betreft, verhoudt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zich niet met het voormeld doel van die maatregel. Om die reden zal de schadevergoedingsmaatregel niet aan de verdachte worden opgelegd.
[naam 1]
(feit 4)
De benadeelde partij [naam 1] vordert € 2.000,- aan materiële schadevergoeding en
€ 500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering in zijn geheel niet is onderbouwd.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat verdachte wordt beschuldigd van heling en niet van de diefstal van de motorscooter waar de vordering op ziet, terwijl de gestelde schade geen rechtstreeks verband oplevert met de heling. Subsidiair moet de vordering worden afgewezen omdat de motorscooter zal zijn teruggegeven aan aangever zodat hij geen schade heeft geleden. Bovendien is het gevorderde bedrag niet onderbouwd. De immateriële schade moet worden afgewezen omdat dat niet wordt toegekend bij de diefstal van een voertuig, tenzij psychische schade is vastgesteld hetgeen niet het geval is.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het (maak een keuze)onder 4 bewezen verklaarde feit. De gevorderde schade ziet immers op de diefstal van de motorscooter, terwijl verdachte wordt veroordeeld voor de heling van die motorscooter. Overigens ontbreekt een onderbouwing van de gevorderde schade.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
-
2 handschoenen, 5226110
-
handschoenen, 5226111
-
1 schroevendraaier, 5365262
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
4. 1 1 computer, Asus, 5226119
4. 1 1 motorfiets, Piaggio 125, 5318550
4. 1 1 motorrijtuig, Piaggio SKR 125, 5318553
Wijst de vordering van [naam aangever] Detail B.V., gevestigd te Delft, gedeeltelijk toe, namelijk tot € 1.877,99 (achttienhonderd zevenenzeventig euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 juli 2016 tot aan de dag van de voldoening, te betalen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam aangever] Detail B.V. voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Wijst de vordering van DA Drogisterij Buitenhof, gevestigd te Delft, hoofdelijk toe tot € 17.227,77 (zeventienduizend tweehonderd zevenentwintig euro en zevenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan DA Drogisterij Buitenhof voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart [naam 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Pünt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 mei 2018.