Ter onderbouwing van verzoek V stelt [verzoeker] dat de kosten die verband houden met het deelgeschil, daaronder begrepen het ingediende verweerschrift, begroot moeten worden op € 5.604,96, uitgaande van een uurtarief van € 285,- vermeerderd met 6% kantoorkosten en 21% BTW en een tijdsbesteding van 18 uren.
De rechtbank is van oordeel dat het opgevoerde uurtarief en aantal uren onverklaarbaar hoog zijn. Een afdoende specificatie ontbreekt. Niet wordt duidelijk gemaakt dat al deze kosten redelijkerwijs noodzakelijk waren voor het voeren van dit deelgeschil.
De rechtbank zal deze kosten dan ook matigen en komt met inachtneming van de dubbele redelijkheidstoets tot de volgende begroting. Het uurtarief zal worden vastgesteld op
€ 240,-, rekening houdend met de mate van specialisatie van de advocaat in relatie tot de relatief geringe omvang en complexiteit van de zaak. Het aantal uren dat verband houdt met het deelgeschil zal worden beperkt tot 13. Voor een opslag voor kantoorkosten is naar het oordeel van de rechtbank in de huidige tijd geen ruimte meer.
Op die basis worden de totale kosten die verband houden met het deelgeschil begroot op
€ 3.775,- (13 uren x € 240,- vermeerderd met 21% BTW). Nu [verzoeker] niet-ontvankelijk is in de verzoeken I & II, begroot de rechtbank de kosten in zoverre op nihil. De rechtbank rekent 1 /3 van de totale kosten daaraan toe. Voornoemd totaalbedrag wordt daarom verminderd met 1 / 3 deel daarvan, uitkomend op € 2.517,-. Dit betekent dat de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 2.517,-. Hieraan wordt nog toegevoegd het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 287,-.
ASR zal tot betaling daarvan aan [verzoeker] worden veroordeeld.